ECLI:NL:OGHACMB:2024:151

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
P-2024/01188
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing voorlopige hechtenis in verband met overschrijding termijn verblijf in politiecel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, die in verband met meerdere auto-inbraken in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had van 29 mei 2024 tot 11 juni 2024 veertien dagen in een politiecel doorgebracht, wat vier dagen langer was dan de maximale periode die volgens de oude wetgeving was toegestaan. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg, die de voorlopige hechtenis had geschorst. Het Hof oordeelde dat de verdachte in een situatie was geplaatst die niet voldeed aan de minimumeisen voor voorlopige hechtenis, en dat er sprake was van een ernstige normschending. Ondanks deze schending oordeelde het Hof dat er onvoldoende aanleiding was om de voorlopige hechtenis te schorsen, gezien de ernst van de feiten en het strafvorderlijk belang. Het hoger beroep van het openbaar ministerie werd gegrond verklaard en de bestreden beschikking werd vernietigd.

Uitspraak

Strafzaken over 2024
Parketnummer: P-2024/01188
Zaaknummer: 44 van 2024
Datum beschikking: 5 juli 2024
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA,
CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE,
SINT EUSTATIUS EN SABA
B E S C H I K K I N G
Gezien de akte d.d. 11 juni 2024 waarbij de officier van justitie verklaart in hoger beroep te komen tegen de beschikking d.d. 11 juni 2024, van de rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de schorsing van de voorlopige hechtenis is bevolen ten aanzien van de verdachte:
[verdachte],
geboren in Aruba op [geboortedatum] 1979,
wonende in Aruba, [adres].

1.Het onderzoek van de zaak

Deze beschikking is gegeven naar aanleiding van de behandeling van het beroep in raadkamer op 19 juni 2024. Verschenen zijn de (fgd) procureur-generaal,
mr. B.S. van Unnik en mr. G.A. Maldonado, de raadsman (niet bepaaldelijk gemachtigd) van de verdachte. De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het Hof heeft kennis genomen van hetgeen de procureur-generaal naar voren heeft gebracht.
De beslissing is bepaald op 5 juli 2024.

2.De feiten

Bij beschikking van 11 juni 2024 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de rechter de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 11 juni 2024 geschorst.
De officier van justitie is van die beslissing, bij akte van 11 juni 2024, tijdig in hoger beroep gekomen.

3.Standpunt van partijen

Het standpunt van het Openbaar Ministerie komt naar voren in de door de officier van justitie opgestelde appelschriftuur (aangehecht). De officier van justitie verzoekt de schorsing van verdachte op te heffen. Niet alleen vanwege het appel, maar ook omdat verdachte de schorsingsvoorwaarde dat hij op iedere oproep van politie en justitie moet verschijnen, heeft overtreden, nu hij niet ter zitting aanwezig is.

