ECLI:NL:OGHACMB:2024:279

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
H-111/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrift en witwassen van goud

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1977, werd in eerste aanleg vrijgesproken van valsheid in geschrift en witwassen, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. De procureur-generaal vorderde dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden. De verdachte had op 9 februari 2018, te Aruba, gebruik gemaakt van een vals geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, en had een hoeveelheid goud van 46 goudbaren verborgen of verhuld, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het goud afkomstig was uit enig misdrijf. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en witwassen. Het Hof vernietigde het vonnis van het Gerecht en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van de andere feiten bleef staan. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet in een verontschuldigbare onbewustheid verkeerde ten aanzien van de ongeoorloofdheid van zijn handelen, en dat hij wist dat het goud van misdrijf afkomstig was. De in beslag genomen voorwerpen werden teruggegeven aan de verdachte en aan de rechthebbenden.

Uitspraak

Zaaknummer: H-111/22
Parketnummer: 300.005130/18
Uitspraak: 18 november 2024 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 14 juli 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres A].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 (valsheid in geschrift) en 2 (witwassen) ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht beslissingen gegeven over in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureurs-generaal, mr. B.S. van Unnik en mr. A. Vroombout (hierna: de procureur-generaal), en van wat door de verdachte en zijn raadslieden, mr. E.F. Sulvaran en mr. P.M.E. Mohamed (hierna: de raadsman), naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De vordering behelst voorts de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende.
De raadsman heeft bepleit dat de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde partieel nietig zal worden verklaard. Daarnaast heeft hij betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Verder heeft de raadsman bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, dan wel dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Tot slot heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 09 februari 2018, te Aruba, al dan niet tezamen en in vereniging, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer vals of vervalst geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
  • Een invoice van [bedrijf A]
  • Een douanedocument,
Bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat
  • Op de invoice van [bedrijf A] vermeld werd dat de “Country of origin” van de 46 goldbars Arubs is.
  • Op het douanedocument vermeld werd dat het land van herkomst van de 46 goudbaren Nederland is.
terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik.
Feit 2
hij op of omstreeks 09 februari 2018 te Aruba, al dan niet tezamen en in vereniging, van een of meer voorwerpen, te weten een hoeveelheid goud van 46 goudbaren (met een totaalgewicht van 55 kilo), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, althans heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen (de 46 goudbaren) was, of wie die voorwerpen voorhanden had,
en/of
een of meer voorwerpen, te weten een hoeveelheid goud van 46 goudbaren (met een totaalgewicht van 55 kilo), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of begreep, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Verbetering misslag in de tenlastelegging van feit 1
Het Hof stelt voorop dat het op de weg van de rechter ligt om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, indien de verdachte daardoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. Dit betreft geen wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 355 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba, maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist (Hoge Raad 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662).
Het Hof leidt uit de inhoud van het dossier, het verhandelde ter zitting, en de tekst van het onder 1 ten laste gelegde af dat deze tenlastelegging, voor zover hier van belang, onmiskenbaar is toegesneden op het in artikel 2:184, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba strafbaar gestelde – kort gezegd – gebruik maken van een vals of vervalst geschrift.
Om tot een eventuele bewezenverklaring van dit feit te komen is vereist dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift
als ware het echt en onvervalst,terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik. Het cursieve deel is echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Het Hof beschouwt dit als een kennelijke misslag en zal dit deel dan ook verbeterd lezen, in die zin dat dit deel in de tenlastelegging zal worden ingelezen.
De verdachte wordt door de verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging geschaad. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat niet is gebleken dat door deze misslag onduidelijkheid bij de verdachte heeft bestaan over hetgeen hem wordt verweten.
Geldigheid van de inleidende dagvaarding
