ECLI:NL:OGHACMB:2023:133

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
CUR2022H00354
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van partneralimentatie na verwijzing door de Hoge Raad met betrekking tot draagkracht en behoeftigheid

In deze zaak, die betrekking heeft op partneralimentatie, heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, na verwijzing door de Hoge Raad, het verzoek van de vrouw om partneralimentatie opnieuw beoordeeld. De Hoge Raad had eerder in een beschikking van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:535) de eerdere uitspraak van het Hof vernietigd, omdat het Hof niet voldoende had onderbouwd waarom de man geen draagkracht had en de termijn voor alimentatie had beperkt tot vijf jaar, wat niet door partijen was verzocht.

Bij de herbeoordeling heeft het Hof vastgesteld dat de man, gezien zijn huidige financiële situatie en medische omstandigheden, geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De man ontvangt een pensioen en AOV-uitkering, maar zijn totale inkomen is onvoldoende om zijn maandelijkse lasten te dekken. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zij nog behoeftig is, ondanks haar stelling dat zij als statutair directeur van Olmaq Trading N.V. meer zou verdienen dan de man. Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.

Uiteindelijk heeft het Hof de bestreden beschikking van het Gerecht van 7 september 2018 vernietigd en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen met ingang van 1 augustus 2023. De bijdrage aan het levensonderhoud van de vrouw tot die datum is vastgesteld op hetgeen de man heeft betaald of op hem is verhaald. Het Hof heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, gezien de aard van de zaak.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2023
Registratienummers:
eerste aanleg: CUR201702138
hoger beroep: CUR2018H00354
cassatie: CUR2019C00002
na cassatie: CUR2018H00354
Uitspraak: 4 juli 2023
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING NA CASSATIE
in de zaak van:
[naam],
wonende in Curaçao,
appellant (na verwijzing),
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,
tegen
[naam],
wonende in Curaçao,
verweerster (na verwijzing),
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. M.-J. Eijsden.
Samenvatting
In deze alimentatiezaak moet het Hof, na verwijzing door de Hoge Raad (bij beschikking van 27 maart 2020; ECLI:NL:HR:2020:535), het verzoek om partneralimentatie van de vrouw opnieuw beoordelen. Op grond van de huidige omstandigheden van partijen oordeelt het Hof dat de man geen draagkracht heeft om die alimentatie te betalen. Ook geldt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij nog behoeftig is. Het Hof ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een termijn voor de duur van de alimentatie (artikel 1: 157 lid 3 BW). De man heeft dit verzoek onvoldoende gemotiveerd.

1.Het verloop van de procedure tot en met cassatie

1.1
Het Hof verwijst naar de volgende voorgaande uitspraken:
a. de beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 10 april 2018 en 7 september 2018 (CUR201702138);
b. de beschikking van het Hof van 2 april 2019 (CUR2018H00354);
c. de beschikking van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:535).
1.2
Op 29 september 2020 heeft de vrouw een memorie na cassatie ingediend (met de producties A tot en met D), waarin zij het Hof verzoekt om met inachtneming van de beschikking van de Hoge Raad de man te veroordelen tot een partneralimentatie van NAf 2.200 per maand en tevens te oordelen dat deze verplichting van rechtswege eindigt na het verstrijken van 12 jaar, met als aanvang van deze termijn 8 oktober 2018 (de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking).
1.3
Op 21 september 2021 heeft de man een memorie na cassatie ingediend (met producties. Bij mail van 2 juni 2023 heeft de gemachtigde van de man een gewijzigde (verkorte) versie van deze memorie (van 4 pagina’s) ingediend (met de producties 1 tot en met 3). Het Hof heeft er zitting meegedeeld van deze laatste versie uit te gaan, met op pagina 4 als conclusie:
“(…) het verzoek te honoreren (…) tot aanpassing van het alimentatiebedrag, oftewel nihilstelling, evenals de alimentatieplicht tot 5 jaar (na scheiding) te honoreren c.q. te handhaven”.
1.4
Op 6 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden. Daarbij waren partijen en hun gemachtigden aanwezig. Voorafgaand aan deze zitting heeft de gemachtigde van de vrouw per mailbericht van 2 juni 2023 drie video-opnamen overgelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van de vrouw een pleitnota gehanteerd, waarin zij deze producties heeft toegelicht en heeft geconcludeerd tot vaststelling van de alimentatie met als uitgangspunt een netto besteedbaar inkomen van de man van minstens NAf 5.665,65 en tot handhaving van de termijn van alimentatie op 12 jaar. De gemachtigde van de man heeft als reactie op de overgelegde filmpjes productie 4 overgelegd (een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van Curacao van 5 juni 2023 ter zake een eenmanszaak genaamd Mandala). Ter zitting heeft de gemachtigde van de man een stuk overgelegd met als opschrift “Overzicht historie mutaties per looncomponent- Instelling 1 Algemeen Pensioenfonds van Cur” (hierna: overzicht Pensioenfonds).
1.5
Beschikking is aangezegd en nader bepaald op vandaag.

