ECLI:NL:OGHACMB:2021:28

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
AUA2019H00107
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en verhaalsrecht van uitvoeringsorgaan AZV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. [Appellant] was slachtoffer van een verkeersongeval en had een schadevergoeding ontvangen van Nagico Insurance Aruba N.V., de verzekeraar van de aansprakelijke persoon. Hij vorderde echter ook een aanvullend bedrag van Afl. 32.847,28 van Nagico, dat ten laste van het Algemeen Fonds Ziektekosten was gemaakt. Nagico stelde dat het uitvoeringsorgaan AZV een wettelijk verhaalsrecht had en dat de vordering van [Appellant] niet kon worden toegewezen. Het Hof oordeelde dat [Appellant] tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep was gekomen, maar dat zijn grieven niet konden slagen. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en oordeelde dat [Appellant] de kosten van het hoger beroep moest dragen. De uitspraak is gedaan op 19 januari 2021.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201800348 – AUA2019H00107
Uitspraak: 19 januari 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[Appellant],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: [Appellant],
oorspronkelijk eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. M.O. Lopez,
tegen
de naamloze vennootschap
NAGICO INSURANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: Nagico,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A.Th. Kuster.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht), wordt verwezen naar het tussen partijen op 24 april 2019 uitgesproken vonnis.
1.2. [
[Appellant] is bij akte van appel op 27 mei 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een gelijktijdig ter griffie ingekomen memorie van grieven heeft hij een grief voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof de bestreden uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vordering zal toewijzen, met veroordeling van Nagico in de kosten van beide instanties.
1.3.
Nagico heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4.
Op 20 oktober 2020, de voor schriftelijk pleidooi nader bepaalde dag, hebben de gemachtigden van partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

