ECLI:NL:OGHACMB:2021:471

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
CUR2020H00182
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in klachtprocedure tegen chirurg over galwegletsel na laparoscopische cholecystectomie

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een klachtprocedure die [klaagster] heeft ingediend tegen [chirurg] naar aanleiding van een laparoscopische cholecystectomie die op 1 april 2009 bij haar is uitgevoerd. [klaagster] heeft meerdere klachten geformuleerd over de zorg die zij heeft ontvangen. Het Hof heeft in een eerdere beslissing van 9 maart 2021 overwogen dat het noodzakelijk is om een deskundige te benoemen om de medische aspecten van de zaak te beoordelen. De deskundige, dr. C.M.A. Bruijninckx, is benoemd om vragen te beantwoorden over de zorgvuldigheid van de handelingen van [chirurg] en de indicaties voor galwegletsel. Het Hof heeft de bezwaren van [chirurg] tegen de benoeming van de deskundige en de formulering van de vragen overwogen, maar heeft besloten om de benoeming van dr. Bruijninckx door te zetten. Het Hof heeft ook bepaald dat de kosten van de deskundige door beide partijen moeten worden gedeeld. De zaak is van belang voor de beoordeling van de professionele standaard in de medische zorg en de verantwoordelijkheden van chirurgen in dergelijke situaties.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: MTC 70171 04/2014 en 07/2015 - CUR2020H00182
Uitspraak: 23 november 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curacao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BESLISSING

in de zaak van:
[CHIRURG], chirurg,
gevestigd te Curacao,
in eerste aanleg verweerder,
thans appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. drs. A.J. Henriquez,
tegen

1.[KLAAGSTER],

wonende te Curacao,
in eerste aanleg klaagster,
thans geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols,
en

