ECLI:NL:OGHACMB:2021:295

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2018H00039
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige executie van een vonnis

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [naam overledene] tegen Duck International Ltd. De zaak betreft de vergoeding van schade die is ontstaan door de onrechtmatige executie van een vonnis van het Gerecht van 12 mei 2009. De erfgenamen, die in eerste aanleg gedaagden waren, zijn thans appellanten, terwijl Duck, de eiseres in conventie, verweerster in reconventie is en thans geïntimeerde. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 17 mei 2019, waarin het Hof de partijen heeft verzocht om aanvullende akten in te dienen ter onderbouwing van de schadeposten.

Het Hof heeft in zijn uitspraak van 27 augustus 2021 geoordeeld dat de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] aansprakelijk zijn voor de schade die Duck heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige executie. Het Hof heeft vastgesteld dat Duck voldoende bewijs heeft geleverd van de schadeposten, waaronder de kosten van afbraak en herstel van het dak van het Clubhouse. De totale schade is vastgesteld op US$ 93.424,15, die de gezamenlijke erfgenamen aan Duck dienen te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.

Het Hof heeft het bestreden vonnis van het Gerecht vernietigd en de gezamenlijke erfgenamen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van erfgenamen in het geval van onrechtmatige daden en de noodzaak om schadevergoeding te bieden aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: SXM201200015 – SXM2018H00039
Uitspraak: 27 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [naam overledene],
voorheen wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde mr. E.I. Maduro,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
DUCK INTERNATIONAL LTD.,
gevestigd in Anguilla,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en C.R. Rutte.
De partijen zullen hierna de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] en Duck worden genoemd. Wijlen [naam overledene] zal hierna [overledene] worden genoemd en [naam] zal hierna [erfgenaam 1] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang tot het tussenvonnis van 17 mei 2019 wordt verwezen naar dat vonnis (hierna: het tussenvonnis). Bij het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door Duck ter onderbouwing van de door haar gestelde schade voor wat betreft de schadepost van US$ 51.238,- en een akte door [erfgenaam 1] voor het alsnog in het geding brengen van een notariële verklaring van erfrecht met betrekking tot [overledene] en zijn de overige beslissingen aangehouden.
1.2
Door de gemachtigde van Duck is een akte genomen.
1.3
De gemachtigde van [erfgenaam 1] heeft achtereenvolgens een akte beneficiaire aanvaarding nalatenschap in het geding gebracht, een akte overlegging verklaring van erfrecht genomen en bij e-mail van 16 januari 2020 aan de griffie met cc aan mrs. Rutte en De Vries onder meer meegedeeld dat [erfgenaam 2] is overleden.
1.4
De gemachtigde van [erfgenaam 1] heeft vervolgens een antwoordakte genomen.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof volhardt bij zijn tussenvonnis, voor zover uit het navolgende niet het tegendeel blijkt.
2.2
Bij het tussenvonnis is de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door Duck teneinde de door haar gestelde schadepost van US$ 51.238,-, als omschreven in r.ov. 2.12 dat vonnis, nader toe te lichten en voor het door [erfgenaam 1] alsnog bij akte in het geding brengen van een notariële verklaring van erfrecht met betrekking tot [overledene].
2.3 [
erfgenaam 1] heeft daarop een verklaring van erfrecht in het geding gebracht. Volgens die verklaring van erfrecht zijn [erfgenaam 1], [erfgenaam 3], [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] de erfgenamen van [overledene]. De drie laatstgenoemden zijn de (nog minderjarige) kinderen van wijlen [erfgenaam 2] die op haar beurt een kind is van wijlen [dochter overledene], een dochter van [overledene]. Genoemde [erfgenaam 2] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, zodat ook ten aanzien van haar kinderen de nalatenschap van [overledene] geldt als beneficiair aanvaard.
2.4
Dat laatste maakt niet dat [erfgenaam 3], [erfgenaam 4] en [erfgenaam 5] geen erfgenamen zijn; zij zijn beneficiaire erfgenamen. [overledene] heeft dus, anders dan [erfgenaam 1] eerder heeft gesteld, niet één maar vier erfgenamen. Deze procedure zal worden voortgezet op naam van de gezamenlijke erfgenamen van [overledene], zoals in de kop van dit vonnis reeds tot uitdrukking is gebracht.