De raadsman heeft bepleit dat de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde partieel nietig zal worden verklaard. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het niet duidelijk is welk douanedocument in de tenlastelegging wordt bedoeld.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de tekst van de tenlastelegging, tegen de achtergrond van het dossier, is duidelijk waartegen de verdachte zich had te verdedigen en op welk document in de tenlastelegging wordt gedoeld. Uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep kan bovendien worden opgemaakt dat de verdachte dit ook daadwerkelijk heeft begrepen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat:
goud al jarenlang met goedkeuring van de douane in Aruba op een dergelijke wijze werd doorgevoerd en de verdachte mede gelet daarop te goeder trouw heeft gehandeld. Het is in strijd met het verbod op willekeur om alleen de verdachte en de medeverdachte ter zake van een dergelijk transport te vervolgen;
het openbaar ministerie verdachtes belangen ernstig heeft geschaad door doelbewust getuige [getuige A] buiten de rechter en de verdediging om te horen, terwijl het onderzoek van de zaak op de terechtzitting al een aanvang had genomen en het openbaar ministerie wist dat de getuige terug zou keren naar Venezuela waardoor het onmogelijk zou zijn om de getuige opnieuw (middels een rechtshulpverzoek) te horen.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Ad a.
Het is niet aannemelijk geworden dat de vervolging van de verdachte een daad van willekeur vormt, dan wel dat door het openbaar ministerie is gehandeld in strijd met andere beginselen van een goede procesorde. De omstandigheid dat goud mogelijk al jarenlang met goedkeuring van de douane in Aruba werd doorgevoerd, staat los van het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, namelijk dat de verdachte het goud heeft witgewassen. Die omstandigheid kan dan ook niet tot het oordeel leiden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Ad b.
Het is niet aannemelijk geworden dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Ruim een jaar nadat verdachte ter beoordeling van een vordering bewaring voor de rechter-commissaris is verschenen en waarbij die vordering is afgewezen, heeft [getuige A] zichzelf bij de politie gemeld om een verklaring als getuige af te leggen. [getuige A] is vervolgens op 22 oktober 2019 in het lopende onderzoek, waarvan het eind proces-verbaal op 18 december 2019 werd gesloten, als getuige gehoord. Er is geen rechtsregel die zich tegen het horen van een dergelijke getuige op een zodanig moment in het onderzoek buiten aanwezigheid van de verdediging verzet. Daar komt bij dat deze getuige niet heeft verklaard over handelingen die al dan niet door de verdachte zouden zijn verricht, maar enkel in algemene termen heeft verklaard over de goudwinning en -export in Venezuela en over het bedrijf dat volgens de verdediging de leverancier zou zijn van het goud.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
Verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
De raadsman heeft op de gronden zoals hiervoor weergegeven subsidiair betoogd dat de normschendingen dienen te leiden tot uitsluiting van het bewijs van:
de documenten met betrekking tot het transport van goud waar de douane betrokken bij is geweest;
de verklaring van getuige [getuige A].
Het Hof verwerpt ook dit verweer nu, zoals in het vorenstaande is uitgelegd, geen sprake is van normschendingen.
Partiële vrijspraak feit 1
Het Hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte ter zake het douanedocument. Daartoe overweegt het Hof dat de valsheid volgens de tenlastelegging daarin bestaat dat op het douanedocument
Nederlandals land van herkomst (van 46 goudbaren) is vermeld. Het Hof stelt echter vast dat op het bedoelde douanedocument niet
Nederland, maar
Arubaals land van herkomst is vermeld. Nu Aruba ook daadwerkelijk het land van herkomst (van de 46 goudbaren) is, kan niet worden bewezen dat de verdachte een vals geschrift voorhanden heeft gehad. De verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de inhoud van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en met eenparigheid van stemmen – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 09 februari 2018, te Aruba, tezamen en in vereniging, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- Een invoice van [bedrijf A]
als ware het echt en onvervalst, bestaande de valsheid hierin dat
- op de invoice van [bedrijf A] vermeld werd dat de “Country of origin” van de 46 goldbars Arub
ais,
terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.
Feit 2
dat hij op 09 februari 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging,
vanvoorwerpen, te weten 46 goudbaren (met een totaalgewicht van 55 kilo), de herkomst heeft verborgen of verhuld,
en
voorwerpen, te weten 46 goudbaren (met een totaalgewicht van 55 kilo), voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of begreep, dat voormeld
evoorwerp
en– onmiddellijk of middellijk – afkomstig wa
renuit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Zoals het Hof in het vorenstaande heeft overwegen is ook een wijziging aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof acht niet bewezen wat de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef en onder e, Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