2.De feiten en voorgaande uitspraken

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2
Partijen zijn op 10 juli 2005 in gemeenschap van goederen getrouwd. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren.
2.3
Bij beschikking van 10 april 2018 heeft het Gerecht de echtscheiding uitgesproken. Die beschikking is op 8 oktober 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4
In deze procedure na cassatie en verwijzing gaat het om een verzoek van de vrouw om de door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen op NAf 3.000,-- per maand. Het Gerecht heeft bij beschikking van 7 september 2018 de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud op NAf 2.200 per maand bepaald.
2.5
De man heeft hoger beroep ingesteld en het Hof verzocht de alimentatie op nihil te stellen. De vrouw heeft verzocht om bekrachtiging van de beschikking van het Gerecht. Het Hof heeft in zijn beschikking van 2 april 2019 de man veroordeeld om de komende vijf jaar, ingaande 1 mei 2019, NAf 1.250 per maand te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, met bepaling van de bijdrage tot 1 mei 2019 op hetgeen de man betaald heeft of op hem verhaald is.
2.6
De Hoge Raad heeft de beschikking van het Hof vernietigd. De Hoge Raad heeft in de eerste plaats overwogen dat de beslissing van het Hof om de door de man te betalen bijdrage in tijd te beperken tot vijf jaar in strijd is met artikel 1: 157 lid 3 BWNA, omdat dit door geen van partijen is verzocht. In de tweede plaats heeft de Hoge Raad overwogen dat het Hof niet inzichtelijk heeft gemaakt op grond van welke feiten en omstandigheden het inkomen van de man op NAf 800 per maand dient te worden begroot.

