ECLI:NL:OGHACMB:2023:127

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
SXM2022H00140
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van de Afvalverordening en de Bouw- en woningverordening in het hoger beroep van Mansha Property Management B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Mansha Property Management B.V. tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur had aan Mansha een 'Stop/Removal order' opgelegd, omdat er op de percelen van Mansha puin en zand aanwezig was zonder de benodigde vergunningen. Het Gerecht had de bestreden beschikking van de minister bevestigd, waarop Mansha in hoger beroep ging. Het Hof heeft de zaak behandeld op 24 april 2023. De minister stelde dat de hopen zand en puin als afval moeten worden aangemerkt, wat in strijd is met de Afvalverordening. Mansha betoogde dat het zand nodig was voor toekomstige bouwwerkzaamheden en dat er geen sprake was van puin. Het Hof oordeelde dat de minister terecht had gehandeld, omdat er geen concreet zicht op legalisatie was en de overtredingen van de regelgeving niet konden worden genegeerd. De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd, met verbetering van de gronden.

Uitspraak

SXM2022H00140
Datum uitspraak: 5 juli 2023
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Mansha Property Management B.V., gevestigd in Sint Maarten (hierna: Mansha),
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 19 september 2022 in zaak nr. SXM202101379, in het geding tussen:
appellante,
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten (hierna: de minister)
Procesverloop
Bij beschikking van 1 oktober 2021 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de minister aan Mansha een "Stop/Removal order" gegeven en haar opgedragen binnen 72 uur "all stored excavated dirt (bulk waste)" te verwijderen en "all illicit placement of objects and materials" te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij uitspraak van 19 september 2022 (ECLI:NL:OGEAM:2022:114) heeft het Gerecht het door Mansha daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Mansha hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2023. Mansha, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bloem, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.F. Gibson jr., advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen

Inleiding

De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt
Mansha heeft de percelen, kadastraal bekend onder meetbrieven nrs. 193/2017 en 194/2017, in erfpacht. Deze percelen liggen aan de W.J.A. Nisbeth Road in Philipsburg.
Bij de bestreden beschikking heeft de minister geconstateerd dat Mansha toestaat dat een derde op de percelen een verkoopkraam ("vending booth") heeft opgericht zonder bouwvergunning of ventvergunning, en dat op de percelen "excavated dirt (bulk waste)" is geplaatst zonder een daarvoor benodigde vergunning. Het voortzetten van deze illegale activiteiten is in strijd met de artikelen 7 en 10 van de Bouw en woningverordening (hierna: Bwv), met artikel 28a van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning, en met de artikelen 1, 11, 12, 27 en 28 van de Afvalverordening. Mansha wordt verzocht en gesommeerd om de "excavated dirt (bulk waste)" binnen 72 uur te verwijderen. Verder is te kennen gegeven dat alle illegale plaatsing van objecten en materialen onmiddellijk moet worden beëindigd en beëindigd moet worden gehouden. Indien hieraan geen gevolg wordt gegeven, zal het opgegraven vuil worden verwijderd op kosten van Mansha.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft overwogen dat Mansha wat de verkoopkraam betreft, heeft voldaan aan de bestreden beschikking omdat in het inspectierapport van 6 mei 2022 is geconstateerd dat de bouwwerken zijn verwijderd. Bij een oordeel over het verwijderen van de verkoopkraam heeft Mansha dan ook geen belang meer.
Blijkens het inspectierapport van 6 mei 2022 is er echter nog puin aanwezig op de percelen. Mansha heeft ter zitting van het Gerecht verklaard dat dit puin afkomstig is van een andere locatie zodat de percelen bouwrijp kunnen worden gemaakt. Deze verklaring is volgens het Gerecht in strijd met de stelling in het beroepschrift dat er slechts sprake is van het afgraven van zand. Omdat vaststaat dat er geen bouwvergunning is verleend dan wel aangevraagd en er geen bouwwerkzaamheden worden verricht die wijzen op het bouwrijp maken van de percelen, was de minister bevoegd om handhavend op te treden, aldus het Gerecht.

