ECLI:NL:OGHACMB:2021:40
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- M.W. Scholte
- E.M. van der Bunt
- F.W.J. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding inwonende dienstbode met betrekking tot achterstallig loon en ontslagregeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellante] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. [Appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om betaling van achterstallig loon door [Geïntimeerde]. [Appellante] was van 2013 tot eind 2018 werkzaam als inwonende dienstbode bij [Geïntimeerde] en heeft een bedrag van Afl. 49.800,= aan achterstallig loon gevorderd, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De procedure is vertraagd door de Covid-19 pandemie, maar uiteindelijk heeft er op 13 november 2020 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
Het Hof heeft vastgesteld dat [Appellante] in de periode van haar dienstverband een affectieve relatie heeft gehad met [Geïntimeerde]. Na haar vertrek in januari 2019 is er een overeenkomst gesloten waarbij [Geïntimeerde] Afl. 15.000,= aan [Appellante] heeft betaald. [Appellante] heeft in augustus 2019 betaling van achterstallig loon verzocht, maar het Gerecht heeft haar verzoek afgewezen, met uitzondering van de toestemming om kosteloos te procederen.
Het Hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat [Appellante] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering op basis van achterstallig loon. De verklaringen van [Geïntimeerde] en de overgelegde bewijsstukken ondersteunen zijn standpunt dat de betalingen voor inkopen door hem zijn gedaan. Het Hof heeft ook overwogen dat de affectieve relatie tussen partijen niet voldoende reden is voor kostencompensatie. Uiteindelijk heeft het Hof de beschikking van het Gerecht bevestigd en [Appellante] veroordeeld in de proceskosten van [Geïntimeerde].