Uitspraak
f124.000.000.
f124.000.000.
f127.000.000 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats komt van de beschikking van 22 november 2018.
f135.000.000.
Sehos heeft tegen de drie afzonderlijke beschikkingen beroep ingesteld omdat de budgetten volgens haar niet toereikend zijn voor de door haar werkelijk gemaakte kosten voor de verleende zorg. Het Gerecht heeft overwogen dat de door de minister toegepaste wijze van budgettering op zichzelf niet kennelijk onredelijk is. Het beroep tegen het vastgestelde budget voor 2017 heeft het Gerecht gegrond verklaard omdat daarbij, anders dan bij de andere budgetten, een doelmatigheidskorting is toegepast van 3%. Het Gerecht heeft zelf voorziend het budget op NA
f127.000.000, het budget zonder de doelmatigheidskorting, vastgesteld.
De hoger beroepen
Door niet uit te gaan van de werkelijk door Sehos gemaakte kosten is er een structureel tekort ontstaan dat een onevenredige last vormt. Desondanks werd wel van Sehos verwacht de verantwoorde zorg te blijven leveren, bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening zorginstellingen. Sehos betwist dat zij niet voldoende doelmatig met het budget is omgegaan. Daartoe verwijst zij naar het rapport "Documentatie en richtlijnen SEHOS kostprijsmodel 2016" van Performation HOTflo van november 2018, waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek is naar de kosten van Sehos in vergelijking met andere ziekenhuizen in de regio en in Nederland. Ook heeft Sehos er alles aan gedaan om de exploitatiekosten te laten dalen en daar is zij grotendeels ook in geslaagd. Sehos heeft er meermalen op gewezen niet uit te komen met de wijze van budgettering en desondanks heeft de minister in de bestreden beschikkingen de methodiek behouden, zonder in te gaan op de bezwaren van Sehos.
Ten slotte voert Sehos aan dat het budget voor de jaren 2018 en 2019 een trendbreuk laat zien, nu daarin een fors hoger zorgbudget is toegekend. Als de extra toegekende NA
f8.000.000 verband houdt met de transitie naar het CMC, zou dat ook moeten gelden voor de budgetten voor de jaren 2016 en 2017 omdat de transitie toen al was ingezet. Bovendien is de hoogte van het bedrag niet gemotiveerd. Ook wijst Sehos erop dat het budget dat voor het CMC is vastgesteld, wel is gebaseerd op een kostenraming van het CMC.
Over de tarieven stelt de minister zich op het standpunt dat het enkele feit dat die tarieven in 2009, en ook nog in 2012, zijn vastgesteld niet betekent dat ze niet kostendekkend zijn. Sehos heeft dat ook niet onderbouwd. De minister wijst er verder op dat de exploitatieresultaten van Sehos tussen 2010 en 2013 positief waren. Ook de meest recente jaarrekeningen over de jaren 2018 en 2019 laten een positief exploitatieresultaat zien van tussen de NA
f13.000.000 en NA
f14.000.000. Het Advent Ziekenhuis bereikt bijvoorbeeld ook een positief resultaat met de geldende tarieven. Er is geen wettelijke grondslag om de tarieven te indexeren en daartoe bestaat ook geen aanleiding, omdat het totale budget voor Sehos sinds 2014 is gestegen van NA
f120.000.000 naar NA
f135.000.000. Dat is meer dan de inflatie sinds 2014. Volgens de minister hangen de exploitatieverliezen vanaf 2014 samen met de toen gestegen personeelskosten, zonder dat het zorgvolume daar aanleiding toe gaf, en niet met de geldende tarieven. De minister kan er niet verantwoordelijk voor worden gehouden dat Sehos meer kosten heeft gemaakt dan de inkomsten die zij heeft genoten. Overigens stelt de minister dat het cumulatieve verlies van Sehos volgens de jaarrekeningen over de jaren 2016 tot en met 2019 slechts NA
f2.400.000 is.
Ten slotte stelt de minister zich op het standpunt dat artikel 23 van het LMTSV ruimte geeft om een hoger budget toe te kennen dan door de SVB is geadviseerd. In de jaren 2018 en 2019 is daar in verband met de overgang naar het CMC en de daarmee gepaard gaande incidentele of eenmalige kosten voor gekozen. Van dergelijke kosten was in de jaren 2016 en 2017 geen sprake. Ook kan geen vergelijking worden gemaakt met het vastgestelde zorgbudget voor het CMC, omdat dat een nieuw ziekenhuis is en er dus geen productiecijfers zijn. Daarnaast is de opzet van het CMC anders en is er in die zin ook geen sprake van gelijke gevallen. Zodra de productiecijfers bekend zijn, zal voor het CMC dezelfde - normatieve - budgetsystematiek worden gehanteerd.
"De Minister kan, gehoord de Bank, voor ten minste één jaar per zorginstelling of per zorgverlener een budget vaststellen ter dekking van de kosten van de ingevolge dit landsbesluit door die instelling of zorgverlener te verlenen zorg."
