ECLI:NL:OGHACMB:2025:107

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
SXM2023H00106
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst tussen partijen als arbeidsovereenkomst in het kader van een hoger beroep

In deze zaak gaat het om de kwalificatie van een overeenkomst tussen [appellant] en de stichting Town House Development Foundation als een arbeidsovereenkomst. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het eerdere oordeel van het Gerecht in eerste aanleg werd heroverwogen. De appellant, die als property manager werkzaam was, stelde dat zijn overeenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat hij recht had op doorbetaling van zijn salaris en toegang tot Villa 10. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de overeenkomst geanalyseerd, waaronder de aard van de werkzaamheden, de wijze van beloning, en de inbedding van de appellant in de organisatie van Town House. Het Hof concludeert dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, omdat de appellant gedurende een zekere tijd arbeid verrichtte tegen loon, onder gezagsverhouding. De uitspraak van het Gerecht is vernietigd, en het Hof heeft de verzoeken van de appellant in beginsel toewijsbaar verklaard, maar houdt verdere beslissingen aan om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling te komen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: SXM202400434 – SXM2024H00106
Uitspraak: 14 mei 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[appellant],
wonende in [woonplaats],
in eerste aanleg verzoeker,
thans appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
gemachtigden: mrs. S.T. Leon en C.J. Koster,
tegen
de stichting
THE TOWN HOUSE DEVELOPMENT FOUNDATION,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg verweerster,
thans geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
gemachtigde: mr. K. Huisman.
Partijen worden hierna [appellant] en Town House genoemd.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of een overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Het Gerecht heeft aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 (Deliveroo/FNV) geoordeeld dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Het Hof beoordeelt de zaak opnieuw in ditzelfde kader maar komt tot een andere conclusie.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 21 augustus 2024 ingekomen beroepschrift, met producties, is [appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 10 juli 2024 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). Hierbij heeft [appellant] zeven grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de beschikking zal vernietigen en zijn verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Town House – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2
Bij verweerschrift in hoger beroep, tevens inhoudend incidenteel appel, met producties, heeft Town House de grieven bestreden en van haar zijde twee grieven aangevoerd. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof de bestreden beschikking zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep, met nakosten en rente.
2.3
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 13 januari 2025. Verschenen zijn [appellant], bijgestaan door beide gemachtigden, en namens Town House [partner van voorzitter], partner van bestuurslid [voorzitter van Town House]], en de gemachtigde van Town House. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van het Hof beantwoord. De gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitnotities die zij aan het Hof hebben overhandigd.
2.4
Beschikking is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1
Op 1 oktober 2016 heeft [appellant] via zijn Franse vennootschap SXM Security een Professional Services Agreement (hierna: PSA) gesloten met Town House, voor de duur van een jaar. SXM Security was op grond van de overeenkomst belast met het beheer van de Town House Villa’s. In de overeenkomst zijn, voor zover van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“(…)
Property Manager will be under contract to [Town House] and the duties are detailed in Schedule “B” and “C”.
(…)
Property Manager will report directly to The Board. All work instructions will come from The Board.
(…)
Property Manager will provide the services listed below and detailed in Schedule “B”, which include but are not limited to:
Administrative and Reporting Services
Villa Maintenance Services
Marketing Services
Common Grounds Services
Guest Services
Owner Services
Project Services
Hurricane Services
Assistance with Villa Sales
(…)
[Town House] will compensate Property Manager as per the details in Schedule “A” of this agreement, in addition to the use the office adjoining Villa #10. (…)
Property Manager will ensure that all of his personal taxes and license fees, if applicable, are paid and kept current for the term of this contract, and he will indemnify [Town House] from any liability for non-payment.”
3.1.2
In Schedule “A” (met als opschrift Payment for Services) waar in de PSA naar wordt verwezen, staat, voor zover van belang, het volgende:
“Property Manager will receive monthly fixed payments of $ 2500 payable at the completion of a calendar month. Pro rata payments will be made for any partial months.
(…)
Property Manager will be provided with the use off the office located adjacent to Villa # 10 for the term of this Agreement at no additional cost. [Town House] will pay for these utility charges.
