In deze zaak heeft [Appellant], wonende in Aruba, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, gewezen op 15 juli 2021. Het betreft een schorsingsincident waarbij [Appellant] verzoekt om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen totdat in de hoger beroepsprocedure is beslist. Het bestreden vonnis verplichtte [Appellant] om bouwwerkzaamheden aan zijn appartement ongedaan te maken, op straffe van dwangsommen.
[Appellant] stelt dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen, omdat de uitvoering van het vonnis zou leiden tot aanzienlijke kapitaalsvernietiging. Oceania, de coöperatieve vereniging van eigenaren, verzet zich tegen de schorsing en stelt dat het verzoek van [Appellant] moet worden afgewezen. Het Hof overweegt dat de belangen van Oceania bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder wegen dan die van [Appellant].
Het Hof verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeert dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. Het verzoek tot schorsing wordt afgewezen en [Appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het schorsingsincident. De uitspraak is gedaan door de rechters E.A. Saleh, E.M. van der Bunt en Th.G. Lautenbach op 10 september 2021.