Gronden van het hoger beroep

4. Mansha betoogt ten eerste dat zij nog wel belang heeft bij een oordeel over het beëindigen en beëindigd houden van "all illicit placement of objects and materials". Op het perceel was namelijk (ook) een bouwkeet aanwezig die is weggehaald na oplegging van de last. De bouwkeet is dus niet vrijwillig verwijderd. Mansha heeft ook nog steeds belang bij het kunnen plaatsen van een bouwkeet omdat die nodig is voor het kunnen aanvangen van de bouwwerkzaamheden. Een bouwkeet behoeft op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder 1 van de BWV geen bouwvergunning en met deze procedure wordt beoogd het mogelijk te maken weer een bouwkeet te plaatsen zonder dat daarvoor een vergunning nodig is.
Mansha betoogt ten tweede dat het Gerecht er ongemotiveerd aan voorbij is gegaan dat geen sprake is van puin, maar van zand dat nodig is om de percelen op te vullen. Dit zand kwalificeert niet als puin en valt ook niet onder de definities van de Afvalverordening. Voor zover dit zand toch puin bevat is het verbod op het aanwezig hebben daarvan niet van toepassing omdat het daar is aangebracht met het oog op gebruik bij toekomstige bouwwerkzaamheden. Het opgebrachte zand is nodig om met de bouw aan te kunnen vangen en om een fundering aan te kunnen leggen. Voor de aanleg van de riolering is reeds een bouwvergunning aangevraagd.

Beoordeling door het Hof

5. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal naar het oordeel van het Hof in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dat niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
De last met betrekking tot het beëindigen en beëindigd houden van "all illicit placement of objects and materials"
5.1.
Het Gerecht heeft zijn conclusie dat Mansha geen belang meer heeft bij een oordeel over de last tot het beëindigen en beëindigd houden van "all illicit placement of objects and materials" gebaseerd op de vaststelling dat de verkoopkraam inmiddels is verwijderd. Het betoog van Mansha in hoger beroep heeft geen betrekking (meer) op de verkoopkraam, maar (uitsluitend) op de bouwkeet. Daar gaat de last echter niet over, gelet op de daarin gebezigde aanduiding van het te verwijderen object ("vending booth") en ook de vermelding dat geen "vending license" is verleend. Daarbij is ook van belang dat Mansha heeft erkend dat in de periode dat de last werd opgelegd op haar percelen onder meer een schoolbus aanwezig was die als restaurant werd gebruikt, dat Mansha de minister heeft verzocht om op te treden tegen een aanwezige "vending booth" van waaruit voedingswaren werden verkocht en daarover ook civiele procedures heeft gevoerd. Het betoog van Mansha in hoger beroep richt zich daarmee niet (meer) tegen een onderdeel van de last en valt dus buiten het door het Hof te beoordelen geding, dat in de eerste plaats wordt bepaald door de inhoud van de bij het Gerecht bestreden beschikking. De conclusie van het Gerecht dat Mansha geen belang meer heeft bij een oordeel over de last tot het beëindigen en beëindigd houden van "all illicit placement of objects and materials" houdt daarom, zij het op een andere grond, stand.
De last met betrekking tot "all stored excavated dirt (bulk waste)"
5.2.
De minister heeft een inspectierapport met foto’s van 6 mei 2022 overgelegd waaruit blijkt dat er op de percelen hopen bestaande uit onder meer puin aanwezig zijn. Daarmee is de aanvankelijke stelling van Mansha dat er louter zand/aarde is aangevoerd niet aannemelijk. Dit is door Mansha ter zitting ook erkend met de mededeling dat de opgebrachte grond voor 80% uit zand bestaat. Verder is ter zitting verklaard dat het uitgegraven zand van een ander perceel afkomstig is, dat het afkomstig is van het uitgraven van een fundering en dat het mogelijk betonstukjes bevat. Gelet op hun herkomst bestaan de hopen zand en puin uit reststoffen van een eerder bouwwerk en moeten deze daarom worden aangemerkt als afval en puin, zodat het verbod uit artikel 28, aanhef en onder a, van de Afvalverordening is overtreden door de percelen aan te wenden voor het opslaan daarvan. Dat deze reststoffen nog bruikbaar zijn voor het ophogen van een bouwperceel maakt dat niet anders.
Mansha stelt de percelen te willen bebouwen en heeft de bouwplannen overgelegd. Het van elders aangevoerde zand en puin is nodig voor het ophogen van het terrein en daarmee voor de uit te voeren werken. Ter zitting is gesteld dat een vergunning is aangevraagd voor (in ieder geval) aanleg van de riolering, waarop ten tijde van de last nog niet was beslist. Niet is gesteld of gebleken dat ten tijde van het opleggen van de last verwacht mocht worden dat deze vergunning of andere voor het bouwplan van Mansha benodigde vergunningen spoedig zouden worden verleend. Mansha kon daarom ten tijde van de last nog niet beginnen met de voorgenomen bouwwerkzaamheden en onduidelijk was (en is ook nu nog) of en wanneer dat wel zal kunnen. Onder die omstandigheden hoefde de minister het aanwezige puin en zand niet als voor werkzaamheden benodigd materiaal aan te merken en heeft hij terecht ervan afgezien om op grond van artikel 30, aanhef en onder b, het in artikel 28, aanhef en onder a, van de Afvalverordening gestelde verbod niet van toepassing te achten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de onzekerheid over een mogelijk begin van de door Mansha beoogde werkzaamheden is er geen grond voor het oordeel concreet zicht op legalisatie aanwezig te achten. Evenmin is er grond voor het oordeel dat Mansha door het handhavend optreden van de minister onevenredig in haar belangen is geschaad.