(…)
Property Manager will be provided with the use of Villa # 10 and be responsible for maintaining the interior of Villa #10 and the office and adjoining courtyard in a condition similar to that at the commencement of this Agreement. (…) Property Manager will pay for the utility charges for Villa # 10 once the meter has been separated.
(…)
For the term of this contract, [Town House] will provide one week mandatory vacation time for every 6 months of this contract, to be taken outside of high season (defined as Dec 1st to Apr 30th).
It is the responsibility of the Property Manager to identify requirement for back-up management services during his absence on vacation, and to sub-contact temporary services in the event that an owner is unable to volunteer his/her services. Property Manager is encouraged to identify a suitable temporary subcontractor and, if one cannot be identified who will accept accommodation in lieu of a salary, [Town House] will provide a stipend, contingent upon approval by the Board that both the subcontractor and the associated cost recommended by the Property Manager are appropriate and reasonable.
Property Manager shall also be responsible to notify The Board of proposed absence at the earliest possible timeframe.
3.1.3
In Schedule “B” (met als opschrift Duties and responsabilities), waarnaar in de PSA wordt verwezen, staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) Office will be open between 9 am and 6 pm daily, Monday through Saturday.
Property Manager will be available for check-ins and check-outs at any time, including weekend and outside office hours.
Property Manager will be available by cell phone for emergencies at any time, including occasions when not on the property. (…)”
3.1.4
Het resort met de naam ‘Town House’ bestaat uit elf villa’s. De eigenaren van de villa’s zijn betrokken bij de stichting Town House (procespartij in deze zaak).
3.1.5
Town House is opgericht volgens artikel 3 van haar statuten met onder meer als doel ‘
to own, manage and maintain the common grounds, buildings and other facilities of the so called “TOWN HOUSE VILLAS” (…)’.Het merendeel van de villa’s wordt verhuurd via websites als VRBO en AirBnB.
3.1.6
Voor de afloop van de PSA heeft Town House op 30 juni 2017 aan [appellant] bericht dat, na input van de eigenaren van de villa’s, het bestuur een beslissing zal nemen over een nieuwe overeenkomst, maar dat [appellant], wil hij daarvoor in aanmerking komen, een vennootschap moet hebben die gevestigd is aan de Nederlandse kant van Sint Maarten.
3.1.7
Op 23 mei 2017 heeft [appellant] een besloten vennootschap onder de naam Wally and Company B.V. (hierna: Wally BV) opgericht aan de Nederlandse kant.
3.1.8
Op 30 juli 2017 heeft [appellant] aan Town House per e-mail het volgende – voor zover van belang – bericht:
“(…) I was given a letter from the President of the Board on July 1, asking me to re-apply for the Property Manager of the Villas on Great Bay, the position I presently hold. (…)
I have attached my newBesloten Vennootschap(BV),Wally and Company BV. I have also attached to my CV, the confirmation from the Department of Economics that my Director’s and Business licenses will be issued tomorrow (…)
I really enjoy my job as a Property Manager for your beautiful resort, and I want to continue in that position with a renewed contract under my new Dutch Sint Maarten Company. (…)”
3.1.9
Op 1 oktober 2017 is de PSA verlengd voor een periode van twee jaar, met dien verstande dat niet langer de Franse vennootschap van [appellant] contractspartij was, maar Wally BV. Nadien is de overeenkomst meerdere malen verlengd.
3.1.10
Op 16 juli 2021 heeft [appellant] met behulp van een advocaat onder meer een verhoging van zijn vergoeding bedongen bij het bestuur van Town House.
