ECLI:NL:OGHACMB:2022:155

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
CUR2022H00144
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inschrijving als medewerkende huisarts door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 30 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, een huisarts die in 2020 terugkeerde naar Curaçao, had verzocht om inschrijving als medewerkende huisarts bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen op 31 maart 2021, en na een aantal heroverwegingen bleef de afwijzing staan. De SVB stelde dat er al te veel huisartsen in de regio waren en dat het beleid gericht was op het verminderen van nieuwe solopraktijken om de continuïteit en kwaliteit van de gezondheidszorg te waarborgen.

De appellant voerde aan dat de SVB haar beleid niet consequent toepaste en dat hij onterecht was afgewezen, vooral omdat hij een uniconummer had en andere huisartsen in vergelijkbare situaties wel werden ingeschreven. Het Hof oordeelde echter dat de SVB beleidsruimte had en dat het beleid niet onrechtmatig was. De appellant had onvoldoende bewijs geleverd dat de SVB inconsistent was in haar beslissingen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd ook afgewezen, omdat de appellant op de hoogte was van het beleid en zijn verzoeken steeds aan de directeur van de SVB had gericht.

Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De SVB was niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

CUR2022H00144
Datum uitspraak: 30 november 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Curaçao,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 11 mei 2022 in zaak nr. CUR202101609, in het geding tussen:
appellant
en
de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB)