2.5
Met betrekking tot de aansprakelijkheid heeft het Hof in het tussenvonnis als volgt geoordeeld.
De verweren die [overledene] en [erfgenaam 1] hebben gevoerd tegen hun door Duck gestelde aansprakelijkheid ten gevolge van de onrechtmatige executie van het vonnis van het Gerecht van 12 mei 2009 heeft het Hof verworpen en dit betekent dat [overledene] en [erfgenaam 1] als zijn rechtsopvolgster zijn gehouden de door Duck als gevolg van de onrechtmatig gebleken executie geleden schade te vergoeden.
Met betrekking tot de omvang van de schade heeft het Hof geoordeeld dat Duck de schadeposten die verband houden met de afbraak en het (gedeeltelijk) herstel van het dak van het Clubhouse door Avalon Design & Construction voldoende heeft onderbouwd. Duck heeft offertes en daarmee corresponderende facturen overgelegd met de stempel “PAID”, waaruit voldoende blijkt dat deze bedragen zijn betaald. Dat Duck de sloopwerkzaamheden zou hebben voortgezet na de schorsingsbeslissing van 16 juli 2009 is op zichzelf onwaarschijnlijk en mist ook de nodige onderbouwing. De posten van Omni en Caribserve zijn onvoldoende gemotiveerd betwist en daarom is de schade tot een bedrag van US$ 42.186,15 aannemelijk gemaakt en dus toewijsbaar.
Aangaande de door Duck opgevoerde schadepost van US$ 51.238,-, waaraan zij een offerte van ARK Enterprises N.V. (hierna: ARK) ten grondslag heeft gelegd, heeft het Hof overwogen dat deze schadepost vraagt om een nadere toelichting van Duck die tot aan het tussenvonnis niet is gegeven.
2.6
Duck heeft in haar akte van 23 augustus 2019 niet enkel een toelichting gegeven op die post van US$ 51.238,- (zoals door het Hof was aangegeven), maar ook op de post van US$ 42.186,15, waarvan het Hof reeds had geoordeeld dat deze schadepost toewijsbaar is. Dit is een bindende eindbeslissing waarop in beginsel (uitzondering daargelaten, die in casu niet zijn gesteld noch gebleken) niet kan worden teruggekomen.
2.7
Ter toelichting van die post van US$ 51.238,- heeft Duck verwezen naar de overeenkomst van 18 januari 2011 tussen Duck en ARK, waarin die som van US$ 51.238,- is opgenomen, en naar bewijsstukken waaruit blijkt dat dat bedrag op 21 februari 2011 volledig door haar was betaald aan ARK.
2.8
Duck heeft in die genoemde akte tevens een nadere uitleg gegeven over het verloop van de reparatiewerkzaamheden. Dit komt in grote lijnen op het volgende neer. Op 29 juni 2009 is in opdracht van Hager aan Duck betekend het vonnis van 12 mei 2009 van het Gerecht met onder meer de veroordeling “de bovenste (3e) etage van het Clubhuis (gebouw A) af te breken”. Daarop heeft Avalon Design & Construction (hierna: Avalon) in opdracht van Duck in de periode van 3 tot 23 juli 2009 de bovenste etage (het blauwe puntdak) afgebroken en daarna reparatiewerkzaamheden uitgevoerd, met name de vloer van de bovenste etage waterdicht gemaakt, zodat die tijdelijk kon dienen als dak voor het Clubhuis. Daarop hadden de offerte van 22 juli 2009 en de post van US$ 42.186,15 betrekking. Er zat toen dus geen volwaardig hersteld dak of gelijkwaardige constructie op het Clubhuis, alleen een tijdelijke “small sand-cement laag” om het Clubhuis te beschermen tegen regen en andere natuurelementen. Nadat het Hof op 17 december 2010 het vonnis van het Gerecht van 12 mei 2009 had vernietigd, heeft Duck aan ARK een offerte gevraagd voor de herplaatsing van een permanent plat dak op het Clubhouse. ARK heeft haar offerte van 18 januari 2011 ten bedrage van US$ 51.238,- uitgebracht voor ‘supply and install roof of penthouse’. Volgens Duck is dat door ARK verrichte werk opgeleverd op 21 februari 2011.
2.9
De schade als gevolg van de executie van het later door het Hof vernietigde vonnis bestaat dus uit de kosten in verband met de afbraak van het bestaande blauwe puntdak en die om de vrijgekomen vloer geschikt te maken als tijdelijk dak, (tezamen US$ 42.186,15) alsmede de kosten in verband met het definitief herstel van het dak, US$ 51.238,-, aldus Duck.
2.1
De gezamenlijke erfgenamen van [overledene] voeren daartegen het volgende aan. De overeenkomst met ARK betrof een afzonderlijke aannemingsovereenkomst, die betrekking had op de vervanging van een zinkplaten dak door een betonnen vloer of dak, zodat dat niet ging om een reparatie. Zij verwijzen in dit verband ook naar de foto’s die Duck in haar akte heeft opgenomen. Het staat overduidelijk vast dat Avalon het dak reeds in 2009 heeft gerepareerd. Daaruit trekken de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] de conclusie dat de vervanging van het dak extra en/of meerwerk is dat geen verband houdt met de reparatiewerkzaamheden en dat niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2.11