3.1.11
Op 14 september 2022 heeft [partner van voorzitter], de partner van de voorzitter van het bestuur van Town House, aan [appellant] per e-mail bericht:
“(…) Please make a sign to put on the door of the bins indicating that all trash must be put in firm bags and not loose in containers (…)
It will be necessary to specify to the guests on their arrival the operation of the garbage cans that we have indicated to you above. (…)”
3.1.12
Op 15 september 2022 heeft [partner van voorzitter] per e-mail aan [appellant] bericht:
“(…) Please close umbrellas (especially when there is a storm like these days) (…)”
3.1.13
Op 16 september 2022 heeft [appellant] per e-mail aan [partner van voorzitter] en [bestuurslid van Town House] bericht:
“(…) [partner van voorzitter] can you do an example of what you exactly want so I can print it out and put it on the wall (…)”
In haar reactie bericht [partner van voorzitter] aan [appellant] per e-mail:
“(…) here is the example of a word that must be placed above a container dedicated to glass bottles and plastics (…)”
3.1.14
Bij brief van 26 juni 2023 heeft Town House aan [appellant] bericht, voor zover van belang:
“This letter is to formally advise that the existing Professional Services Agreement (dated Oct, 2019) and Amendment to Contract (dated July, 2021) between [ Town House] and [Wally] will expire and conclude on Sept 30, 2023.
(…)
Please be advised that you will be required to vacate Villa 10 no later than Sept 30, 2023.”
3.1.15 [
[appellant] heeft Villa 10 niet verlaten. Town House heeft de ontruiming van Wally BV gevorderd. Bij vonnis van 1 december 2023 heeft het Gerecht in kort geding Wally BV veroordeeld de villa te verlaten en te ontruimen en daarnaast een gebruiksvergoeding te betalen van USD 1.250 per maand vanaf 1 oktober 2023 tot de dag van ontruiming. Na het vonnis is de villa vrijwillig ontruimd.

4.Het verzoek en de beslissing van het Gerecht

4.1
In deze rechtszaak heeft [appellant] verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Town House te veroordelen om:
aan hem te betalen USD 3.307,50 bruto per maand vanaf 1 oktober 2023 tot de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
aan hem te betalen een vergoeding van USD 1.500 per maand vanaf 1 december 2023 tot [appellant] weer gebruik kan maken van Villa 10, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente;
hem binnen 24 uur na de uitspraak van het Gerecht toe te laten tot het werk, op straffe van verbeurte van een dwangsom (USD 500 per dag, max USD 250.000);
aan hem ongehinderd en ongestoord toegang tot en genot te verschaffen van villa 10, binnen 14 dagen na betekening van de beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom (USD 500 per dag, max USD 250.000);
de proceskosten te betalen, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
4.2 [
[appellant] heeft ter onderbouwing van zijn verzoeken gesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen hem en Town House en dat Town House die overeenkomst zonder toestemming heeft opgezegd. De arbeidsovereenkomst is volgens [appellant] dan ook niet beëindigd, zodat Town House gehouden is het salaris door te betalen, hem toe te laten tot het werk en hem ongehinderd toegang tot en ongestoord genot van Villa 10 te verschaffen.
4.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de verzoeken van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Het Gerecht heeft – kort gezegd – op grond van de omstandigheden van het geval geconcludeerd dat de verhouding tussen [appellant] en Town House in overwegende mate kenmerken heeft van een overeenkomst van opdracht, en heeft de overeenkomst tussen partijen als zodanig gekwalificeerd.

5.De beoordeling van het Hof

incidenteel beroep
5.1 [
[appellant] heeft primair aangevoerd dat Town House (in wezen) geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, omdat zij met haar grieven geen ander dictum beoogt, en subsidiair dat hij recht heeft op een verweerschrift in incidenteel hoger beroep en dat het incidenteel hoger beroep moet worden verworpen met een proceskostenveroordeling.
5.2
Dit betoog faalt. Als geïntimeerde geen ander dictum verlangt, kan incidenteel appel dienen ter voorkoming van onzekerheid over de vraag of het standpunt dat geïntimeerde door middel van een grief in hoger beroep aan de orde wil stellen, in hoger beroep aan de orde zal komen. In zoverre is het incidenteel appel dan niet zonder belang. Een dergelijk appel komt geïntimeerde niet op een proceskostenveroordeling te staan (zie HR 10 juni 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC1506 en HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9966, NJ 1012/319). [appellant] wordt niet (alsnog) in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in incidenteel appel in te dienen, want hij heeft zijn standpunt voldoende uiteen kunnen zetten bij de mondelinge behandeling in hoger beroep en heeft dat ook gedaan.
beoordelingskader
5.3
Voor de beantwoording van de vraag of de verhouding tussen [appellant] en Town House dient te worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst zal het Hof, net als het Gerecht en ook partijen in deze zaak, aansluiten bij de uitgangspunten die de Hoge Raad in dit soort zaken hanteert (weergegeven hieronder 5.4 tot en met 5.7).