3.De beoordeling

3.1
Het Hof moet deze alimentatiezaak opnieuw beoordelen, in de stand waarin deze zich bevond toen de door de Hoge Raad vernietigde uitspraak (van dit Hof van 2 april 2019) werd gedaan, maar met inachtneming van wat partijen hebben aangevoerd na cassatie over hun huidige (financiële) omstandigheden.
3.2
De man heeft zich erop beroepen dat hij geen enkele draagkracht heeft om alimentatie te betalen, terwijl de vrouw volgens hem meer verdient dan hij en in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De vrouw heeft aangevoerd dat de man naast zijn inkomsten uit pensioen en AOV-uitkering nog bijverdiensten heeft, waardoor zijn netto besteedbaar inkomen moet worden begroot op NAf 5.665,65. Ook heeft zij zich uitgelaten over haar behoeftigheid.
draagkracht van de man
3.3
Uit een brief van het APC (Algemeen Pensioenfonds van Curaçao) van 19 december 2018 en de daaraan gehechte pensioenslip over november 2018 blijkt dat de man een pensioen ontvangt dat tegelijk met een AOV-uitkering wordt uitbetaald. Volgens de man zijn deze inkomsten sinds 2018 niet veranderd, het is in totaal NAf 1.527,95 netto per maand. De vrouw gaat in haar pleitnota uit van een hoger bedrag (NAf 1.527,95 aan pensioen + NAf 737,70 aan AOV-uitkering= NAf 2.265,65), maar dat klopt dus niet. De gemachtigde van de vrouw heeft dit ter zitting erkend. Het Hof gaat dus uit van een bedrag van NAf 1.528 (afgerond) als inkomsten van de man uit pensioen en AOV.
3.4
De man heeft aangevoerd dat hij sinds 2019 geen neveninkomsten naast pensioen en AOV meer heeft. In 2019 is hij gestopt met het bedrijf Kas di Sensia (dat onder meer handelde in wierookproducten), vanwege geleden verliezen. Nadat hij is overvallen in 2019, is de man ook gestopt met werkzaamheden als geldloper voor Joe Black. In december 2019 heeft de man nierproblemen gekregen, waardoor hij drie keer per week nierdialyse moet ondergaan. Uit het bedrijf Roosevelt Real Estate N.V. (hierna: Roosevelt) heeft hij ook niet of nauwelijks inkomsten. Het betreft een vennootschap die zich bezighield met investeringen in onroerend goed en waarvan het de bedoeling was dat de winst ten goede zou komen van de kinderen van de man uit zijn eerste huwelijk. In dat bedrijf vinden al jaren geen activiteiten meer plaats. De man was in het verleden taxateur van onroerend goed. Met dat werk is hij ook al vele jaren geleden gestopt; hij doet alleen nog een enkele keer een taxatie voor bekenden, hooguit twee à drie keer per jaar, voor een paar honderd gulden per taxatie.
3.5
De man heeft een overzicht van zijn huidige maandelijkse lasten overgelegd (productie 3 bij memorie na cassatie) dat sluit op NAf 2.636. Alleen met zijn inkomsten uit pensioen en AOV (waarop ook inhoudingen worden gedaan uit loonbeslag) kan hij deze kosten niet betalen; zijn dochter springt bij, zo heeft de man ter zitting verklaard.
3.6
De vrouw heeft aangevoerd dat de man naast zijn inkomsten uit pensioen en AOV wel degelijk nog bijverdient. In de eerste plaats heeft hij inkomsten uit de lucratieve handel in wierook en “geluksbrengers”, die gesteld moeten worden op NAf 1.900 per maand. Uit de overgelegde filmpjes blijkt dat de man actief is in de verkoop van deze producten op sociale media (waar hij zich Guru Raj noemt en de producten aanprijst) en in een winkel (via een samenwerkingsverband met een bedrijf genaamd Mandala). In de tweede plaats heeft de man nog steeds inkomsten uit zijn werkzaamheden als geldteller voor Joe Black (NAf 250 per week) en heeft hij inkomsten uit Roosevelt. Zijn besteedbaar inkomen komt daarmee minimaal uit op NAf 5.665 per maand. De vrouw heeft de hoogte van de lasten van de man betwist, met name de woonlasten en de kosten van de auto.
3.7
Het Hof oordeelt als volgt. In de overgelegde verklaring van de behandelende internist/nierspecialist (productie 1 bij de memorie na cassatie van de man) wordt bevestigd dat de man, nu 69 jaar oud, vanaf december 2020 drie keer in de week nierdialyse moet ondergaan. Aannemelijk is dat dit een aanzienlijke belasting oplevert, waardoor de man beperkte tijd en energie over zal hebben voor nevenwerkzaamheden. Het Hof acht de door de man overgelegde lasten, met name de woonlasten van NAf 800 en NAf 600 aan autokosten (gelet op de gebruikelijke kosten in Curaçao) niet onredelijk hoog. Partijen verwijten elkaar over en weer dat het gezamenlijk opgebouwde bedrijf Kas di Sensia verloren is gegaan en zij hebben daarover in 2018 en 2019 meerdere procedures gevoerd. Hoe dit ook is gelopen, vast staat dat de man sinds 2019 geen inkomsten meer heeft uit dit bedrijf. Ook aannemelijk is dat de man (gelet op de aard van het bedrijf) geen inkomsten heeft uit Roosevelt en slechts een beperkt aantal taxaties per jaar verricht.
