ECLI:NL:OGHACMB:2022:11

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
CUR2021H00168 tot en met CUR2021H00172
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag onroerendezaakbelasting met compromis tussen belanghebbende en Inspecteur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014. De belanghebbende had een aanslag ontvangen van NAf 720.000, waartegen hij bezwaar maakte. De Inspecteur verminderde de aanslag vervolgens naar NAf 600.000, maar de belanghebbende ging hiertegen in beroep. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de aanslag verder verminderd naar NAf 550.000. Ontevreden met deze uitspraak, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Tijdens de zitting op 17 januari 2022 hebben partijen een compromis bereikt. De belaste waarde van de onroerende zaak werd vastgesteld op NAf 515.000, en de aanslag OZB zou dienovereenkomstig worden verminderd. Het Hof heeft dit compromis geaccordeerd en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden, conform artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.

De uitspraak werd op 22 februari 2022 openbaar gemaakt, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht, en vermindert de aanslag OZB tot een belastbare waarde van NAf 515.000.

Uitspraak

Uitspraak
CUR2021H00168 tot en met CUR2021H00172
Datum uitspraak: 22 februari 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Belanghebbende],
wonende te Curaçao,
belanghebbende
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 31 maart 2021 in de zaak met BBZ nrs. CUR202002441 tot en met CUR202002445 in het geding tussen:
belanghebbende,
en
de inspecteur der belastingen,
zetelend te Curaçao,
de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden aanslag.

1.Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag onroerendezaakbelasting ((hierna: de aanslag OZB) dagtekening op aanslagbiljet 13 november 2018) opgelegd naar een waarde van NAf 720.000, resulterend in een te betalen bedrag van NAf 3.250.
1.2.
Belanghebbende heeft op 20 december 2018 tegen de aanslag OZB bezwaar gemaakt.
1.3.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2020 de aanslag OZB verminderd naar een belastbare waarde van NAf 600.000.
1.4.
Daartegen heeft belanghebbende op 17 augustus 2020 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5.
Het Gerecht heeft in haar uitspraak van 31 maart 2021 als volgt geoordeeld:
“Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag OZB 2014 tot een aanslag naar een belastbare waarde van NAf 550.000; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.”
1.6.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 28 mei 2021 hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft op 19 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7.
De zitting heeft plaatsgehad op 17 januari 2022 te Willemstad. Op de zitting is belanghebbende verschenen, alsmede namens de inspecteur [A] en [B] van de afdeling onroerendezaakbelasting.
1.8.
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.9.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak Zuurzak bij Bottelier, [adres]. Voor het jaar 2014 is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: de aanslag OZB) opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 720.000.
2.2.
Na tegen de onder 2.1. vermelde belaste waarde en aanslag bezwaar te hebben gemaakt, heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de waarde verminderd naar een belastbare waarde van NAf 600.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
2.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. Het Gerecht heeft de aanslag OZB in goede justitie verminderd tot een aanslag naar een belastbare waarde van NAf 550.000.
2.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerecht hoger beroep ingesteld. Naar zijn mening dient de aanslag OZB te worden verminderd naar een aanslag van NAf 480.000.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Ter zitting van het Hof hebben partijen een compromis bereikt. Ingevolge dit compromis wordt de belaste waarde van de onroerende zaak bepaald op NAf 515.0000 en zal de aanslag OZB dienovereenkomstig worden verminderd.
3.2.
Het Hof zal overeenkomstig het bereikte compromis beslissen. Omdat het een gegrond hoger beroep betreft, dient de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden (artikel 18, lid 5 Landsverordening op het beroep in belastingzaken).

4.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van het Gerecht, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag OZB tot een aanslag naar een belastbare waarde van NAf 515.000;
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 200 te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. drs. W.H. Bel, voorzitter, mr. drs. P.A.M. Pijnenburg,
mr. M.L. Leijdekker, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C.M.J. Bucx als griffier.
De beslissing is op 22 februari 2022 in het openbaar uitgesproken.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Partijen hebben ook de mogelijkheid hun beroepschrift in te dienen bij de griffie van het Gerecht in Eerste aanleg dat de zaak in eerste aanleg heeft behandeld. De datum van binnenkomst bij de griffie van het lokale Gerecht in Eerste aanleg is in dat geval bepalend voor de vraag of het beroep tijdig is ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2 onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. waartegen u in beroep komt;
d. waarom u het daar niet mee eens bent (de gronden van het beroep).
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.