Procesverloop

Bij beschikking van 31 maart 2021 heeft de SVB het verzoek van [appellant] om hem als medewerkende in te schrijven, afgewezen.
Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft de SVB het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beschikking van 8 september 2021 heeft de SVB de beschikking van 31 maart 2021 ingetrokken en het verzoek van [appellant] opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 11 mei 2022 heeft het Gerecht het door [appellant] tegen de beschikking van 31 maart 2021 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de beschikking van 8 september 2021 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld voor zover daarbij het beroep tegen de beschikking van 8 september 2021 ongegrond is verklaard.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2022. [appellant], bijgestaan door mr. J.H. Scheidelaar, advocaat, en de SVB, vertegenwoordigd door mr. N. Dare, vergezeld door [werknemer 1], beiden werkzaam bij de SVB, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. [appellant] is huisarts van beroep. In de periode van 1995 tot 2020 is hij werkzaam geweest in de Verenigde Staten van Amerika. In 2020 is [appellant] teruggekeerd naar Curaçao waar hij zijn werk als huisarts heeft willen voortzetten in een nieuwe solopraktijk. Om die reden heeft [appellant] de SVB op 11 november 2020 en 10 december 2020 verzocht om te worden ingeschreven als medewerkende als bedoeld in de Regeling Medewerking aan de Sociale Verzekeringen 1960 (hierna: de Regeling). Op die verzoeken heeft [appellant] geen reactie ontvangen.
1.1.
In januari 2021 heeft [appellant] een gesprek gehad met een medewerker van de SVB waarna hij de SVB bij brief van 1 februari 2021 heeft verzocht hem in te schrijven als medewerkende huisarts in de regio Bandabou. Dat verzoek heeft de SVB bij de beschikking van 31 maart 2021 afgewezen omdat de zorg niet gediend is met het openstellen van een nieuwe solopraktijk voor een, gelet op de leeftijd van [appellant], zeer beperkte periode. Daarnaast is de huisartsennorm in de regio waar [appellant] zich wil vestigen al overschreden. Bij de beschikking van 8 september 2021 heeft de SVB de beschikking van 31 maart 2021 ingetrokken en het verzoek van [appellant] opnieuw afgewezen. Ten eerste op de grond dat er blijkens een behoefteraming te veel huisartsen op Curaçao zijn. Daarnaast voert de SVB beleid dat het opstarten van nieuwe solopraktijken tegen wil gaan, dit uit oogpunt van toegankelijkheid, continuïteit, aard, doelmatigheid en bekostiging van de zorg. Gelet daarop is het belang van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: de Lvbz) niet gediend met een inschrijving van [appellant] als medewerkende huisarts.
Aangevallen uitspraak
2. Het Gerecht heeft vooropgesteld dat de SVB beslisruimte heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid om een geneeskundige als medewerkende in te schrijven en daarbij beleid kan opstellen. Het beleid dat de SVB geen nieuwe solopraktijken inschrijft, is een gedragslijn die past bij het meerjarenbeleid van de Curaçaosche Huisartsen Vereniging (hierna: CHV) zoals neergelegd in het "Visiedocument Curaçaose Huisartsenzorg 20152025" (hierna: het visiedocument). Tegen deze achtergrond heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat de gedragslijn onredelijk is. Ook zijn geen gronden aangevoerd waaruit zou blijken dat de gedragslijn niet consistent wordt toegepast. Over het vertrouwensbeginsel heeft het Gerecht overwogen dat, voor zover er al sprake zou zijn van een toezegging, deze niet toegerekend kan worden aan de directeur van de SVB. [appellant] wilde in januari 2021 met accountmanager [werknemer 2] spreken, maar is door [medewerker 1] te woord gestaan omdat [werknemer 2] niet aanwezig was. Onder deze omstandigheden kan [appellant] er niet van uitgaan dat [werknemer 1], die alleen zijn collega verving, bevoegd zou zijn om een toezegging te doen over zijn verzoek om inschrijving als medewerkende. Dat [appellant] wist dat [werknemer 1] niet bevoegd was, blijkt ook uit het feit dat hij zijn drie verzoeken om inschrijving heeft gericht aan de directeur van de SVB en niet aan [werknemer 1].
Hoger beroep
3. [ [appellant] voert aan dat de SVB haar beleid niet consequent toepast. Zo is er in de wijk Ronde Klip onlangs een solopraktijk opgeheven en daarvoor in de plaats is een nieuwe solopraktijk gekomen. Verder worden verschillende solopraktijken draaiende gehouden met invallers en waarnemers die meestal niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en ook geen zogenoemd uniconummer hebben. [appellant] heeft dat wel. Desondanks wil de SVB hem niet inschrijven waardoor hij alleen particulier verzekerden kan helpen. Die groep vormt een zeer klein percentage in vergelijking met het aantal verzekerden bij de SVB waardoor zijn solopraktijk niet winstgevend kan zijn.
Daarnaast voert hij opnieuw aan dat [werknemer 1] tegen hem heeft gezegd dat hij voor een inschrijving als medewerkende in aanmerking zou komen als hij zich in Bandabou zou vestigen. [appellant] had niet kunnen weten dat [werknemer 1] niet bevoegd was een dergelijke toezegging te doen.
3.1.
Op grond van artikel 2 van de Regeling kan de directeur, indien hem dit gewenst voorkomt, een niet ingeschreven geneeskundige, apotheker, ziekeninrichting, of andere personen of instellingen die daarvoor in aanmerking komen, uitnodigen om, onder inachtneming van het te dien aanzien bepaalde, in een bepaald eilandgebied, mede te werken aan de uitvoering van de sociale verzekeringen.
3.2.
De SVB heeft aan de afwijzing van het verzoek van [appellant] met name ten grondslag gelegd dat [appellant] een nieuwe solopraktijk wil starten. De SVB vindt dat onwenselijk en wil ter waarborging van de continuïteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg het aantal solopraktijken in Curaçao verminderen. Zij wil huisartsen stimuleren om een bestaande praktijk over te nemen of in een samenwerkingsverband te werken. De SVB voert om die reden al enkele jaren het beleid dat huisartsen in een nieuwe solopraktijk niet als medewerkende worden ingeschreven. Dit beleid wordt ondersteund door CHV blijkens het visiedocument. Daarin is onder meer als aandachtspunt voor beleid en sturing opgenomen: het reduceren van eenmanspraktijken en het bevorderen van netwerken en samenwerkingsverbanden waarbij de professionele isolatie van een solopraktijk wordt verminderd. Daarnaast wordt het beleid van de SVB ondersteund door het "Visiedocument transitie zorg" van het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur van januari 2020. Daarin zijn veranderingen beschreven die zullen bijdragen aan een sterke eerstelijnszorg waarin kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit gewaarborgd is. Een van de veranderingen is dat solopraktijken in de toekomst nieuwe samenwerkingsverbanden aangaan, dan wel zullen aansluiten bij bestaande groepspraktijken. Er worden regels uitgewerkt om het aansluiten bij groepspraktijken van individuele artsen te stimuleren, aldus het Visiedocument transitie zorg. Een van die uitgewerkte regels is volgens de SVB terug te vinden in artikel 5.3, eerste lid, van de Lvbz. Op grond daarvan wordt een patiënt mede ingeschreven op naam van een samenwerkingsverband indien de huisarts of tandarts deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, en dus niet uitsluitend op naam van een individuele huisarts of tandarts.
3.3.
De SVB heeft in dezen beleidsruimte. Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat het door de SVB ten aanzien van nieuwe solopraktijken gehanteerde beleid onrechtmatig is, volgt het Hof hem daarin niet. Het Hof ziet ook geen grond om te oordelen dat de SVB dit beleid in het geval van [appellant] niet heeft mogen toepassen. Het verzoek van [appellant] om inschrijving als medewerkende is immers strijdig met het in 3.2 weergegeven beleid omdat [appellant] een nieuwe solopraktijk wil openen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de SVB dit beleid niet consequent toepast en dat hij anders wordt behandeld dan andere huisartsen die een nieuwe solopraktijk willen openen. De praktijk in Ronde Klip waar hij naar verwijst, betreft niet de oprichting van een nieuwe solopraktijk, maar de overname van een bestaande solopraktijk. Dat geldt ook voor zijn verwijzing naar invallers en waarnemers. Zij nemen een bestaande solopraktijk waar en richten geen nieuwe solopraktijk op. Het betoog slaagt niet.
3.4.
Het beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Het is aan [appellant] om aannemelijk te maken dat ambtenaren van de SVB uitlatingen of gedragingen hebben gedaan die bij [appellant] redelijkerwijs de indruk hebben kunnen wekken van een welbewuste standpuntbepaling van de SVB over de manier waarop de bevoegdheid tot inschrijving als medewerkende in zijn geval zal worden uitgeoefend. Daartoe stelt [appellant] dat [werknemer 1], accountmanager bij de SVB, hem in een gesprek heeft geadviseerd zijn solopraktijk in Bandabou te openen omdat solopraktijken daar nodig zijn en in dat gebied dus een uitzondering kan worden gemaakt op het beleid dat geen nieuwe solopraktijken worden ingeschreven. Hieruit volgt dat [appellant] op de hoogte was van het beleid dat nieuwe solopraktijken niet zullen worden ingeschreven en dat dit alleen nog bij uitzondering gebeurt. [appellant] wist verder ook dat uitsluitend de directeur van de SVB bevoegd is om op verzoeken als hier aan de orde te beslissen. Hij heeft zijn verzoeken ook steeds aan de directeur gericht. Onder deze omstandigheden heeft [appellant] aan het advies van de accountmanager [werknemer 1] niet het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen ontlenen dat zijn verzoek om inschrijving zal worden toegewezen.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht moet worden bevestigd voor zover [appellant] deze in hoger beroep heeft aangevallen.
5. De SVB hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022.