ECLI:NL:OGHACMB:2021:342

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
BON2020H00012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en de beoordeling van redelijkheid en billijkheid in echtscheidingszaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de toekenning van partneralimentatie. De appellant, de man, heeft in eerste aanleg verzocht om een maandelijkse alimentatie van US$ 500 van de geïntimeerde, de vrouw. De eerste rechter heeft dit verzoek afgewezen, waarbij werd overwogen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw een bijdrage in het levensonderhoud te verlangen, gezien het wangedrag van de man. De man heeft in hoger beroep twee gronden aangevoerd en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft betoogd dat de man niet is gestopt met het plaatsen van beledigende en bedreigende berichten op social media, zelfs na de eerdere uitspraak. De man heeft zijn wangedrag betwist en verwezen naar zijn ziekte MS, die zijn emotionele reacties beïnvloedt. Het Hof heeft de ernst van de gedragingen van de man in overweging genomen, evenals zijn ziekte, en geconcludeerd dat het niet redelijk is om de man de alimentatie te ontzeggen, mits hij zich inzet om zijn gedrag te verbeteren.

Uiteindelijk heeft het Hof de bestreden beschikking bevestigd, waarbij de man toestemming kreeg om kosteloos te procederen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om zowel financiële als niet-financiële omstandigheden in aanmerking te nemen bij de beoordeling van alimentatieverplichtingen na een echtscheiding.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: BON201900706 en BON2020H00012
Uitspraak: 21 september 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[Appellant],
wonende in Bonaire,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mrs. E.J. Winkel en N. van Luijk,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Bonaire,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. L.G. da Costa Gomez.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaat Bonaire (verder: het Gerecht), wordt verwezen naar de in de zaak met nummer BON201900706 gegeven en de op 26 februari 2020 uitgesproken beschikking. De inhoud van de beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
Bij beroepschrift van 7 april 2020, ingediend ter griffie op dezelfde dag, is de man in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De man heeft twee gronden aangevoerd en toegelicht. Verzocht is daarbij om de man toe te staan kosteloos te mogen procederen en de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van de man alsnog toe te wijzen, althans in goede justitie te bepalen een door de vrouw aan de man te betalen bedrag aan partneralimentatie, kosten rechtens.
1.3
Op 22 juni 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van de vrouw is verschenen ter zitting. De gemachtigde van de man alsmede de man en de vrouw hebben middels videoconference ingebeld. Partijen hebben het woord gevoerd. Namens de vrouw is een verweerschrift voorgedragen en overgelegd met daaraan (voorafgaand aan de zitting ingediende) producties. Voorts is door de gemachtigde van de vrouw ter zitting nog een productie overgelegd.
1.4
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.De gronden van het beroep

2.1
Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft de man verzocht om de vrouw te veroordelen tot betaling van partneralimentatie aan de man van US$ 500,= per maand.
3.2
In de bestreden beschikking heeft het Gerecht verlof verleend om kosteloos te procederen, het verzochte afgewezen onder compensering van de proceskosten en, onder meer, overwogen als volgt:
“(..)
12. Gelet op het ingrijpende karakter ervan dient het gerecht terughoudendheid te betrachten bij het beëindigen, verminderen of ontzeggen van partneralimentatie op de grond dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de gewezen echtgenoot (nog langer) een (volledige) bijdrage in het levensonderhoud te verlangen. Niet iedere vorm van wangedrag of grievend gedrag vormt daarvoor een rechtvaardiging. Het is immers, zoals ook namens de man ter zitting met zoveel woorden is aangevoerd, op zichzelf niet ongebruikelijk dat een relatiebreuk en echtscheiding gepaard gaan met de nodige emoties.