Blijkens de nota van toelichting bij het LMTSV is daarin de mogelijkheid van budgetfinanciering opgenomen met het oog op beheersing van de kosten voor de zorg. Daarbij wordt gewezen op de tendens van stijgende kosten en de noodzaak van een reductie van de kosten die drukken op de fondsen waaruit de zorg wordt betaald. Het invoeren van budgetfinanciering is een van de middelen waarmee de regering dat tracht te bereiken. Het invoeren van een budgetsysteem is facultatief. Aan artikel 23 van het LMTSV is terugwerkende kracht verleend tot en met januari 2001, met dien verstande dat voor Sehos deze bepaling terugwerkt tot en met 1 januari 2000. Hiermee is voldaan aan het bepaalde in de onderdelen 2, 3 en 5 van het met Sehos gesloten protocol. In dit protocol is overeengekomen dat honorering aan Sehos voor de zorg in het jaar 2001 verleend aan verzekerden die vallen onder de basisverzekering ziektekosten, op basis van een budget dient te geschieden. Voor de bepaling van het bedrag waarop het budget moet worden gesteld, wordt op basis van het protocol uitgegaan van de werkelijke kosten gemaakt door Sehos in het jaar 2000 ten behoeve van de verzekerden, waarbij 5% daarvan in mindering wordt gebracht, aldus de nota van toelichting.
f123.625.799 (afgerond NA
f124.000.000). De gedeclareerde verrichtingen die door de minister zijn meegenomen, zijn vermenigvuldigd met de geldende tarieven in het Eilandsbesluit. Voor zover Sehos betoogt dat deze tarieven verouderd zijn omdat ze zijn gebaseerd op het kostenniveau 2006 en sindsdien niet meer zijn aangepast, stelt het Hof vast dat deze tarieven inderdaad sinds de vaststelling ervan in 2009 niet meer zijn geïndexeerd. Dat neemt niet weg dat het wel de ten tijde van de vaststelling van de budgetten geldende wettelijke tarieven waren, die door de minister daarom terecht zijn gehanteerd. Dat het gaat om in het verleden vastgestelde, niet geïndexeerde tarieven leidt niet tot een ander oordeel, mede omdat de minister onweersproken heeft gesteld dat deze tarieven ook voor de andere instellingen van gezondheidszorg worden gehanteerd, zonder dat dit tot problemen heeft geleid. Verder acht het Hof van belang dat met de vaststelling van budgetten is beoogd Sehos te prikkelen een doelmatiger financieel beheer te voeren. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat in de "Quick scan St. Elisabeth Hospitaal" van Usona van 20 februari 2015 is vermeld dat Sehos ten tijde van de bestreden beschikkingen "een laag kostenbewustzijn" had en er sprake was van een gebrek aan "sense of urgency".
f124.000.000. Anders dan Sehos betoogt hoefde de minister dus niet uit te gaan van 90% van de daadwerkelijke exploitatiekosten die Sehos stelt te hebben gemaakt. Hieruit volgt dat de minister evenmin was gehouden om de budgetten op een andere manier vast te stellen, bijvoorbeeld volgens de methode die is gebruikt voor het budget van het ziekenhuis in Aruba.
f8.000.000 per jaar. Mede gelet op het verhandelde ter zitting acht het Hof aannemelijk dat Sehos ook in de jaren 2016 en 2017 transitiekosten heeft gehad. De minister heeft dat ook onvoldoende weersproken. Hoewel Sehos van de hoogte van deze transitiekosten geen gespecificeerde onderbouwing heeft kunnen geven, acht het Hof het - mede gelet op het feit dat Sehos inmiddels haar activiteiten als ziekenhuis heeft gestaakt - geraden om het geschil tussen partijen niet te laten voortduren. In aanmerking nemende dat de minister voor de jaren 2018 en 2019 de transitiekosten heeft vastgesteld op NA
f8.000.000 per jaar, zal het Hof - noodzakelijkerwijs enigszins arbitrair - die kosten vaststellen op NA
f2.000.000 voor het jaar 2016 en op NA
f4.000.000 voor het jaar 2017.
f126.000.000. De uitspraak van het Gerecht over het jaar 2017 moet gedeeltelijk worden vernietigd en het budget voor dat jaar moet alsnog worden vastgesteld op NA
f131.000.000.
verklaarthet hoger beroep in de zaak met nr. CUR2020H00408
ongegrond;
bevestigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 november 2020 in de zaak met nr. CUR201804298;
verklaartde hoger beroepen in de zaken met nrs. CUR2020H00406 en CUR2020H00407
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 november 2020 in de zaak met nr. CUR201804418;
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
gegrond;
vernietigtde beschikking van 22 november 2018, met kenmerk 2018/052419, waarbij het budget voor de door Stichting Elisabeth Hospitaal te verlenen zorg voor het jaar 2016 is vastgesteld op NA
f124.000.000;
bepaaltdat het budget voor de door Stichting Elisabeth Hospitaal te verlenen zorg voor het jaar 2016 wordt vastgesteld op NA
f126.000.000;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 4 november 2020 in de zaak met nr. CUR201803782,voor zover daarbij het budget voor 2017 is vastgesteld op NA
f127.000.000;
bepaaltdat het budget voor de door Stichting Elisabeth Hospitaal te verlenen zorg voor het jaar 2017 wordt vastgesteld op NA
f131.000.000;
veroordeeltde minister van Gezondheid, Milieu en Natuur tot vergoeding van bij Stichting Elisabeth Hospitaal opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f3.500,-, geheel toe te kennen voor door een derde verleende rechtsbijstand;
gelastdat de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur aan Stichting Elisabeth Hospitaal het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f750,- vergoedt.