2.1In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. DRMS heeft een aannemingsovereenkomst met Curacao Refineru Utilities B.V. (CRU) die haar activiteiten verricht op het terrein van Refineria Isla Curaçao B.V. (Refineria Isla). JDR stelt voor het uitvoeren van de werkzaamheden door DRMS voor CRU personeel ter beschikking van DRMS.
b. [Appellant] is vanaf 2 september 2011 door DRMS bij CRU tewerkgesteld als plant mechanic / pipe fabricator tegen een bruto uurloon van NAf 17,26 per uur.
c. Op 4 augustus 2017 werd er bij de supervisor van CRU, [Naam 1] een melding gedaan door [Naam 2] dat hij op 4 augustus 2017 omstreeks 14:15 uur in de warehouse had gezien dat [Appellant] bezig was om met een slijpmachine een koperen plaat uit een transformator te snijden. Daarvan had hij een foto gemaakt. [Naam 1] heeft een en ander op 7 augustus medegedeeld aan [Naam 3], HSES-advisor bij CRU.
d. Nadat werd geconstateerd dat er buiten de warehouse een transformator stond, die volgens de supervisor van CRU op 4 augustus 2017 nog binnen had gestaan, waaraan twee koperen platen ontbraken, werd de supervisor van DRMS, de heer [Naam 4], gevraagd om [Appellant] te roepen voor een bespreking. Naast de vertegenwoordigers van CRU en [Naam 4], was daarbij ook de directeur van DRMS, de heer [Naam 5], aanwezig. [Appellant] heeft toen desgevraagd geantwoord dat hij die dag niet aan die transformator had gewerkt en rond 14:15 uur niet in de warehouse was geweest. Daarna zei hij dat hij daar die dag wel ’s ochtends was geweest om iets anders te doen. [Appellant] zei vervolgens dat hij geen koper hoeft te verkopen om geld te krijgen. Toen er werd gezegd dat het woord koper nog niet was genoemd zei [Appellant] dat [Naam 4] onderweg naar het gesprek had gezegd dat het daarover ging. Het incident werd bij het security department van Refineria Isla gemeld. [Appellant] heeft zijn werkzaamheden hervat.
e. Na een paar dagen hebben de beveiligingsmedewerkers van Refineria Isla aan vertegenwoordigers van CRU klokgegevens getoond waaruit bleek dat [Appellant] op 4 augustus 2017 om 14:42 uur van het Isla-terrein was uitgeklokt en ongeveer vijf minuten later weer was ingeklokt. Tevens werden videobeelden getoond waarop te zien is dat [Appellant] toen hij het terrein verliet iets vasthield en dat hij met lege handen terug het terrein is opgelopen.
f. De volgende dag hebben vertegenwoordigers van Refineria Isla met [Appellant] gesproken over wat hij op 4 augustus 2017 had gedaan.
g. Op 16 augustus 2017 heeft [Appellant] JDR verzocht om hem zijn SVB-kaart te geven. Later die dag werd hij uitgenodigd voor een bespreking met Refineria Isla en DRMS. Daarbij was onder meer [Naam 5] van DRMS aanwezig. Aan [Appellant] werden de videobeelden getoond en werd gevraagd waarom hij bij de vorige bespreking niet had gemeld dat hij het Isla-terrein op de bewuste dag tussendoor had verlaten. [Appellant] heeft toen gezegd dat hij het gesprek niet wilde voortzetten.
h. Sinds 16 augustus 2017 tot op heden is [Appellant] door de SVB arbeidsongeschikt verklaard.
i. Refineria Isla heeft op 16 augustus 2017 per brief aan DRMS – voor zover van belang – het volgende medegedeeld:
“We would like to inform you that on Wednesday August 16, 2017 at 09.00 hours, your employee named [APPELLANT] (…) has violated the company Rules en Procedures by, being involved in a case of Theft and for giving false statements . Mr [Appellant] has left the premises with some items in his hand, for which material he did not have a duly filled in material gate pass signed by an authorized person.
This type of behavior is against the Company’s Security and Safety procedures and total Quality philosophy.
Mr. [APPELLANT] is suspended for an indefinite period starting on Wednesday August 16, 2017. Consequently the entry badge (…) of Mr. [APPELLANT] has been withdrawn and the accesses to the Refinery premises (…) will be denied till further notice. (…)”
j. JDR heeft [Appellant] bij brief van 22 augustus 2017, waarbij een kopie van voormelde brief van 16 augustus 2017 was gevoegd, het volgende medegedeeld:
“Naar aanlijding van de brief van de Refineria di Korsow ISLA, Hierna Isla, delen wij U het volgende mee:
U wordt per direct ontslagen.
Het is onacceptabel dat U niet meewerkt met de veiligheids dienst van de ISLA en valse verklaringen geeft aan de ISLA.
Het is ook onaceptabel dat U dingen uit de ISLA meeneemt zonder een schrifetelijke authorisatie van de ISLA.”
k. Bij brief van 31 augustus 2017 heeft [Appellant] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en JDR gesommeerd tot loondoorbetaling.
l. In een door [Appellant] tegen JDR aangespannen kort geding heeft dit Gerecht bij vonnis van 6 oktober 2017 de primaire vordering van [Appellant] om JDR te veroordelen tot loondoorbetaling afgewezen. Daartoe werd onder meer overwogen dat het ontslag voldoende onverwijld is gegeven en dat JDR op grond van de melding, foto’s, verklaringen en videobeelden terecht heeft kunnen concluderen tot een dringende reden voor ontslag op staande voet. Dat hetgeen [Appellant] bij het verlaten van het terrein op zijn arm c.q. in zijn hand had een lege broodtrommel was die naar zijn auto moest worden gebracht omdat zijn tas vol was met zijn kleren, werd niet aannemelijk geacht. Wel werd JDR bevolen om [Appellant] het loon over de periode 16 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. In een in hetzelfde document neergelegde beschikking heeft het Gerecht op verzoek van JDR de arbeidsovereenkomst tussen [Appellant] en JDR met onmiddellijke ingang – zulks voor het geval dat in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat die arbeidsovereenkomst na 23 augustus 2017 nog bestaat – ontbonden zonder toekenning van een vergoeding, omdat de veranderingen in de omstandigheden aan [Appellant] te wijten zijn.
m. Bij e-mail van 27 oktober 2017 heeft [Appellant] JDR bericht afstand te doen van zijn beroep op de nietigheid van het ontslag op staande voet en dat hij zicht thans op het standpunt stelt dat het aan hem verleende ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is.
n. Bij brief van 10 november 2017 heeft [Appellant] JDR en DRM hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade voortvloeiende uit het onregelmatig ontslag, voor de uitbetaling van cessantia ter hoogte van zes weken loon en voor de schade wegens kennelijk onredelijk ontslag, begroot op twee jaarsalarissen.