4.Het wettelijk kader

Met ingang van 1 april 2024 is het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Sv nieuw) in Aruba ingevoerd. Het algemene uitgangspunt hiervoor was om aan de hand van jurisprudentie, internationale verdragen en overige wetgeving in de landen van Caribisch deel van het Koninkrijk voor wat betreft het procesrecht zo eenvormig mogelijk aansluiting te zoeken bij het Nederlandse Wetboek van Strafvordering, waarbij ook telkens een afweging is gemaakt of een wijziging juridisch noodzakelijk was in een kleinere gemeenschap als die van Aruba.
Ten aanzien van de gewijzigde regels voor de toepassing van voorlopige hechtenis in het Sv nieuw geldt als uitgangspunt dat de situatie van verdachten in voorlopige hechtenis wordt verbeterd. Uit de Memorie van toelichting begrijpt het Hof dat het zeker niet de bedoeling is dat de situatie van verdachte verslechtert met invoering van het nieuwe wetboek.
Kort voor de invoeringsverordening hebben de minister van Justitie en Sociale zaken en de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening besloten dat invoering van artikel 94 Sv nieuw nog niet mogelijk was met ingang van 1 april 2024, doordat de termijnen van inverzekeringstelling en inbewaringstelling zijn gewijzigd. Het nieuwe wetboek bepaaltt immers dat al na drie dagen inverzekeringstelling (maximaal te verlengen met drie dagen) de bewaring ingaatterwijl dit onder het oude Wetboek van Strafvordering (Sv oud) pas na een periode van tien dagen inverzekeringstelling aan de orde was. Ingevolge artikel 94 Sv oud (en nieuw) dient de bewaring in een Huis van Bewaring te worden uitgevoerd, maar door de wijziging van de termijnen in het Sv nieuw is daarvan thans eerder sprake. Dit heeft consequenties voor de vraag hoelang een verdachte in een politiecel mag verblijven en dus ook voor de cellencapaciteit in het Huis van bewaring. Uit de toelichting volgt dat een politiecel niet voldoet aan de minimumeisen die moeten worden gesteld aan een plaats waar voorlopige hechtenis mag worden geëxecuteerd. Maar ook blijkt dat de bedoeling van uitstel van invoering van artikel 94 Sv nieuw is, dat er meer tijd geboden wordt om het cellentekort op te lossen. In de tussentijd dient de overheid te zoeken naar alternatieve mogelijkheden zoals elektronisch toezicht, zekerheidsstelling etc.
Met het oog op deze problematiek is bij de Landsverordening houdende bepalingen in verband met de invoering van Sv nieuw alsmede tot het aanbrengen van correcties en verduidelijkingen besloten om de letterlijke tekst van artikel 94 Sv oud op te nemen in het Sv nieuw . Dat heeft echter gevolgen voor de werking van die bepaling, die nu werkt onder de uitgangspunten van het Sv nieuw, zoals hiervoor uiteengezet.
Het Hof ziet zich daardoor voor de vraag gesteld of en wanneer in de huidige situatie sprake is van een normschending van het bepaalde in artikel 94 Sv nieuw en of het Hof hieraan consequenties kan en moet verbinden.
Op basis van artikel 413 Sv nieuw eerste lid kan de rechter een normschending herstellen, overeenkomstig de aard en de strekking van de geschonden norm, dan wel bevelen dat dit zal geschieden. Weliswaar is het in dit geval niet mogelijk om de schending ongedaan te maken. Het Hof rekent het echter wel tot haar verantwoordelijkheid en bevoegdheid om die schending zoveel mogelijk tot een minimum te beperken en komt daarbij tot een afweging van belangen tussen enerzijds het belang van verdachte, die te lang in een politiecel is geplaatst, zoals gezegd: een plek die niet voldoet aan de minimumeisen, en anderzijds het strafvorderlijk belang bij voortduring van detentie. Deze belangenafweging kan leiden tot voortduring van de voorlopige hechtenis, dan wel schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis.
Alles overwegende betekent dit naar het oordeel van het Hof dat op basis van de bepalingen in het Sv nieuw sprake is van een normschending indien verdachte niet uiterlijk na drie dagen – zes dagen in geval van verlengde inverzekeringstelling – wordt overgeplaatst naar een Huis van Bewaring. Gelet op de wetsgeschiedenis van de invoering van artikel 94 Sv nieuw is er – in de periode in aanloop naar de invoering van artikel 94 Sv nieuw – in beginsel na tien dagen voorlopige hechtenis in een politiecel sprake van een dermate ernstige normschending, dat die door respectievelijk de rechter-commissaris, de raadkamer gevangenhouding en/of de strafrechter zo goed mogelijk hersteld dient te worden.

5.De beoordeling

Uit het dossier blijkt dat verdachte de voorlopige hechtenis - vanaf zijn inverzekeringstelling op 29 mei 2024 tot de schorsing op 11 juni 2024 - veertien dagen in een politiecel heeft doorgebracht. Dat is vier dagen meer dan in de oude situatie de maximale periode voor voorlopige hechtenis in een politiecel was. Hier is dus sprake van een ernstige normschending. De volgende vraag is of de rechter hieraan in dit specifieke geval consequenties mocht verbinden. Om dat te beoordelen dient een belangenafweging plaats te vinden.
In de belangenafweging neemt het Hof mee dat verdachte in bewaring was gesteld in verband met ernstige bezwaren voor meerdere auto-inbraken. Dit is een ernstig strafbaar feit. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte in het verleden vaker voor soortgelijke feiten in aanraking is geweest met politie en justitie en dat hij – ook de afgelopen vijf jaar nog – meermalen voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Bovendien liep verdachte in twee proeftijden. Voor wat betreft de persoonlijke belangen van de verdachte stelt het Hof vast dat niet veel informatie voorhanden is, mede omdat verdachte niet ter zitting van het Hof is verschenen. Het Hof ziet, het strafvorderlijk belang afwegende tegen het persoonlijk belang van de verdachte, gelet op het voorgaande, anders dan de raadkamerrechter, in dit specifieke geval onvoldoende aanleiding om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het feit dat verdachte totaal 14 dagen van de voorlopige hechtenis in een politiecel heeft moeten doorbrengen, hetgeen een ernstige normschending is, maakt dit niet anders. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
BESCHIKT
Verklaart het hoger beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking.
Aldus gewezen in raadkamer op 5 juli 2024 door mr. J.M.J. Keltjens, mr. P.A.M. Pijnenburg en mr. T.C. Henniphof, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in tegenwoordigheid van de griffier, J. Spanner.
Mr. Pijnenburg is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.