3.8
Ook al zou het Hof (ondanks de gemotiveerde betwisting) uitgaan van NAf 1.000 per maand aan bijverdiensten van de man (bij Joe Black, uit de aanprijzing en verkoop van wierook en aanverwante producten en uit enkele taxaties) naast zijn inkomsten uit pensioen en AOV van NAf 1.528 per maand, dan nog blijft er voor hem geen besteedbaar inkomen over, gelet op de redelijke lasten van NAf 2.636. Het Hof acht het onvoldoende aannemelijk dat de man meer bijverdient of dat hij, gelet op zijn medische situatie, redelijkerwijze meer kan bijverdienen dan NAf 1.000 per maand.
3.9
Dit leidt tot de conclusie dat de man geen draagkracht heeft om enig bedrag aan alimentatie te betalen.
behoeftigheid van de vrouw
3.1
Afgezien hiervan geldt nog het volgende. De man heeft in zijn memorie na cassatie aangevoerd dat de vrouw als statutair directeur van Olmaq Trading N.V. (hierna Olmaq) meer verdient dan hij, zodat zij, mede gelet op het feit dat zij veel jonger is (nu 50 jaar) in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De zus van de vrouw woont in Aruba en heeft daar een vergelijkbaar bedrijf.
3.11
De vrouw heeft aangevoerd dat zij in 2018, nadat zij door de man uit het gezamenlijk opgebouwde bedrijf was gezet, berooid is achtergebleven en opnieuw moest beginnen. De vrouw werkt nu volgens haar verklaringen ter zitting in het bedrijf Olmaq dat natuurlijke producten (ook wierook) verkoopt en aan haar zus toebehoort. Zij werkt ongeveer drie dagen in de week (omdat zij zich niet goed genoeg voelt om meer dagen te werken) en verdient met die werkzaamheden NAf 1.641 per maand.
3.12
De vrouw heeft naar het oordeel van het Hof onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat zij niet meer verdient of redelijkerwijze kan verdienen dan het inkomen dat zij thans stelt te hebben. Na het verweer van de man heeft de vrouw (terwijl zij daartoe wel gelegenheid had bij de mondelinge behandeling) geen stukken overgelegd waarin het door haar gestelde huidige inkomen onderbouwd wordt. De vrouw heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij niet meer dan drie dagen per week kan werken om medische redenen. Daarmee heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat zij thans nog behoeftig is. Haar verzoek zal daarom worden afgewezen.
Slotsom
3.13
Het Hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de vrouw alsnog afwijzen met ingang van 1 augustus 2023. Gelet op het navolgende zal het Hof bepalen dat de bijdrage tot deze datum zal worden bepaald op hetgeen de man betaald heeft of op hem verhaald is.
3.14
Uit de hiervoor genoemde brief van het APC blijkt dat op pensioen en AOV-uitkering van de man vanaf december 2018 maandelijks NAf 1.379,54 is ingehouden. Uit het door de man ter zitting overgelegde overzicht Pensioenfonds blijkt dat die inhouding in mei 2019 is verlaagd naar NAf 1.205 en dat dit bedrag tot op heden wordt ingehouden. Aannemelijk is dat de vrouw deze bedragen inmiddels heeft verbruikt voor haar levensonderhoud.
3.15
Voor zover hetgeen in de man heeft verzocht na cassatie (zoals hiervoor in 1.3 geciteerd) een beroep op het vaststellen van een termijn voor de duur van de alimentatie (artikel 1: 157 lid 3 BW) valt te destilleren en voor zover de man in dit stadium van de procedure daarop alsnog een beroep kan doen, geldt het volgende. Het Hof ziet geen aanleiding voor het vaststellen van een dergelijke termijn, nu de man dit verzoek onvoldoende heeft gemotiveerd. Een enkele verwijzing naar de leeftijd en de verdiencapaciteit van de vrouw is daarvoor onvoldoende.
3.16
Het Hof ziet, gelet op de aard van de zaak, geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
B E S L I S S I N G
Het Hof, rechtdoende na cassatie,
vernietigt de tussen partijen gewezen beschikking van het Gerecht van 7 september 2018 en opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek van de vrouw af met ingang van 1 augustus 2023;
bepaalt de bijdrage aan het levensonderhoud van de vrouw tot 1 augustus 2023 op hetgeen de man heeft betaald of op hem is verhaald;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.G. ter Veer, E.A. Saleh en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.