In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak, tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2014. De belanghebbende had een aanslag ontvangen van NAf 720.000, waartegen hij bezwaar maakte. De Inspecteur verminderde de aanslag vervolgens naar NAf 600.000, maar de belanghebbende ging hiertegen in beroep. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de aanslag verder verminderd naar NAf 550.000. Ontevreden met deze uitspraak, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Tijdens de zitting op 17 januari 2022 hebben partijen een compromis bereikt. De belaste waarde van de onroerende zaak werd vastgesteld op NAf 515.000, en de aanslag OZB zou dienovereenkomstig worden verminderd. Het Hof heeft dit compromis geaccordeerd en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het door de belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden, conform artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.
De uitspraak werd op 22 februari 2022 openbaar gemaakt, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van het Gerecht, met uitzondering van de beslissing over het griffierecht, en vermindert de aanslag OZB tot een belastbare waarde van NAf 515.000.