13. Om welk gedrag gaat het nu in dit geval? Uit de overgelegde stukken blijkt, dan wel als niet voldoende betwist staat vast dat de man:
- bij de politie een valse aangifte van drugssmokkel tegen de vrouw heeft gedaan,
- een valse melding over de vrouw bij Jeugdzorg heeft ingediend, wat tot een onderzoek door Jeugdzorg heeft geleid
- via social media als Facebook de vrouw (en haar nieuwe vriend) stelselmatig heeft proberen zwart te maken,
- via social media en rechtstreeks de vrouw heeft beledigd en bedreigd, zelfs met de dood, en dat naar het oordeel van het gerecht in angstaanjagende berichten.
Dat dit in grote mate impact heeft op het leven van de vrouw is logisch, en heeft de vrouw ook voldoende aangetoond.
Anders dan namens de man is aangevoerd, heeft het beschreven wangedrag niet slechts een periode rondom de relatiebreuk en de echtscheiding plaatsgevonden, maar, zo staat als niet voldoende betwist vast, al vanaf 2016, en in een ernstigere mate vanaf 2018 en, zo bleek ter zitting, zelfs nog op 12 januari van dit jaar.
14. Gelet op de ernst van deze gedragingen en de duur en het deels stelselmatige karakter ervan acht het gerecht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om van de vrouw enige bijdrage in het levensonderhoud te verlangen. Het zal reeds daarom worden afgewezen. Het draagkrachtverweer behoeft dus geen beoordeling meer.(..)”
3.3
De man betwist het vorenstaande en stelt dat door hem geen valse aangifte van drugsmokkel is gedaan tegen de vrouw. De melding bij Jeugdzorg was niet vals nu de man zich daadwerkelijk grote zorgen maakte over het welzijn van de kinderen. De man heeft de vrouw niet stelselmatig via facebook proberen zwart maken of beledigd of bedreigd. Weliswaar heeft hij wel een aantal keren berichten op social media geplaatst die hij niet had moeten plaatsen maar die berichten moeten worden bezien in het licht van de gebeurtenissen en emoties van het moment. Daarbij lijdt de man aan de ziekte MS, welke ziekte gepaard gaat met emotionele reacties, angsten en depressies. De man reageert daardoor emotioneel en impulsief wanneer er iets gebeurt dat betrekking heeft op de beëindiging van de relatie tussen partijen. Ten onrechte heeft het Gerecht de berichten als angstaanjagend aangemerkt. De vrouw weet dat de man nooit de daad bij het woord zal voegen. Ten onrechte is daarom geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw enige bijdrage in het levensonderhoud te verlangen.
3.4
De vrouw stelt dat de man niet is gestopt met het plaatsen van beledigende en/of bedreigende posts op social media. Ook na de bestreden beschikking zijn de post doorgegaan. Op 5 juni 2021 heeft de man nog een bericht met een beledigende en bedreigende lading gepost. Dit maakt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden verlangd bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de man. De lotsverbondenheid is ook afgenomen nu het huwelijk langere tijd geleden is ontbonden. De vrouw heeft geen draagkracht. Voorts heeft de man niet actief informatie over zijn financiële positie verstrekt en heeft hij zich niet ingespannen om in de kosten van zijn levensonderhoud te gaan voorzien. Partijen wonen al zes jaar niet meer samen en in die periode heeft de man zelf in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Ook daardoor is de lotsverbondenheid komen te vervallen.
3.5
Ingevolge artikel 1:157 BW BES kan de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Voor het bepalen van de omvang van deze uitkering is de draagkracht van partijen en de behoefte en behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde bepalend.