1.Proces-verbaal van bevindingen:

Op 9 februari 2018 werd ik, verbalisant, door personeel van de grenspolitie ingelicht dat er drie manspersonen per vliegtuig vanuit Venezuela in Aruba waren aangekomen. Zij zouden een grote hoeveelheid goud(baren) bij zich hebben. Alle documenten werden gevorderd omtrent de invoer van het betreffende goud. [2] Uit deze documenten valt onder meer op te maken dat het goud verder vervoerd zou gaan worden door een persoon genaamd: [medeverdachte 1]. [3]

2.Proces-verbaal van bevindingen:

Op 9 februari 2018 werd een persoon genaamd: [medeverdachte 1] aangehouden. Onder deze verdachte werden goederen in beslag genomen, te weten:
- een rugtas.
- een rolkoffer.
In de rolkoffer zat een bruine envelop met daarin diverse documenten. Verdeeld in de rugzak en de rolkoffer zaten 46 goudbaren. [4]

3.Proces-verbaal van bevindingen weging en opslag goud:

Het betroffen 46 goudbaren die per stuk gewogen zijn door ons, verbalisanten, op een geijkte weegschaal. Het totaalgewicht van het goud betrof 55900 gram. [5]

4.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen documenten:

Op 9 februari 2018 werd een persoon genaamd: [medeverdachte 1] aangehouden. Onder [medeverdachte 1] werden meerdere goederen in beslag genomen, waaronder een bruine enveloppe met diverse documenten. Deze documenten zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd en betreffen:
- Douane (Aruba) document d.d. 9/2/2018, informatiepagina
- Douane (Aruba) document: aangifteformulier
- Invoice [bedrijf A] d.d. 7/2/2017 [6]
Ik, verbalisant, stelde een nader onderzoek in naar de documenten. Hieruit is het volgende gebleken:
- Douane (Aruba) document d.d. 9/2/2018, bladzijde 1/2: informatiepagina [7]
Op dit document staat onder exporteur de naam: [bedrijf B] geregistreerd. Uit onderzoek in de gegevens van de Kamer van Koophandel Aruba blijkt dat er een bedrijf bekend is genaamd: [bedrijf B]. Dit bedrijf werd in 2014 opgeheven. In de gegevens van de Kamer van Koophandel Aruba wordt wel een verwijzing gemaakt naar het bedrijf: [bedrijf C] gevestigd [plaats], [adres B] te Oranjestad.
Uit onderzoek in de gegevens van de Kamer van Koophandel Aruba blijkt dat het bedrijf [bedrijf C] onder de handelsnaam [bedrijf C], gevestigd [adres B] ([plaats]) te Oranjestad voorkomt. Dit bedrijf levert volgens de bedrijfsomschrijving onder meer diensten met betrekking tot waarde transport. De eigenaar en (enig) directeur van dit bedrijf betreft [verdachte]. [8]

5.Een geschrift, te weten een douanedocument van 9 februari 2018:

Afzender/exporteur:
[bedrijf B]
[bedrijf C]
Aangever: Dhr. [medeverdachte 2]
gouden aanbaars
46 stuks
Land van herkomst/uitvoer
Aruba
Land van oorsprong
Nederland
Land van bestemming
Nederland [9]

6.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf A]:

Date invoice: February 7, 2017
(het Hof begrijpt: 2018)
Supplier: [bedrijf D]
Contact Person: [vertegenwoordiger bedrijf A]
Receiver: [bedrijf E] LLC, Dubai
Country of origin: Aruba
Mode of transportation: Hancarry
(het Hof begrijpt: handcarry)
No of Bars: #46
Weight Gross: 55,931.25
Descriptions: Gold bars
Amount in USD: $ 2,130,698,63 [10]

7.Proces-verbaal van bevindingen vestigingsadres [bedrijf C]:

Op 13 februari 2018 zijn wij verbalisanten gegaan naar het adres [adres B] te Oranjestad, alwaar in het gebouw genaamd [plaats] het bedrijf “[bedrijf C]” gehuisvest zou zijn. Echter bleek na een gesprek met de pandbeheerder, advocaat mr. Ruiz, dat het bedrijf [bedrijf C] niet gevestigd was op het adres [adres B] en er ook nooit gevestigd is geweest. Tevens verklaarde mr. Ruiz aan ons verbalisanten dat:
 [verdachte] het adres van het advocatenkantoor Croes Wever Ruiz, gevestigd [adres B] te Oranjestad als postadres gebruikt;
 [verdachte] de rekeningen van het advocatenkantoor niet betaalt en het kantoor sinds ongeveer een jaar zijn post doorstuurt naar zijn woonadres Hooiberg. [11]
8.
Proces-verbaal uitlevering van gegevens van Departamento di Impuesto (t.a.v. [bedrijf C]):
Uit een brief van Departamento di Impuesto wordt vermeld dat:
 [verdachte] sinds 16 april 2012 aandeelhouder en directeur van [bedrijf C] is;
 De aandeelhouders van [bedrijf C] h/o [bedrijf C] zijn: [medeverdachte 1] (33.5%), [aandeelhouder B] (33,5%) en [aandeelhouder C] (33%)
 Over het jaar 2016 zijn nihil aangiften ingediend, over het jaar 2017 zijn verplichtingen niet voldaan en een nihil aangifte over januari 2018 is laatst ingediend. [12]

9.Proces-verbaal van doorzoeking in de bedrijfspanden van [bedrijf D].:

