ECLI:NL:OGHACMB:2023:330

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
H-157/2022
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor drugshandel in internationale wateren

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte, die in eerste aanleg was veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor drugshandel. De verdachte, een 68-jarige Venezolaanse man, was aangehouden in internationale wateren door de kustwacht en naar Aruba gesleept. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de procureur-generaal in overweging heeft genomen, die bevestiging van het vonnis van de eerste aanleg had gevorderd. Het Hof heeft echter de opgelegde straf herzien en vastgesteld dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd, detentieomstandigheden en gebrek aan sociale steun in Aruba, aanleiding gaven om de straf te verlagen. Het Hof heeft uiteindelijk besloten de gevangenisstraf te verlagen van zeven naar zes jaar, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak, evenals de relevante juridische bepalingen.

Uitspraak

Zaaknummer: H-157/2022

Parketnummer: 300.02508/22
Uitspraak: 2 oktober 2023 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van 7 oktober 2022 van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. B.S. van Unnik, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan. Voorts zal de bewijsoverweging worden aangevuld met het oog op hetgeen de verdediging daartegen in hoger beroep heeft ingebracht.
Aanvulling bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de verdovende middelen in de ten laste gelegde periode in Aruba aanwezig heeft gehad. Hij heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. De verdachte had drugs in een schip onder zich in de internationale wateren. Hij is van dat schip opgepakt en meegenomen naar Aruba. Op het moment dat het schip de territoriale wateren van Aruba werd binnen gesleept, had de verdachte daarom geen beschikkingsmacht over die drugs.
In aanvulling op de overwegingen op dit punt van het Gerecht overweegt het Hof als volgt. Van aanwezig hebben als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub C van Landsverordening verdovende middelen is sprake als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin, dat hij daarover kan beschikken (ECLI:NL:HR:2023:622). Voor zover de verdachte vanaf het moment van het binnenvaren van de territoriale wateren van Aruba geacht moet worden feitelijk geen (directe) toegang meer te hebben gehad tot het vaartuig, staat dat niet aan de bewezenverklaring in de weg. De verdachte had de (unieke) wetenschap van de aanwezigheid van die verdovende middelen, terwijl zijn intenties ten aanzien van die middelen blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onveranderd waren gebleven. Omdat het vaartuig water maakte restte de autoriteiten geen andere keuze dan het vaartuig naar het dichtstbijzijnde (ei)land te brengen. Bij het uitblijven van de ontdekking van de verdovende middelen zou het vaartuig weer aan de verdachte ter beschikking zijn gesteld. Op grond van de feiten en omstandigheden van dit specifieke geval moet de verdachte geacht worden ook in Aruba de feitelijke macht te hebben gehad over de zich in het vaartuig bevindende verdovende middelen.
Oplegging van straf
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar. De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof verenigt zich met de overwegingen van het Gerecht ten aanzien van de strafoplegging, neemt deze over en verwijst daarnaar. Voor wat betreft de hoogte van de straf overweegt het Hof als volgt.
Gelet op de straffen die voor soortgelijke feiten, met vergelijkbare hoeveelheden, door de rechter worden opgelegd wordt de in eerste aanleg opgelegde straf in beginsel passend geacht. De specifieke omstandigheden van het geval geven naar het oordeel van het Hof echter aanleiding over te gaan tot de oplegging van een lagere straf. Daartoe wordt het volgende overwogen. De verdachte is een
Venezolaanse man van 68 jaar oud. Bij gebrek aan familie en vrienden in Aruba ontvangt dus geen bezoek. Bovendien is hij de Landstaal niet machtig. Zijn detentie in Aruba, ver weg van zijn familie, moet voor hem dan ook relatief zwaar worden geacht. Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij zijn medewerking heeft verleend aan het onderzoek van de Amerikaanse autoriteiten naar de opdrachtgevers van het transport. Het openbaar ministerie heeft dat niet kunnen beamen, maar evenmin kunnen uitsluiten. Gelet op hun betrokkenheid bij de aanhouding van de verdachte wordt een mogelijk verhoor door de Amerikaanse autoriteiten niet onaannemelijk geacht, evenmin dat de verdachte daarbij – net als in het onderhavige onderzoek – openheid heeft verschaft over het transport.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor wat betreft de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.V.L.M. Wannyn, voorzitter, mr. H. de Doelder en mr. M.L.A. Angela, leden van het Hof, bijgestaan door mr. J. Mulder, zittingsgriffier, en op 2 oktober 2023 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
De oudste rechter en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.