ECLI:NL:OGHACMB:2021:301

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
CUR2021H00005
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking inzake kinderalimentatie en echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking die is gebaseerd op een afspraak tussen partijen, de vader en de moeder, die in algehele gemeenschap van goederen met elkaar zijn gehuwd. De vader is in hoger beroep gekomen van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen is vastgesteld op NAf 250,- per kind per maand, met ingang van 1 december 2020. De vader ontkent dat er een overeenkomst is gemaakt over deze bijdrage, terwijl de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de afspraak wel degelijk is gemaakt. Het Hof heeft vastgesteld dat de afspraak tussen partijen is gemaakt en dat de bijdrage in de bestreden beschikking een vastlegging is van wat partijen zelf zijn overeengekomen. Het Hof heeft de bestreden beschikking bevestigd en de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2021.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR202000376-CUR2021H00005
Uitspraak: 24 augustus 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg verzoeker, thans appellant,
procederend in persoon,
tegen
[GEINTIMEERDE],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
procederend in persoon.
De partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de beschikking van 18 december 2020 in de zaak met nummer CUR202000376 (hierna: de bestreden beschikking).
1.2
Bij beroepschrift van 5 januari 2021, ingekomen ter griffie op 7 januari 2021, is de man tijdig in hoger beroep gekomen van die beschikking. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en de door de vader te betalen bijdrage zal bepalen op NAf 200,- per maand, kosten rechtens.
1.3
Op 29 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De moeder is verschenen.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Toen voor aanvang van de mondelinge behandeling bleek dat de vader niet aanwezig was, heeft de voorzitter van de kamer van het Hof die de zaak behandelde, telefonisch contact gehad met de vader. Laatstgenoemde heeft medegedeeld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de mondelinge behandeling de volgende dag zou plaatsvinden. Voorts heeft hij gezegd dat hij ongeveer 30 minuten later aanwezig zou kunnen zijn. Omdat aansluitend aan de mondelinge behandeling in de onderhavige zaak de zitting in een andere zaak was gepland, bestond geen mogelijkheid deze te verplaatsen naar een ander tijdstip later die ochtend. Daarom is de mondelinge behandeling aangevangen buiten aanwezigheid van de vader. Toen de vader zich later meldde bij het Kas di Korte, was de zitting waarop de mondelinge behandeling plaatsvond, reeds gesloten.
De moeder heeft het woord gevoerd en vragen van het Hof beantwoord.
1.4
Beschikking is gevraagd en bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
2.2
Partijen zijn op [trouwdatum] 2009 in Curaçao in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn twee thans minderjarige kinderen geboren, genaamd:
- [ kind 1] en
- [ kind 2],
beiden geboren op [geboortedatum 2010 in Curaçao (hierna: de minderjarigen).
2.3
Bij beschikking van 30 juni 2020 heeft het Gerecht onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder en de zaak naar de rol verwezen voor overlegging van de financiële gegevens van partijen..

3.De beoordeling

3.1
In de bestreden beschikking heeft het Gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen bepaald op NAf 250,- per kind per maand, zulks met ingang van 1 december 2020, telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen, alsmede de helft van de schoolkosten.
3.2
Volgens de bestreden beschikking is de daarin bepaalde bijdrage ten behoeve van de minderjarigen tussen partijen overeengekomen, zo volgt uit de volgende overweging:
“Ter zitting zijn de partijen overeengekomen dat de man NAf 250,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal betalen, alsmede de helft aan schoolkosten. Het Gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.”.
3.3.
In het beroepschrift voert de vader één beroepsgrond aan, die inhoudt dat hij ontkent enige overeenkomst met de vrouw te zijn aangegaan met betrekking tot de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
3.4
Desgevraagd heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling met stelligheid verklaard dat de afspraak die in de bestreden beschikking is weergegeven en waarop deze berust, wel degelijk is gemaakt. Ook volgens de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 20 november 2020 door het Gerecht, die het Hof ambtshalve bekend zijn, is die afspraak gemaakt.
3.5
Daartegenover heeft de vader zijn ontkenning dat die afspraak is gemaakt, niet althans onvoldoende onderbouwd. Bij deze stand van zaken staat naar het oordeel van het Hof vast dat partijen bedoelde afspraak wel hebben gemaakt. en dat de in de bestreden beschikking bepaalde bijdrage ten behoeve van de minderjarigen een vastlegging is van wat partijen zelf zijn overeengekomen.
3.6
Een verzoek tot wijziging van zo’n overeenkomst kan, mocht de vader dat met zijn opmerking over zijn draagkracht beogen, niet voor het eerst in appel worden gedaan.
3.7
Nu partijen voormalige echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking van 20 december 2020;
compenseert de kosten van dit geding in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O. Nijhuis, E.M. van der Bunt en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba,
Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 24 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.