Nader onderzoek aan de mogelijke vestigingslocaties van het bedrijf [bedrijf D]. (hierna: [bedrijf D]) leverde twee adressen/units op:
Unit F.II.7
Uit een online bevraging van de Kamer van Koophandel Curaçao bleek dat [bedrijf D] ingeschreven stond op het adres: Economische Zone Hato Unit F.II.7.
Unit D.28
Op een door het bedrijf [bedrijf D] uitgegeven factuur stond het adres: Unit D28 EZH. [13]
Doorzoekingen ter inbeslagneming
Unit F.II.7
Deze unit bestond uit een grote opslagruimte en was compleet leeg. Opvallend was dat er verschillende stofresten op de grond te zien waren. [14]
Unit D.28
Deze unit was zo goed als helemaal leeg. Er stond een kartonnen doos met daarin een aantal ordners en andere administratie artikelen. Deze kartonnen doos met inhoud is in beslag genomen. Verder was de ruimte helemaal leeg. [15]
10.
Proces-verbaal van bevindingen bijzonderheden in beslag genomen administratie van [bedrijf D].:
Bij de doorzoeking werd in Unit D28 Economische Handelzone Hato, zijnde het vestigingsadres van [bedrijf D], een kartonnen doos met daar in een viertal ordners en wat losse papieren in beslag genomen.
Door mij, verbalisant, is een onderzoek ingesteld in de aangetroffen administratie van [bedrijf D].
Bankafschriften:
- Bij het merendeel van de transacties gaat het om in- en verkoop van goud. [16]
Exportdocumenten:
- Het merendeel van de documenten gaat om doorvoer van goud uit Venezuela via Curaçao naar Miami en Dubai.
- Deze documenten bevatten alleen paklijsten en verkoopfacturen [bedrijf D], er zijn geen inkoopgegevens/facturen.
Facturen:
- Er zijn diverse in- en verkoopfacturen aangetroffen over de jaren 2012-2014. Dit is geen compleet overzicht. Wel zijn alle facturen uitgeschreven door [bedrijf D], ook de inkoopfacturen.
Resume:
- Bij de exportdocumenten van Venezolaans goud zijn geen bescheiden te vinden die zijn te herleiden naar de import/herkomst. [17]
11.
Proces-verbaal 1ste verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 10 februari 2018:
A: Ik was naar Venezuela afgereisd om het product op te halen. [18] Daarmee bedoel ik goud.
V: In opdracht van wie was u op 8 februari 2018 afgereisd naar Maracaibo?
A: Mijn baas genaamd [verdachte] (
het Hof begrijpt: [verdachte]). Hij is verantwoordelijk voor het transporteren van het goud. Juan Carlos had tegen mij gezegd om af te reizen naar Venezuela om het goud op te halen en vervolgens verder te reizen met het goud. Ik moest met het goud vervolgens terugreizen naar Aruba en vervolgens naar Amsterdam en als eindbestemming Dubai.
Toen ik aankwam in Maracaibo werd ik aangesproken bij mijn naam [verdachte] door twee Venezolaanse mannen. Een van de mannen was tenger van postuur en blank. Wij zijn toen naar het hotel gereden. De tengere blanke man zei tegen mij dat ik de volgende dag door hen opgehaald zou worden. [19] Ik werd de volgende dag door de twee mannen bij mijn hotel opgehaald. Vervolgens waren wij naar het vliegveld gegaan. De blanke man zei tegen mij dat ik moest gaan inchecken voor mijn vlucht en dat zij zich bezig zouden houden met de douane en het goud. Toen ik klaar was met het inchecken was ik naar de wachthal gegaan. Daar werd ik benaderd door twee douaneambtenaren die mij vroegen of ik hen wilde volgen naar hun kantoor. Binnen in het kantoor werden door de douaneambtenaren vier blauwe zakken aan mij overhandigd. Ik had vervolgens de vier zakken geplaatst in mijn koffer en rugtas. Vervolgens was ik naar de vertrekhal gegaan om te wachten op mijn vlucht naar Aruba.
V: Heeft u documenten meegekregen aangaande het goudtransport?
A: Nee, ik had pas toen ik op Aruba aangekomen was en nadat het goud bij de douaneambtenaar en de broker en [verdachte] geïnspecteerd was, hadden zij, dus de broker en [verdachte], documenten van de douane ontvangen. Ik heb de douanedocumenten ontvangen op 9 februari 2018. Ik kreeg deze documenten samen met het goud welke ik die avond naar Nederland zou transporteren. [20]
Ik ken het hele proces al omdat dit niet de eerste keer is dat ik goud transporteer. [21]
V: Waarom werd het goud aan u overhandigd?
A: Omdat zij vertrouwen in mij hebben en dat dit niet de eerste keer is dat ik goud transporteer. [22]
12.
Proces-verbaal 2e verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 februari 2018:
Ik heb geen contract met het transportbedrijf. Ik word door middel van contant geld betaald. [23] Ik weet niet waar het goud vandaan komt. [24] Normaal doe ik het transport van Aruba naar het buitenland. Op Aruba weet ik wel dat ik documenten met het goud krijg, maar hier heb ik dit niet gekregen. Alle andere keren dat ik het transport heb gedaan met betrekking tot het goud heb ik altijd originele documenten ontvangen om er mee te reizen. [25]
13.
Proces-verbaal 3e verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 februari 2018:
A: [vertegenwoordiger bedrijf A] is de vertegenwoordiger van [bedrijf D] International B.V. te Curaçao. Hij stuurt mij via Whatsapp informatie over de vluchttickets. Hij is degene die de tickets regelt voor mij en deze naar mijn emailadres stuurt. [26]
V: Door wie wordt u uitbetaald voor het transporteren van het goud?
A: Ik word door [betrokkene 1] in Dubai uitbetaald.
V: Voor wie werkt [betrokkene 1]?
A: Voor het bedrijf [bedrijf E] te Dubai.
O: U bent waarschijnlijk vast ervan op de hoogte wat er zich allemaal afspeelt in Venezuela op politiek vlak. Het is u vast niet ontschoten dat onlangs in het nieuws naar voren kwam dat er corrupte militairen aan illegale goudwinning doen en deze vervolgens exporteren naar het buitenland.
A: Ja, ik heb hier zeker over gehoord en volg het nieuws. Ik heb een reportage hierover gelezen. Dat er een groep mensen is dat zich bezighoudt met het illegaal winnen van goud in mijnen. [27]