Conclusie

6. De minister heeft de last terecht opgelegd. Het Gerecht zal de aangevallen uitspraak, gelet op 5.1 met verbetering van de gronden, bevestigen.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2023.
BIJLAGE

Bouw- en woningverordening

[…]
Artikel 7
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
[…]
Artikel 10
1. Ten aanzien van gebouwen van eenvoudige aard en in bijzondere gevallen kan de minister gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke vrijstelling van de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening verlenen.
2. Een overeenkomstige vrijstelling ten aanzien van bepaaldelijk aan te wijzen terreinen geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
[…]

Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning

[…]
Artikel 28a
1. Voor gebieden waarvoor geen voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 16 of een ontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 3 geldt, is voorafgaande schriftelijke toestemming vereist voor de volgende werken en werkzaamheden van ingrijpende aard;
a. het afgraven, ophogen, egaliseren of doen springen van de bodem;
b. het aanleggen van wegen en andere terreinverhardingen;
c. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding en de grondwaterstand kunnen beïnvloeden;
d. het rooien van bomen of het tot kaalslag leidende rooien van andere begroeiing;
e. het slopen van bouwwerken; en,
f. het dempen van water.
[…]

Afvalverordening

Artikel 1
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
b. huisvuil: vuil en afval, afkomstig van huishoudingen;
c. grof vuil: huisvuil van zodanige omvang dat het niet bewaard kan worden in voor dat vuil bestemde zakken, containers of vaten;
[…]
Artikel 11
Het is verboden grof vuil op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens dit hoofdstuk is bepaald.
Artikel 12
De minister stelt vast op welke plaats, op welke tijden en op welke wijze grof vuil ter inzameling kan worden aangeboden aan de inzameldienst.
[…]
Artikel 27
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat het verboden is zich van vuil, behorende tot een daarbij aangewezen categorie, niet zijnde huisvuil of autowrakken, te ontdoen door ze op of in de bodem te brengen.
Artikel 28
Het is de eigenaar van de enig onroerend goed verboden:
a. dit goed geheel of ten dele aan te wenden of de aanwending daarvan te gedogen voor het opslaan van onbruikbare of aan hun bestemming onttrokken voertuigen, vaartuigen, of vliegtuigen of onderdelen daarvan, oud metaal, glas, afbraak, afval, puin of andere oude materialen;
b. dit goed geheel of ten dele aan te wenden of de aanwending daarvan te gedogen voor het kennelijk ten verkoop of ten verhuur opslaan van gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde voertuigen;
c. op dit goed één of meer stoffen of voorwerpen als onder a, dan wel één of meer voertuigen onder b. bedoeld, aan het oog te onttrekken of onttrokken te houden met gebruikmaking van enig middel dat van een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Artikel 29
De minister kan van het verbod bedoeld in artikel 28 ontheffing verlenen.
Artikel 30
Het verbod gesteld in artikel 28 onder a is niet van toepassing:
a. op het hebben van afbraak, puin of andere bouwmaterialen op een onroerend goed, voor de ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving in uitvoering zijnde openbare werken;
b. op het hebben van afbraak, puin of andere bouwmaterialen op een onroerend goed, waarop onderhouds-, herstel-, bouw of sloopwerkzaamheden worden verricht, mits deze zaken voor de uit te voeren werken nodig, of van het object, dat hersteld of gesloopt wordt, afkomstig zijn.
[…]
Artikel 36
De minister is bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten hetgeen in strijd met deze verordening wordt ondernomen en te doen verrichten hetgeen in strijd daarmee wordt nagelaten.
[…]