Het feit dat Duck, zoals de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] op zichzelf terecht aanvoeren, met ARK een afzonderlijke aannemingsovereenkomst is aangegaan, zegt niets over de aard van de desbetreffende werkzaamheden en vormt dus ook geen bewijs of aanwijzing dat de werkzaamheden die op grond daarvan zijn verricht, geen reparatiewerkzaamheden waren. De stelling van de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] dat overduidelijk is dat Avalon het dak reeds in 2009 heeft gerepareerd, begrijpt het Hof aldus dat volgens hen reeds in 2009 het definitieve dak was aangebracht, waardoor de reparatiewerkzaamheden waren afgerond. Het ontgaat het Hof op grond waarvan dat overduidelijk is en het had dan ook op de weg gelegen van de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] deze stelling toe te lichten, maar dat hebben zij nagelaten. Daarom zal aan die stelling worden voorbijgegaan. Behoudens de hiervoor weergegeven algemene stelling dat de reparatiewerkzaamheden aan het dak in 2009 waren afgerond, hebben de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen afdoen aan de stelling van Duck dat het dak in 2009 tijdelijk is gerepareerd en dat in 2011 een permanent dak op het Clubhouse is aangebracht.
2.12
Dat laatste moet daarom als vaststaand worden aangenomen. Tot de schade behoren de kosten van het aanbrengen van een permanent dak en eerst met het aanbrengen daarvan kan de reparatie geacht worden te zijn afgerond. Het kan naar het oordeel van het Hof Duck niet verweten worden dat ze eerst voor een tijdelijke oplossing heeft gekozen alvorens over te gaan – na duidelijkheid te hebben gekregen over de al dan niet onrechtmatige executie van het vonnis – tot het aanbrengen van een permanent dak.
2.13
Met betrekking tot de kosten van het aanbrengen van een plat betonnen dak stellen de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] dat “de kosten voor de bouw van een betonnen dak tien keer duurder [zijn] dan die voor het plaatsen van een hout en zinkplaten dak”, uit welke materialen volgens hen het voor de afbraak aanwezige puntdak bestond. Elke onderbouwing van deze stelling ontbreekt. Bij gebreke daarvan en mede in het licht van de stelling van Duck, ook zonder enige onderbouwing, dat de keuze voor een plat dak in plaats van een puntdak aanzienlijke kosten heeft bespaard omdat het opnieuw opbouwen van het puntdak dat werd afgebroken, veel meer dan US$ 51.238,- zou hebben gekost, zal het Hof aan deze stelling van de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] geen gevolgen verbinden.
2.14
De gezamenlijke erfgenamen van [overledene] hebben geen (andere) concrete bezwaren ingebracht tegen de hoogte van het door ARK aan Duck gefactureerde bedrag van US$ 51.238,-. Dat bedrag is dan ook toewijsbaar.
2.15
Omdat in het tussenvonnis het bedrag van US$ 42.186,15 reeds toewijsbaar is geoordeeld, behoeft hetgeen partijen daaromtrent in hun akte respectievelijk antwoordakte hebben aangevoerd, geen bespreking (zie hiervoor onder rov. 2.6).
2.16
De conclusie van dit alles is dat de kosten in verband met de door Avalon en ARK verrichte werkzaamheden ten bedrage van in totaal US$ 93.424,15 voor Duck schade zijn als gevolg van het onrechtmatig handelen van [overledene] en dat Duck dat bedrag dan ook te vorderen heeft van de gezamenlijke erfgenamen van [overledene].
2.17
Het Hof zal het bestreden vonnis van het Gerecht vernietigen en, opnieuw rechtdoende, genoemd bedrag van US$ 93.424,15, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna omschreven, toewijzen.
2.18
De gezamenlijke erfgenamen van [overledene] zullen worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, waaronder die van het geding na verwijzing, tot aan dit vonnis begroot op NAf 12.250,- aan gemachtigdensalaris.

3.De beslissing

Het Hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 7 november 2014 en, opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] aan Duck te betalen een bedrag van US$ 93.424,15, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 februari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de gezamenlijke erfgenamen van [overledene] in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder die van het geding na verwijzing, gevallen aan de zijde van Duck en tot aan dit vonnis begroot op NAf 12.250,-.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 27 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.