14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige B] d.d. 13 maart 2018:

A: Ik ben in dienst bij de douane. [28]
O: Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] zijn enkele documenten welke betrekking hebben op het goudtransport van ruim 55 kilogram in beslag genomen. Aan de getuige werd het document voorzien van bijlagenummer 1 getoond
(het Hof begrijpt: het douanedocument d.d. 9 februari 2018).
A: Uit dit document blijkt dat [medeverdachte 2] dit document opgemaakt heeft. Dit wordt in het Asecuda systeem opgemaakt. Dit document wordt niet gecontroleerd door een douaneambtenaar omdat dit al geaccordeerd wordt door het Asecuda systeem. Als wij het document gaan bekijken staat het al op groen. Dit betekent dat het Asecuda systeem het al goedgekeurd heeft.
Ik merk op dat op het document het land van oorsprong Nederland vermeld staat en dit fout is. Als het goud van Venezuela afkomstig is, zou het land van oorsprong Venezuela moeten zijn. De herkomst heeft slechts betrekking op vanuit welk land het goud als laatste afkomstig is. [29]
O: Wij vinden het opmerkelijk dat er zoveel fouten gemaakt zijn bij het invullen van het document en dat dit document vervolgens gecontroleerd en afgestempeld is door de douane.
A: Als het Asecuda systeem het document op groen zet wordt dit verder niet gecontroleerd. De collega’s die iets fout hebben geconstateerd kunnen slechts een opmerking hiervan maken. De opmerking die opgeschreven wordt heeft toch geen meerwaarde omdat ze toch geen toegang [30] hiervoor hebben en dus geen aanpassing kunnen doen in het systeem. [31]

15.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 28 februari 2018:

A: Ik ben een broker. Als bedrijven goederen willen importeren of exporteren dan maak ik alle benodigde documenten op voor de douane. [32]
Ik moet jullie zeggen dat ik in eerste instantie niet de documenten wilde opmaken gezien de situatie met Venezuela. [33]
V: Hoeveel goudtransporten heeft u in totaal voor [verdachte] gedaan?
A: Zeker meer dan twintig over een periode van vijf jaar.
V: Waar komt al dat goud vandaan?
A: Uit Venezuela. Waar precies uit Venezuela en van wie dat weet ik niet. Ik had [verdachte] verschillende keren gevraagd waar het goud vandaan komt. [verdachte] had [34] tegen mij slechts gezegd dat het goud legaal uitgevoerd wordt vanuit Venezuela naar Dubai. [verdachte] zei tegen mij dat zijn baas uit Venezuela zei dat Aruba het meest gunstige land is om het goud door te voeren. Ik bleef aan [verdachte] vragen of dit wel legaal is en waar het goud allemaal vandaan komt. [verdachte] had tegen mij gezegd dat zij het ook via Curaçao doen en zonder problemen. Ik had toen tegen hem gezegd om op te houden met kloten en het dan via Curaçao te doen. [verdachte] moest toen lachen. [35]
O: Aan de verdachte wordt document voorzien van bijlagenummer 1 getoond (
het Hof begrijpt: de factuur)
A: Ik herken dit document want dit had [verdachte] mij overhandigd. Op basis van dit document vult mijn zoon de gegevens in in het Asecuda systeem. [36]

16.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 28 februari 2018:

Mijn vader heet [medeverdachte 2]. Ik werk in opdracht van mijn vader. [37] Met de informatie die op de [BEDRIJF D]-facturen staan begin ik mijn werk als declarant. Dit houdt in dat ik het Asecuda systeem invul en de benodigde documenten genereer en deze vervolgens uitprint. Op de dag en het tijdstip dat het goud aankomt zorg ik ervoor dat ik naar de airport ga en benader ik de douane. [38]
O: Aan de verdachte wordt document voorzien van bijlagenummer 1
(het Hof begrijpt: de factuur)getoond.
A: Dit is een factuur van het laatste goudtransport maar de datum klopt niet. Dit moet 2018 in plaats van 2017 zijn. [39]

17.Proces-verbaal 1ste verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 mei 2018:

V: Sinds wanneer bent u werkzaam in het transporteren van goud?
A: Ongeveer vanaf 2012. Ik werkte daarvoor bij [bedrijf F]. Ik maakte alle documenten op voor [bedrijf F]. Bij [bedrijf F] coördineerde ik de operatie. Dit hield in het geld ophalen bij de banken.
V: Is de procedure van het transport van geld hetzelfde als voor het transport van goud? [40]
A: Ja, ik denk dat dit de reden was dat ze me hierom ook gevraagd hadden voor het transporteren van goud.
V: Hiermee bedoelt u [bedrijf A]?
A: Ja. [41]

18.Proces-verbaal 2e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 24 mei 2018:

V: Waarom bent u weggegaan bij [bedrijf F]?
A: Ik verrichtte goed werk bij [bedrijf F] en deed ook de “side jobs”. Dat hield in: het opmaken van de nodige documenten voor de goudtransporten voor [bedrijf A]. Ik heb tegen [bedrijf A] gezegd dat ik zo niet verder kon werken, omdat ik voor [bedrijf F] regelmatig in het buitenland was en dan niet voor hen de documenten kon opmaken. [bedrijf A] had mij gevraagd of ik een bedrijf kon oprichten welke zich zou bekommeren over de logistiek en documentatie van de goudtransporten. Ik had toen gezegd dat ik wel iemand kende die alle vergunningen heeft. [bedrijf A] heeft toen aan mij gevraagd om met hem te praten om te kijken of ik van hem het bedrijf kon overnemen. [42]
V: Wat kunt u over het bedrijf [bedrijf C] verklaren?
A: Wij zijn slechts een bedrijf dat transporten van goud doet.
V: Waar komt de naam [naam] precies vandaan?
A: Vroeger had het de naam [bedrijf B] en omdat we goudtransporten doen heb ik het veranderd in de naam [naam].
V: Heeft [bedrijf C] nog andere klanten dan [bedrijf D]?
A: Nee. [43]
Alleen ikzelf ben werkzaam binnen dit bedrijf ([bedrijf D]). Als ik niet kan dan helpt [medeverdachte 1], maar hij werkt niet voor mijn bedrijf. Het is slechts een gunst. [44]

19.Proces-verbaal 3e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 25 mei 2018:

Ik ben de eigenaar van [bedrijf C]. In 2012 heb ik een bedrijf van [betrokkene 2] gekocht. Dit bedrijf heet [bedrijf C] die de handelsnaam toen gebruikte “[bedrijf B]”. Toen ik dit bedrijf overnam heb ik de handelsnaam veranderd naar [bedrijf C]. De officiële naam van het bedrijf is nog steeds [bedrijf C] Het enige wat door mij was veranderd was de handelsnaam. [45]

20.Proces-verbaal 5e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 mei 2018:

V: Maar [medeverdachte 1] doet een goudtransport in naam van uw bedrijf?
A: Ja, dat klopt. [46]
V: In 2012 heeft u [bedrijf C] opgericht en dit bedrijf overgenomen van [betrokkene 2]. U heeft $ 17000,- betaald voor de overname. Hoe heeft u dit betaald?
A: Ik had het bedrag niet compleet. Ik had USD 5.000,- betaald en [bedrijf A] had de rest betaald, namelijk USD 12.000,-.
V: Wie van [bedrijf A] had de USD 5000,- betaald en wat is zijn functie bij [bedrijf A]?
A: [aandeelhouder B]. Hij is volgens mij de directeur van [bedrijf A]. [47]

21.Proces-verbaal 6e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2018:

V: Krijgt u van die transporten waarbij u niet koeriert geld voor uw bedrijf? [48]
A: Nee. Ik verdien of breng [medeverdachte 1] niets in rekening voor mijn bedrijf.
V: In hoeverre heeft [bedrijf C] nu een contract met [bedrijf A]?
A: Nee, er bestaat geen contract. Alles is gebaseerd op vertrouwen. Zoals ik al eerder verklaard heb belt [vertegenwoordiger bedrijf A] mij op als er een goudtransport is en worden de documenten verstuurd.
V: Wat brengt u als transporteur en als directeur van het bedrijf [bedrijf C], [bedrijf A] in rekening voor uw diensten?
A: Niets. [49] Ik breng [bedrijf A] nooit iets in rekening voor mijn diensten.
V: Ik kan me voorstellen dat twee bedrijven die professioneel zijn de schuld van USD 12.000 ergens genoteerd hebben in een betalingscontract of dergelijks?
A: Nee, er is geen contract over de schuld van USD 12.000,-.
A: Er bestaat geen enkel contract tussen mijn bedrijf en [bedrijf A]. Er is wel een ‘gentlemen’s agreement’.
V: Wat verstaat u onder een gentlemen’s agreement?
A: Het is een woord overeenkomst van man tot man. Het is gebaseerd op vertrouwen.
V: Wat houdt het gentlemen’s agreement in tussen uw bedrijf en [bedrijf A]?
A: Dat ik alleen goudtransporten voor [bedrijf A] zal doen. [50]
A: De documenten die ik controleer zijn de documenten die ik ontvang van [bedrijf A] die ik ontvang voor het goudtransport. Dat zijn de factuur en de packing list. [51]
V: Waar komt het goud vandaan?
A: Uit Venezuela. Ik weet niet precies waar uit Venezuela het goud vandaan komt. [52]
Bewijsoverwegingen
Feit 2
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 2, omdat niet kan worden vastgesteld dat het goud van misdrijf afkomstig is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goud van misdrijf afkomstig is.
Van misdrijf afkomstig
Op basis van het dossier kan geen specifiek misdrijf worden vastgesteld waaruit het goud afkomstig zou kunnen zijn. Ook als niet een concreet misdrijf aan te wijzen valt, kan onder omstandigheden worden bewezen dat het goud van misdrijf afkomstig is. Er moet dan sprake zijn van een witwasvermoeden op basis van de feiten en omstandigheden. Als dat vermoeden er is, is het aan verdachte om een verklaring te geven over de legale herkomst van het goud. Die verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Het Hof zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het goud uit enig misdrijf afkomstig is.
Als zo’n verklaring uitblijft, mag het Hof die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs.
Vermoeden van witwassen
Het Hof is van oordeel dat uit het dossier een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen naar voren komt. Hiertoe neemt het Hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
  • De verdachte heeft 55 kilo goud, zijnde een ‘voorwerp’met een hoge financiële waarde, zonder bijbehorende documenten in Venezuela in ontvangst genomen en uitgevoerd naar Aruba;
  • Uit het voorgaande volgt ook dat het goud zonder exportvergunning uit Venezuela is geëxporteerd;
  • Het goud werd pas op Aruba voorzien van de (douane)documenten;
  • Op die (douane)documenten staat in strijd met de waarheid vermeld dat het goud afkomstig is uit Aruba of Nederland;
  • Het fysiek vervoeren van 55 kilo aan goud vond niet plaats met behulp van zwaar beveiligde goudtransporten, zoals te doen gebruikelijk is, maar zonder veiligheidsmaatregelen, hetgeen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich bracht;
  • De afspraken rondom het vervoer van het goud vonden plaats op basis van “vertrouwen” en (dus) niet door middel van schriftelijke overeenkomsten;
  • De verdachte deed geen onderzoek of stelde geen vragen naar de herkomst van het goud;
  • Bij de transactie werd gebruik gemaakt van schijn- of lege vennootschappen. In de administratie van [bedrijf A] is geen enkele factuur van een leverancier in Venezuela te vinden, noch een verkoopcontract of crediteurenadministratie, ook niet ten aanzien van de onderhavige transactie.
Deze omstandigheden rechtvaardigen een stevig vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het goud.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat het bedrijf [bedrijf G] de leverancier is van het goud. Ter onderbouwing heeft de verdediging de aankoopfactuur van het goud, een uittreksel uit het register van de Venezolaanse belastingdienst, een aanvraag voor een vergunning mijnexploitatie en een verkoopcontract overgelegd. Naar het oordeel van het Hof heeft de verdachte daarmee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven.
Onderzoek door het openbaar ministerie
Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte over de herkomst van het goud heeft het openbaar ministerie nader onderzoek gedaan. De aankoopfactuur die betrekking heeft op het goudtransport van 9 februari 2018 van [bedrijf G] aan [bedrijf A] is gedateerd 31 januari 2018. Uit een uittreksel uit het register van de Venezolaanse Belastingdienst blijkt dat dat [bedrijf G] pas sinds 31 januari 2018 is ingeschreven in het register.
Uit het nadere onderzoek is gebleken dat het goud niet afkomstig kan zijn van die leverancier en dat daarmee juist is getracht de herkomst van het goud te verhullen.
Conclusie
Onder bovenvermelde omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat het goud afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte daar ook wetenschap van had. Het Hof is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van het goud.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184, tweede lid juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:404, eerste lid, sub a en b, juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat sprake is van rechtsdwaling. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet voorzienbaar was dat het invoeren van goud strafbaar is. Verdachte heeft zich voorafgaand aan het transport gewend tot de douane om na te gaan of het transporteren van goud legaal is en de verdachten hebben volledig op de instructies van de douane gehandeld. De verdachten konden en mochten dan ook verkeren in de overtuiging dat hun gedraging geoorloofd was.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Van een zodanige onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van het feit in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was (vgl. HR 9 maart 2004, ECLI:HR:2004:AO1490).