2.INSPECTIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,

gevestigd te Curacao,
in eerste aanleg klaagster,
thans geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
gemachtigde: prof. dr. S.O. Keli, plv. Inspecteur-Generaal voor de Volksgezondheid.
De partijen zullen hierna [chirurg], [klaagster] dan wel klaagster en de Inspectie warden genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Het Hof verwijst naar zijn beslissing van 9 maart 2021. Na deze beslissing hebben [chirurg] en de Inspectie voor de volksgezondheid een akte uitlating genomen. [klaagster] heeft bij e-mail van 4 mei 2021 van haar gemachtigde laten weten dat zij zich volledig kan vinden in de door het Hof voorgestelde vraagstelling en refereert zich aan het oordeel van het Hof.
1
2. De beoordeling
3.1
Het gaat in de onderhavige zaak om een klachtprocedure die [klaagster] is gestart tegen [chirurg] die een laparoscopische cholecystectomie (een verwijdering van de galblaas) bij haar heeft verricht. [klaagster] heeft meerdere klachten geformuleerd.
3.2
Het Hof heeft bij beslissing van 9 maart 2021 overwogen dat - met het oog op de beoordeling van de zaak - hij het geraden acht dat een deskundige wordt benoemd. Het Hof heeft daarbij opgemerkt dat het MTC in eerste aanleg ook reeds heeft overwogen een deskundige te benoemen maar uiteindelijk anders heeft beslist en dat [klaagster] terecht heeft aangevoerd dat deze zaak zich niet leent voor afdoening zonder gedegen medisch onderzoek door een onafhankelijk medisch specialist.
3.3
Het Hof heeft vervolgens het voornemen geuit om Dr. C.M.A. Bruijninckx, vaat en algemeen chirurg te Den Haag, Nederland, te benoemen tot deskundige, die heeft verklaard dat hij vrij staat ten opzichte van partijen en hun gemachtigden, dat hij bereid is een eventuele benoeming tot deskundige te aanvaarden, dat hij in staat is om onmiddellijk de daarmee gepaard gaande werkzaamheden aan te vangen en dat, naar zijn ervaring, de geschatte kosten voor zijn werkzaamheden € 3.630,- tot € 7.260,- inclusief BTW zullen bedragen.
3.4
Het Hof heeft aangegeven voornemens te zijn de deskundige de volgende vragen voor te leggen:
Heeft [chirurg] een fout gemaakt tijdens de operatie op 1 april 2009 door de ductus hepaticuscommunis ter plaatse van de lever weg te branden?
Heeft [chirurg] [klaagster], gezien haar medische situatie, op 2 april 2009 uit het ziekenhuis mogen ontslaan?
Heeft [chirurg] [klaagster], gezien haar medische situatie, op 15 april 2009 uit het ziekenhuis (het Sehos) mogen ontslaan?
Valt [chirurg] te verwijten dat hij op 17 april 2009 [klaagster] niet heeft doen opnemen in het ziekenhuis, maar haar naar huis laten gaan? Waren er op 17 april 2009 indicaties voor galwegletsel?
Heeft [chirurg] jegens [klaagster] post-operatief voldoende professioneel en geïnteresseerd gehandeld en was zijn handelen voldoende kundig en actief? En is [chirurg] voldoende zorgvuldig geweest in de nazorg?
Geven uw bevindingen voor het overige aanleiding tot opmerkingen?
3.5
Daarna zijn partijen in de gelegenheid gesteld eventuele bezwaren tegen de beoogde deskundige naar voren te brengen en zich uit te laten omtrent de aan de deskundige voor te leggen vragen.
3.6
Bij akte uitlating heeft [chirurg] bezwaar gemaakt tegen de benoeming van dr. Bruijnickx. [chirurg] voert aan dat uit de Linkedln van dr. Bruijnickx blijkt dat hij gespecialiseerd is in vaatchirurgie en dat hij geen specifieke endoscopische expertise heeft. Verder stelt [chirurg] dat dr. Bruijnickx gedurende dertig jaar werkzaam is geweest in twee grote opleidingsziekenhuizen en dat dergelijke ziekenhuizen niet te vergelijken zijn met de situatie in het voormalige Sint Elisabeth Hospitaal. [chirurg] stelt voor om prof. dr. Jaap Bonjer, afdelingshoofd Heelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam als deskundige te benoemen. Hij is blijkens de website van het Universitair Medisch Centrum Amsterdam nationaal en internationaal betrokken bij
2
de ontwikkeling en wetenschappelijke evaluaties van kijkoperaties. Dr. Bonjer kan het handelen van [chirurg] in een juist perspectief plaatsen omdat hij in het kader van visitaties meerdere malen Curacao en Bonaire heeft bezocht.
3.7
De Inspectie voor Volksgezondheid heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de benoeming van een deskundige in deze zaak, maar merkt daarbij op dat uit informatie blijkt dat dr. Bruijninckx voornamelijk werkzaam is geweest in de vaatchirurgie. De onderhavige zaak heeft betrekking op het maag/darm/lever specialisme en daarom ziet de Inspectie het liefst dat er een onafhankelijk medisch specialist wordt benoemd die deskundig is op het gebied van (endoscopische) chirurgie ten aanzien van de lever en de galwegen.
3.8
Het Hof passeert het bezwaar van [chirurg] tegen de benoeming van dr. Buijninckx. Het enkele feit dat prof. dr. Jaap Bonjer in het kader van visitaties meerdere malen Curacao en Bonaire heeft bezocht maakt niet dat hij beter in staat zou zijn de vragen te beantwoorden die nodig zijn ter beoordeling van het geschil. Het Hof zal het voorstel van de Inspectie om een specialist te benoemen op het gebied van maag/darm/lever niet volgen. Beklaagde [chirurg] heeft voorgesteld om dr. Bonjer als deskundige te benoemen. Blijkens de lijst van de NVMSR (de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage) is dr. Bonjer als algemeen chirurg verbonden aan het VUmc en niet als zodanig gespecialiseerd op het gebied maag/darm/lever. Kennelijk heeft [chirurg] niet een specifieke voorkeur voor een maag/darm/lever specialist. Dr. Bruijninckx is op de hoogte van het geschil dat partijen verdeeld houdt en eveneens van de vragen die het Hof beantwoord wenst te zien. Nu hij heeft aangegeven dat hij de benoeming kan en wil aanvaarden, ziet het Hof geen aanleiding een deskundige met als specialisatie maag/darm/lever te benoemen.
