ECLI:NL:OGHACMB:2021:285
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- F.W.J. Meijer
- E.A. Saleh
- O. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Bepaling erfgrens en eventuele schadevergoeding in een civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is gebracht, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de bepaling van een erfgrens en mogelijke schadevergoeding. De zaak is gestart door de appellant, wonende in Sint Maarten, die in eerste aanleg eiser was. De appellant procedeert in persoon tegen de gezamenlijke erfgenamen van de overledene, die in eerste aanleg gedaagden waren. De gemachtigde van de geïntimeerden is [naam 1]. De partijen worden in de procedure aangeduid als [appellant] en de [geïntimeerden].
Het Hof verwijst naar een eerder tussenvonnis van 26 juni 2020, waarin een comparitie van partijen ter plaatse is gelast. Deze comparitie vond plaats op 28 januari 2021, waarbij de appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, samen met andere betrokkenen. Na de comparitie hebben beide partijen akten genomen en gereageerd op elkaars standpunten. Het Hof heeft vervolgens vonnis bepaald op 27 juli 2021.
In de beoordeling van de zaak heeft het Hof geconstateerd dat de appellant zijn eis heeft vermeerderd, wat door de [geïntimeerden] niet is betwist. Het Hof zal ook beslissen over dit deel van de eis, dat betrekking heeft op de afbraak en herbouw van een muur op de juiste plek van de erfgrens. De [geïntimeerden] hebben betoogd dat de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij de verkeerde personen heeft gedagvaard. Het Hof heeft echter vastgesteld dat de eigendom van bepaalde percelen niet van belang is voor de ontvankelijkheid van de appellant.
Het Hof heeft besloten dat een landmeter moet worden ingeschakeld om de precieze ligging van de erfgrens te beoordelen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte en antwoordakte, waarbij de appellant en de [geïntimeerden] verdere toelichtingen moeten geven over hun standpunten. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 27 juli 2021.