[Appellant] is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1. [
[Appellant] is slachtoffer van een verkeersongeval. De aansprakelijke persoon is verzekerd bij Nagico, een verzekeraar, bedoeld in de
Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen(LAM). Nagico heeft aan [Appellant] uitgekeerd als schadevergoeding: Afl. 117.152,72.
4.2.
De (minimale) verzekerde som, bedoeld in artikel 14 LAM (zie hierna), is Afl. 150.000,- (A.B. 2016 no. 12). Deze geldt in casu voor de verzekering van de aansprakelijke persoon, zodat nog resteert: Afl. 32.847,28.
4.3. [
[Appellant] vordert dat ook deze Afl. 32.847,28 door Nagico aan hem wordt uitbetaald. Ten laste van het Algemeen Fonds Ziektekosten, bedoeld in de
Landsverordening algemene ziektekostenverzekering(LAZV), zijn echter in verband met het verkeersongeval medische kosten gemaakt ten behoeve van [Appellant]. Volgens Nagico heeft het uitvoeringsorgaan, bedoeld in de LAZV, een wettelijk verhaalsrecht (artikelen 36a en 38 lid 2 LAZV) en heeft het eveneens jegens Nagico een eigen recht op schadevergoeding (artikel 6 LAM).
4.4.
Het Gerecht heeft de vordering van [Appellant] afgewezen. Hiertegen richt zich het hoger beroep tevergeefs.
4.5.
Artikel 1 LAM luidt:
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:
(…)
benadeelden : zij die schade hebben geleden, die grond oplevert voor toepassing van deze landsverordening, alsmede hun rechtverkrijgenden;
(…).
4.6.
Artikel 6 LAM luidt:
1. De benadeelde heeft jegens de verzekeraar door wie de aansprakelijkheid volgens deze landsverordening is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding. Het tenietgaan van zijn schuld aan de verzekerde bevrijdt de verzekeraar niet jegens de benadeelde, tenzij deze is schadeloos gesteld. Indien de benadeelde, als beledigde partij in een strafgeding tegen de aansprakelijke persoon, zijn vordering tegen deze beperkt tot het wettelijk maximum, is deze beperking niet van invloed op zijn vordering tegen de verzekeraar.
2. Indien er bij een ongeval meer dan een benadeelde is en het totaalbedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid teruggebracht tot het beloop van die som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.
4.7.
Artikel 14 LAM luidt:
De som of sommen, waarvoor de in deze landsverordening bedoelde verzekering ten minste moet zijn gesloten, worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald.
4.8.
Artikel 36a LAZV luidt:
1. Voor ten laste van het Fonds gebrachte kosten heeft het uitvoeringsorgaan verhaal op:
a. degene die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, aanspraken als verzekerde heeft doen gelden;
b. degene die, wetende of redelijkerwijs kunnende vermoeden dat betrokkene geen verzekerde is, medewerking verleent aan het toekennen van aanspraken als bedoeld in onderdeel a;
c. degene die in verband met het veroorzaken van een feit dat aanleiding geeft tot het maken van die kosten jegens de desbetreffende verzekerde naar burgerlijk recht aansprakelijk is;
d. de verzekerde wiens letsel het gevolg is van handelen zijnerzijds in strijd met een wettelijk gebod of verbod.
2. Het verhaalsrecht, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bestaat tot het bedrag waarvoor de betrokken derde, bij het ontbreken van aanspraken krachtens deze landsverordening, naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met het bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan die derde jegens de verzekerde naar burgerlijk recht aansprakelijk gehouden is.
3. Het uitvoeringsorgaan neemt verhaal als bedoeld in het eerste lid, tenzij aanstonds duidelijk is dat:
a. de kosten van verhaalsneming meer zullen bedragen dan de daaruit te verkrijgen opbrengsten;
b. aan de derde op reguliere basis bijstand wordt verleend krachtens de Landsverordening maatschappelijke hulp (AB 1989 no. GT 27).
4.9.
En artikel 38 lid 2 LAZV:
2. Het uitvoeringsorgaan heeft voor de ten laste van het Fonds gebrachte kosten verhaal op een derde die, in verband met het veroorzaken van een feit dat aanleiding geeft tot het maken van die kosten, jegens de verzekerde naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het verhaalsrecht bestaat tot ten hoogste het bedrag waarvoor de derde, bij het ontbreken van de aanspraken krachtens deze landsverordening, naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de
derde jegens de verzekerde naar burgerlijk recht gehouden is.
4.10.
Het Hof begrijpt uit de memorie van grieven dat volgens [Appellant] het AZV-uitvoeringsorgaan
in rechteaanspraak moet maken op schadevergoeding. Dit is onjuist. Als het uitvoeringsorgaan gemotiveerd en naar tevredenheid van Nagico – die beducht moet zijn nadien als niet ‘te goeder trouw’ te worden aangemerkt (artikel 6 lid 2, tweede volzin, LAM) – opgave doet van de ten behoeve van [Appellant] gemaakte kosten, dan is een gerechtelijke procedure zinloos en verspilling van geld en menskracht, niet alleen van het AZV-uitvoeringsorgaan en Nagico maar ook van de rechterlijke instanties, dus mede ten détrimente van de openbare middelen.
4.11.
De stelling van [Appellant] dat het AZV-Fonds of de beheerder daarvan, het AZV-uitvoeringsorgaan dat rechtspersoon is, geen ‘benadeelde’ is, bedoeld in de artikelen 1 en 6 LAM, welke stelling ingaat tegen de vaste praktijk hier te lande (zie het materiaal door Nagico overgelegd bij conclusie van antwoord), gaat niet op.
4.12.
De regeling van de aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden (LAM-AUA, LAM-CUR, LAM-SXM en WAM BES) is ontleend aan die van de Nederlandse
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen(WAM). De verschillen tussen beide regelingen zijn voor het hier te beslissen geval niet relevant. Mede gelet op het in artikel 39 lid 1 van het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlandenneergelegde concordantiebeginsel, dient de LAM in dit geval dan ook op dezelfde wijze te worden uitgelegd als de Nederlandse WAM.
4.13.
In een Nederlandse zaak is in HR 10 augustus 1994, NJ 1995/58 (General Accident/Staat en ABP) als volgt geoordeeld:
3.3.
(…)
Reeds op grond van de geschiedenis van de WAM neemt de Hoge Raad — voor zover nodig terugkomende van hetgeen in HR 7 november 1975, NJ 1976, 332 (waarin een vergelijkbaar 'eigen recht van verhaal' aan de orde was) is overwogen ten aanzien van onderdeel 5 van het eerste middel — aan dat een lichaam aan hetwelk krachtens art. 2 VOA een verhaalsvordering toekomt voor de kosten van voorzieningen verleend ter zake van een aan een ambtenaar overkomen ongeval, wanneer dat ongeval is te wijten aan de schuld van de bestuurder van een motorrijtuig als bedoeld in de WAM, ter zake moet worden aangemerkt als benadeelde in de zin van art. 6 van deze wet, zodat het uit dien hoofde zijn verhaalsvordering rechtstreeks kan richten tegen de verzekeraar door wie de aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt. Deze opvatting was bovendien, zij het op grond van een andere motivering, ook reeds die van voormeld arrest, is in de praktijk algemeen gevolgd en in de doctrine niet omstreden. Zij strookt, tenslotte, met de op art. 1 van de Gemeenschappelijke Bepalingen gegeven toelichting, waaruit het Benelux-Gerechtshof in zijn voormeld arrest [van 16 april 1992, NJ 1992, 685;
toevoeging Hof] onder 14 heeft afgeleid dat de verdragsluitende staten het begrip 'benadeelde' ruim wilden zien verstaan, ook wat betreft de kring der gerechtigden.
Vergelijk ook impliciet HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6907, NJ 2008/58 (AXA/UWV en ABP).
4.14.
De verhaalsvordering krachtens het Nederlandse artikel 2 VOA (
Verhaalswet ongevallen ambtenaren), waar de geciteerde uitspraak van de Hoge Raad over gaat, is vergelijkbaar met die ingevolge de artikelen 36a en 38 lid 2 LAZV.
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd. [Appellant] dient de kosten van het hoger beroep te dragen

5.Beslissing

Het Hof
  • bevestigt het bestreden vonnis;
  • veroordeelt [Appellant] in de kosten van deze procedure in hoger beroep aan de zijde van Nagico gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 19 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.