5.4
Artikel 7:610 van het in SXM toepasselijke BW omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Het gaat dus om de elementen arbeid, loon, in dienst van (gezagsverhouding of ondergeschiktheid), en gedurende een zekere tijd.
5.5
Alvorens over te gaan tot kwalificatie van de overeenkomst tussen partijen zal eerst door uitleg aan de hand van de Haviltex-maatstaf moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen (HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746). Daarbij kunnen de bedoelingen van partijen en hun maatschappelijke positie een rol spelen.
5.6
Als de overeengekomen rechten en verplichtingen vervolgens voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, dan moet de overeenkomst ook zo worden aangemerkt. Voor die kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen.
5.7
Of de overeenkomst moet worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst hangt af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij kunnen onder meer (maar niet alleen) van belang zijn de volgende gezichtspunten (HR 23 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443 (Deliveroo/FNV)). Het gaat dan om a) de aard en duur van de werkzaamheden, b) de wijze waarop de werkzaamheden en werktijden worden bepaald, c) de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht, d) het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren, e) de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen, f) de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd, g) de hoogte van deze beloning en h) de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt. Ook kan van belang zijn i) of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.
De Hoge Raad overweegt hierbij voorts dat het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, mede afhangt van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.
5.8
De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest geen rangorde aangebracht tussen de genoemde omstandigheden die onder meer van belang kunnen zijn. Ook in HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319 heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor het aanbrengen van een rangorde.
beoordeling Hof
5.9
De grieven van partijen zien op de overwegingen en oordelen van het Gerecht ten aanzien van de genoemde gezichtspunten. Het Hof zal daarom hieronder naar aanleiding van deze gezichtspunten de door partijen gepresenteerde feiten en omstandigheden van dit geval bespreken.
a.
de aard en duur van de werkzaamheden
5.10 [
appellant] heeft vanaf 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2023 als property manager het beheer van de Town House villa’s verricht. Volgens de PSA (artikel 2.07 in samenhang met Schedule B) hield dit beheer onder meer, maar niet alleen, in:
maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur kantoor houden en daarnaast op elk moment beschikbaar zijn voor check-ins en check-outs van gasten, de begeleiding van gasten en voor noodgevallen;
coördinatie en het verrichten van reparaties, (preventief) onderhoud en housekeeping services aan en in de villa’s;
het zorgdragen voor marketing en promotie om de verhuur van de villa’s te bevorderen;
onderhoud en reparatie van het gemeenschappelijk terrein van het resort en wat zich daarop bevond, zoals het verzorgen van planten, het onderhouden en schoonhouden van het zwembad, het schoonhouden van het terrein, waaronder het afvoeren van afval en vuilnis twee keer per week;
van het moment van aanvraag voor een reservering van een villa tot en met verblijf was [appellant] ervoor verantwoordelijk dat gasten een plezierig verblijf hadden; van hem werd verwacht dat hij gasten bij check-in welkom heette, ze met bagage hielp, alle voorzieningen in de villa en op het terrein uitlegde, ze hielp met het huren van een auto of het boeken van restaurants en tours over het eiland, enzovoorts;
het assisteren van individuele eigenaren, indien zij daarom verzochten, voor zover niet in strijd met de overige bepalingen van de PSA, waarbij [appellant] zelf in de gaten moest houden dat deze werkzaamheden in evenwicht waren met zijn overige werkzaamheden (zijn gastheerschap en het voldoen aan vragen en behoeften van gasten en zijn overige in de PSA genoemde operationele werkzaamheden);
het verrichten, zonder financiële tegemoetkoming, van kleine reparaties aan de villa’s en op het gemeenschappelijk terrein en het gedurende renovaties ervoor zorgen dat de gasten en eigenaren van andere villa’s zo min mogelijk overlast hiervan hadden;
et verrichten van werkzaamheden ter voorbereiding op orkanen, maar ook (berging- en opruim)werkzaamheden erna, waaronder – indien verzocht – het assisteren van de individuele eigenaren bij het indienen van een verzekeringsclaim;
het op verzoek van een individuele eigenaar, behulpzaam zijn bij de verkoop van een villa, mits binnen “the restrictions and guidelines of the [Town House] Rules & Regulations and any pertinent local or Sint Maarten laws”.