3.6
De wettelijke onderhoudsverplichting tussen ex-echtgenoten vindt haar rechtsgrond in de lotsverbondenheid die door het huwelijk tot stand is gekomen. Deze onderhoudsplicht blijft bestaan, ook al wordt het huwelijk ontbonden. Het ‘afnemen’ of ‘vervallen’ van de lotsverbondenheid kan geen grond zijn voor beëindiging van de alimentatieverplichting, ook niet in samenhang met andere omstandigheden. De beoordeling van de vraag of en in hoeverre een echtgenoot aan de andere echtgenoot een onderhoudsbijdrage verschuldigd is, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij zowel de financiële omstandigheden als niet-financiële omstandigheden in aanmerking worden genomen. De niet-financiële omstandigheden vallen uiteen in subjectieve omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de gedragingen van de alimentatiegerechtigde, en objectieve omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de duur van het huwelijk. Voor wat betreft de subjectieve omstandigheden dient te worden beoordeeld of sprake is van gedragingen die van zodanige ernst en aard zijn dat van de onderhoudsplichtige in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij of zij bijdraagt in de kosten van het levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde. Bij de beoordeling in een concreet geval past de rechter terughoudendheid, mede gelet op het ingrijpende karakter van deze verplichting. In het licht van de voorgaande maatstaf is het Hof van oordeel dat in deze niet kan worden geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de gewezen echtgenoot een bijdrage in het levensonderhoud te verlangen. Sprake is geweest van eenmalige aangifte bij Politie en melding bij Jeugdzorg. De man heeft de aangifte evenwel betwist en wat betreft de melding gesteld dat de reden daarvan was dat hij zich zorgen maakte om het welzijn van de kinderen. Dit betekent dat de, door de man niet betwiste, posts overblijven. De overgelegde posts van de man zijn zeer ongepast van toon en inhoud en in enkele gevallen ook als bedreigend te ervaren. De vrouw heeft evenwel niet betwist dat de man aan de ziekte MS lijdt. Volgens haar eigen zeggen is de vrouw daar sinds het begin van de relatie in 2012 bekend mee. De vrouw heeft ook niet betwist dat deze ziekte van invloed is en is geweest op de frequentie, toon en inhoud van de posts, die volgens de man vanuit emotie en impulsiviteit op social media zijn geplaatst. In een dergelijk geval gaat het naar het oordeel van het Hof te ver om de man een aanspraak op partneralimentatie te ontzeggen. Wel mag van de man verwacht worden dat hij binnen zeer korte termijn begeleiding gaat zoeken om te voorkomen dat hij berichten post die een jegens de vrouw kwetsende, beledigende of bedreigende toon of inhoud hebben. Niet is gebleken dat de man daar moeite voor heeft gedaan terwijl hij zich ter zitting toch op het standpunt heeft gesteld dat hij de berichten liever niet had gepost. Doet de man dit niet of maakt hij geen serieus werk van het vinden van begeleiding, dan kan vorenbedoelde beoordeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op termijn anders uitvallen.
3.7
Daarmee komt de vraag aan de orde naar de draagkracht van de vrouw en de behoefte c.q. behoeftigheid van de man. Niet in geschil is dat de man op 2 april 2019 is bericht dat na onderzoek van de RCN-unit SZW is vastgesteld dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond daarvan is besloten de man per 28 januari 2019 een algemene onderstand uitkering van US$ 274 per twee weken toe te kennen. De man is voorts ontheffing verleend van de arbeidsverplichting. Bij gebreke van hoger beroep van de zijde van de vrouw, zal er van worden uitgegaan dat een behoeftigheid bestaat van het door de man verzochte bedrag US $500,= en geen sprake is van enige bijverdienste.
3.8
Niet betwist is dat de vrouw een netto inkomen van rond de US$ 1.880,= per maand verdient. De man heeft de door de vrouw opgevoerde kosten niet betwist. Haar vaste lasten (waaronder de kosten voor de hypotheek, kinderopvang, boodschappen, een aflossing betalingsregeling aan de Belastingdienst en verzekeringskosten) per maand komen rond dat bedrag uit. Niet gesteld of gebleken is van bijverdiensten. Dit betekent dat aan de zijde van de vrouw geen sprake is van een vrij te besteden bedrag. Geconcludeerd moet worden dat de vrouw geen draagkracht heeft voor de door de man verzochte alimentatie.
3.9
Slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden bevestigd. Gelet op de gewezen relatie tussen partijen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent de man toestemming om kosteloos te procederen;
bevestigt de bestreden beschikking;
compenseert de kosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.W. Scholte, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.