Het Hof stelt voorop dat de verdachte niet wordt verweten dat hij goud heeft ingevoerd (en bijvoorbeeld Douaneregels heeft overtreden), maar dat hij dit goud in Aruba heeft witgewassen. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de verdachte wist dat het goud van misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat de verdachte ten tijde van het begaan van het feit niet in de overtuiging kon verkeren dat zijn gedraging geoorloofd was. Het beroep op afwezigheid van alle schuld slaagt dus niet.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten door de rechter worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van 55 kilo goud en aan het – aan het witwassen te relateren - opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift. Dit van misdrijf afkomstige goud is in opdracht van de verdachte door de medeverdachte vanuit Venezuela naar Aruba getransporteerd, waarna de medeverdachte het goud via Nederland door zou voeren naar Dubai. Het kwalijke van het handelen van de verdachte is er met name in gelegen dat uit misdrijf afkomstige opbrengsten mede door zijn toedoen een legaal aanzien zouden kunnen krijgen. Dit maakt het plegen van strafbare feiten lucratief. De vermenging van illegale- en legale geldstromen brengt bovendien ernstige schade toe aan de legale economie.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan één die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een strafbaar feit. Het Hof weegt ook in het voordeel van de verdachte mee dat hij inmiddels zijn leven weer heeft opgebouwd en dat niet is gebleken dat hij sinds de bewezen verklaarde feiten opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Het Hof stelt echter vast dat sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die op zijn redelijkheid te beoordelen termijn heeft een aanvang genomen op 24 mei 2018, zijnde de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De behandeling van zijn zaak in eerste aanleg is eerst op 14 juli 2022 – en aldus niet binnen twee jaar – met een eindvonnis afgerond. Het Hof stelt vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg daarmee met ongeveer 2 jaar en 2 maanden is overschreden. Het openbaar ministerie heeft voorts op 14 juli 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis en de behandeling in hoger beroep is pas vandaag – dus niet binnen twee jaren – met een eindvonnis afgerond. Het Hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep daarmee met ongeveer 4 maanden is overschreden. Voor de overschrijdingen van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen. Het Hof is van oordeel dat dit alles tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd. Alhoewel verdachte niet zelf het goud heeft vervoerd wordt hem een hogere straf opgelegd dan aan de medeverdachte. De medeverdachte is immers ‘slechts’ de koerier geweest, terwijl verdachte het transport mogelijk heeft gemaakt door het oprichten van zijn bedrijf en het contact onderhield met de douane.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Teruggave aan de verdachte
Het Hof is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen papieren en simkaarten. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Teruggave aan rechthebbenden
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personeelslijst zal worden teruggegeven aan het bedrijf [bedrijf H], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan [medeverdachte 2] (R&P Freight Services), zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 maanden;
beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de
teruggavevan:
  • de papieren en simkaarten aan de verdachte;
  • de personeelslijst aan de rechthebbende, te weten het bedrijf Domesa;
  • de overige voorwerpen aan de rechthebbende, te weten [medverdachte 2].
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, leden van het Hof, bijgestaan door mr. E.P. Versluis, (zittings)griffier, en op 18 november 2024 uitgesproken in tegenwoordigheid van de uitspraakgriffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Curaçao.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het RST, afdeling Tactiek Aruba, geregistreerd onder de onderzoeksnaam “Alpina”.
2.Map 5 (zaaksdossier), p. 3.
3.Map 5 (zaaksdossier), p. 4.
4.Map 5 (zaaksdossier), p. 13.
5.Map 5 (zaaksdossier), p. 24.
6.Map 5 (zaaksdossier), p. 126.
7.Map 5 (zaaksdossier), p. 131.
8.Map 1 (PV Algemeen dossier), p. 12, onder 5.3.2
9.Map 5 (zaaksdossier), p. 148.
10.Map 5 (zaaksdossier), p. 149.
11.Map 5 (zaaksdossier), p. 189.
12.Map 5 (zaaksdossier), p. 494.
13.Map 2 (algemeen dossier), p. 599.
14.Map 2 (algemeen dossier), p. 600.
15.Map 2 (algemeen dossier), p. 601.
16.Map 7 (zaaksdossier), p. 1114.
17.Map 7 (zaaksdossier), p. 1115.
18.Map 3 (persoonsdossier), p. 20.
19.Map 3 (persoonsdossier), p. 21.
20.Map 3 (persoonsdossier), p. 22.
21.Map 3 (persoonsdossier), p. 23.
22.Map 3 (persoonsdossier), p. 24.
23.Map 3 (persoonsdossier), p. 29.
24.Map 3 (persoonsdossier), p. 32.
25.Map 3 (persoonsdossier), p. 33.
26.Map 3 (persoonsdossier), p. 39.
27.Map 3 (persoonsdossier), p. 45.
28.Map 5 (zaaksdossier), p. 471.
29.Map 5 (zaaksdossier), p. 473.
30.Map 5 (zaaksdossier), p. 474.
31.Map 5 (zaaksdossier), p. 475.
32.Map 5 (zaaksdossier), p. 376.
33.Map 5 (zaaksdossier), p. 375.
34.Map 5 (zaaksdossier), p. 377.
35.Map 5 (zaaksdossier), p. 378.
36.Map 5 (zaaksdossier), p. 379.
37.Map 5 (zaaksdossier), p. 411.
38.Map 5 (zaaksdossier), p. 413.
39.Map 5 (zaaksdossier), p. 415.
40.Map 3 (persoonsdossier), p. 61.
41.Map 3 (persoonsdossier), p. 62.
42.Map 3 (persoonsdossier), p. 76.
43.Map 3 (persoonsdossier), p. 78.
44.Map 3 (persoonsdossier), p. 79.
45.Map 3 (persoonsdossier), p. 92.
46.Map 3 (persoonsdossier), p. 125.
47.Map 3 (persoonsdossier), p. 126.
48.Map 3 (persoonsdossier), p. 132.
49.Map 3 (persoonsdossier), p. 133.
50.Map 3 (persoonsdossier), p. 134.
51.Map 3 (persoonsdossier), p. 137.
52.Map 3 (persoonsdossier), p. 139.