5.11
De aard van de werkzaamheden zoals omschreven in de PSA kan wijzen op een arbeidsovereenkomst, maar ook op een overeenkomst van opdracht. De duur ervan – [appellant] heeft zeven achtereenvolgende jaren voor Town House gewerkt – kan wijzen op een arbeidsovereenkomst, maar ook op een overeenkomst van opdracht.
b.
de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
5.12
Uit de PSA (artikel 2.05) en de overgelegde stukken volgt dat [appellant] werkzaamheden verrichte die hem door het bestuur of bestuursleden van Town House werden opgedragen, maar voor een deel ook op basis van verzoeken van individuele eigenaren. Daarbij waren de instructies soms zeer gedetailleerd, zoals blijkt uit de voorbeelden onder 3.1.11 – 3.1.13 en de producties 11 tot en met 22 en 32 tot en met 42 bij het verzoekschrift. Het gaat dan bijvoorbeeld om een opdracht ervoor te zorgen dat nieuwe keukenapparatuur tijdelijk in een andere villa gestald wordt, een verzoek tot het verstrekken van informatie ten behoeve van de boekhouding, een verzoek tot het met spoed afleveren van stukken bij een advocaat, een verzoek om bordjes te maken bij de vuilnisbakken (met op verzoek van [appellant] een voorbeeld wat er op die bordjes moet staan) en gasten instructies te geven met betrekking tot de vuilnis, een verzoek om de parasols in te klappen en de ruimte rond het zwembad schoon te houden en een mail waarin [appellant] verteld wordt dat hij een cheque krijgt voor kleine uitgaven met een instructie om in een spreadsheet onder meer bij te houden hoeveel, wanneer en waaraan cash geld wordt uitgegeven. Verder zijn er mails van [bestuurslid van Town House] (penningmeester/bestuurslid van Town House) over wanneer en hoe er geschilderd moet worden en van [voorzitter van Town House] (voorzitter van Town House) over de krant die wel of niet door [appellant] persoonlijk bezorgd moet worden. De inhoud van mails en de toon ervan wisselt. Er zijn verzoeken, instructies en opdrachten. Maar ook feedback over hoe [appellant] bepaalde zaken heeft aangepakt, wat hij niet goed heeft gedaan, hoe hij dat anders had moeten doen en feedback waaruit blijkt dat eigen initiatief of inbreng niet altijd wordt gewaardeerd.
5.13
Volgens de PSA (Schedule B) moest [appellant] maandag tot en met zaterdag van 9.00 uur tot 18.00 uur beschikbaar zijn voor gasten. Hij was volgens Town House niet verplicht die tijden op het kantoor, of op het terrein te zijn, maar volgens [appellant] werd dit wel van hem verwacht. Daarnaast moest [appellant] ook buiten kantoortijden beschikbaar zijn voor gasten, voor check-in en check-out, maar ook voor vragen en noodgevallen. Aannemelijk is dat [appellant] bij een hogere bezettingsgraad van de villa’s minder vrijheid had om gedurende kantooruren het resort te verlaten. Bij een lagere bezettingsgraad, zoals in het laagseizoen, is aannemelijk dat die vrijheid er wel was, maar daar staat tegenover dat [appellant] heeft aangevoerd dat in die periode werd verwacht dat hij onderhoudswerkzaamheden verrichte, wat door Town House niet is weersproken.