3.9
Tegen de voorgestelde vraagstelling heeft [chirurg] eveneens bezwaren opgeworpen. [chirurg] stelt dat de wijze van formulering van de vraagstelling niet juist is omdat de vragen ten negatieve geformuleerd dienen te warden. Als ander bezwaar heeft [chirurg] aangevoerd dat de vragen (te) beknopt zijn en dat enkele vragen een aantal verscholen deelvragen hebben. De vraagstelling dient scherper te zijn, aldus [chirurg]. [chirurg] heeft de vragen geherformuleerd en deze aangevuld met mogelijke subvragen.
3.1
De Inspectie heeft gesteld dat vraag 4 slechts uitgaat van herkenning op 17 april en dat zij graag de vraag beantwoord wil zien of er gelet op de klachten van de patiënte en de beschikbare informatie er geen aanwijzingen waren waardoor [chirurg] al voor 19 april (het moment waarop pas galwegletsel is overwogen) rekening had moeten houden met de mogelijkheid van het optreden van galwegletsel. Vraag 4 moet volgens de Inspectie in die zin worden aangepast dat gevraagd wordt of er voor 19 april op enig moment al indicaties waren voor een galwegletsel. Voorts twijfelt de Inspectie aan de relevantie van vraag 3 omdat [chirurg] op 15 april uitlandig was en de medische zorg op dat moment de verantwoordelijkheid was van zijn waarnemer. Mocht het Hof toch aanleiding zien die vraag wel te stellen, dan stelt de Inspectie voor de vraag te stellen of patiënte gezien haar medische situatie op 15 april ontslagen had moeten warden en of [chirurg] bij het hervatten van zijn zorg voor patiënte met dat gegeven erkenning had moeten houden.
3.11
Het Hof zal de door hem geformuleerde vraag 1 herformuleren op de door [chirurg] voorgestelde wijze. Het Hof gaat voor het overige voorbij aan de bezwaren van
3
[chirurg] tegen de voorgenomen vragen. Het Hof deelt de mening van [chirurg] niet dat de vragen te beknopt zijn en indien juist is dat enkele vragen deelvragen zijn, dan ziet het Hof daarvan het probleem niet. Het argument dat de vragen negatiever geformuleerd dienen te worden verwerpt het Hof. Het is aan de rechter de vragen zo neutraal mogelijk te formuleren en de vragen niet al in te kaderen met de norm waaraan getoetst moet worden. Het is immers de deskundige (in dit geval een medisch specialist) die de vragen vanuit zijn beroep, expertise en ervaring dient te beantwoorden, terwijl de rechter de rol heeft te beoordelen of - tegen de achtergrond van hetgeen de deskundige heeft geantwoord en de toepasselijke juridische norm - sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Om die reden gaat het Hof ook voorbij aan de opmerking van de Inspectie dat zij niet uit de vraagstelling kan opmaken aan welke norm getoetst wordt. Het Hof kan zich wel vinden in de herformulering van de vragen 3 en 4 en zal deze overnemen.
3.12
Het Hof merkt ten slotte - naar aanleiding van de afsluitende opmerkingen van [chirurg] - op dat de procedure rondom een benoeming van de deskundige volgens de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal verlopen en dat daar onderdeel van is dat de deskundige de beschikking krijgt over het procesdossier en dat alle partijen de gelegenheid krijgen te reageren op een door de deskundige in eerste instantie opgemaakte conceptrapport.
3.13
Het Hof ziet aanleiding om te bepalen dat het voorschot bij helfte door [chirurg] en [klaagster] zal worden voldaan. Daarbij zal worden uitgegaan van het maximale door dr. Bruijninckx opgegeven bedrag. Het vorenstaande leidt tot een tussenvonnis, waarbij dr. Bruijninckx zal worden benoemd als deskundige ter beantwoording van vragen zoals in het dictum zijn geformuleerd.
3.14
ledere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
Het Hof:
benoemt tot deskundige:
dr. C.M.A. Bruijninckx
vaatchirurg en algemeen chirurg, gerechtelijk deskundige
[adres]
verzoekt de deskundige de volgende vragen te beantwoorden:
Heeft [chirurg] een font gemaakt tijdens de operatie op 1 april 2009.
Heeft [chirurg] tijdens de operatie op 1 april 2009 de ductus hepaticuscommunis ter plaatse van de lever weggebrand?
Heeft [chirurg] [klaagster], gezien haar medische situatie, op 2 april 2009 uit het ziekenhuis mogen ontslaan?
4
4. Had [klaagster], gezien haar medische situatie, op 15 april 2009 uit het ziekenhuis (het Sehos) ontslagen mogen worden en had [chirurg] bij het hervatten van de zorg hiermee rekening moeten houden?
5. Waren er - gelet op de klachten van [klaagster] en de beschikbare informatie - aanwijzingen dat al voor 19 april 2009 (het moment waarop galwegletsel is overwogen) de mogelijkheid bestond van het optreden van galwegletsel?
6. Heeft [chirurg] jegens [klaagster] post-operatief voldoende professioneel en geïnteresseerd gehandeld en was zijn handelen voldoende kundig en actief? En is [chirurg] voldoende zorgvuldig geweest in de nazorg?
7. Geven uw bevindingen voor het overige aanleiding tot opmerkingen?
bepaalt dat [chirurg] en [klaagster] hun aandeel in het voorschot van elk € 3.630,-dienen over te maken naar rekeningnummer van Banco di Caribe 30.64.93.02 ten name van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport zaaknummer CUR2020H00182, en wel binnen twee weken na dit vonnis;
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
draagt de griffier op zorg te dragen voor toezending van een kopie van het volledige procesdossier aan de deskundige;
wijst de deskundige erop dat hij voor aanvang van het onderzoek kennis dient te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en contact moeten opnemen met het Hof als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. O. Nijhuis, E.M. van der Bunt en Th.G. Lautenbach, leden va het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curacao uitgesproken op 23 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
5