5.14
Volgens de PSA (schedule A, onder 3a) mocht [appellant] vakantie opnemen, gedurende een week per half jaar buiten het hoogseizoen. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat hij goedkeuring van het bestuur van Town House behoefde voordat hij met vakantie kon gaan. Uit de overgelegde e-mail correspondentie tussen [appellant] en penningmeester [bestuurslid van Town House] (productie 23 bij inleidend verzoek) volgt dat het hem volgens [bestuurslid van Town House] niet was toegestaan om op officiële feestdagen vrij te zijn. Zijn vrije zondag zou hij wel met een officiële feestdag mogen ruilen. Volgens [appellant] mocht hij zich alleen gedurende vakantie laten vervangen, maar dan regelde Town House zijn (vaste) vervanger. [appellant] heeft verder, onweersproken, aangevoerd dat hij op verzoek van een individuele eigenaar in 2017 eerder terug is gekomen van een vakantie in Frankrijk in verband met de dreiging van Irma en dat Town House hem daarvoor heeft gecompenseerd.
5.15
De gedetailleerde wijze waarop de werkzaamheden door (de bestuursleden van) Town House werden bepaald, variërend van opdrachten en instructies tot verzoeken wijzen meer in de richting van een arbeidsovereenkomst dan van een overeenkomst van opdracht. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de werktijden en de mogelijkheden om vrij te nemen werden bepaald (5.13 en 5.14). Town House had daarin een bepalende rol.
c.
de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht
5.16
Town House is opgericht om de belangen van de eigenaren van de villa’s te behartigen. Die belangen bestaan uit het beheer (waaronder verhuur) en het onderhoud van de Town House villa’s en de gemeenschappelijke gronden van het resort. Het werk dat [appellant] als property manager verrichte was gericht op het beheer en het onderhoud van de Town House villa’s en daarmee behartigde hij ten behoeve van Town House de belangen van de eigenaren van de villa’s. [appellant] droeg daarmee bij aan de bedrijfsvoering van Town House. Ook kan worden aangenomen dat [appellant] als degene die de werkzaamheden verrichte was ingebed in de organisatie en bedrijfsvoering van Town House. [appellant] was immers de spin in het web op het resort. Hij hield daar kantoor, hield zich zes dagen per week bezig met beheer en onderhoud van de villa’s en de gemeenschappelijke gronden, was bereikbaar voor gasten, niet alleen gedurende het in- en uitchecken, maar ook – zo blijkt uit het dossier – om te bevorderen dat gasten een prettig en zorgeloos verblijf hadden. [appellant] hield zich daarnaast bezig met promotie en marketing om te bevorderen dat potentiële gasten het resort wisten te vinden. Dat alles was in het belang van de doelstellingen van Town House.
5.17
Het Hof is daarom van oordeel dat [appellant] en zijn werkzaamheden wel degelijk zijn ingebed in de organisatie van Town House. Dat wijst meer op een arbeidsovereenkomst. Dat Town House een Stichting is en geen (uitgebreide) organisatiestructuur kent maakt dat niet anders, net zo min als het feit dat Town House geen ander personeel had.
d.
Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
5.18
In de PSA staat geen verplichting voor [appellant] om het werk persoonlijk uit te voeren. Wel staat er een verplichting voor Wally BV om zelf op zoek te gaan naar een vervanger als [appellant] op vakantie ging. Het Gerecht heeft hieruit afgeleid dat er geen verplichting was het werk persoonlijk te verrichten. Het Hof ziet dat anders. Volgens de PSA mocht de property manager twee weken per jaar vakantie opnemen. Voor die twee weken moest hij een vervanger zoeken. De overige 50 weken was [appellant] zelf aanwezig en heeft hij de werkzaamheden (behoudens in geval van ziekte) altijd persoonlijk uitgevoerd. Niet is gebleken dat het hem in de praktijk daadwerkelijk was toegestaan zich in die weken te laten vervangen, althans niet door een door hemzelf uitgezochte vervanger. Als er al sprake was van vervanging dan was dat – zo heeft [appellant] onweersproken gesteld – gedurende vakanties, altijd in overleg met Town House en altijd door dezelfde persoon, [persoon]. Deze [persoon] werd vervolgens ook door Town House betaald. Uit deze omstandigheid leidt het Hof af dat er wel degelijk een verplichting bestond het werk persoonlijk te verrichten en dat wijst meer op een arbeidsovereenkomst.
e.
De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen
5.19 [
appellant] heeft onweersproken aangevoerd dat hij heeft gereageerd op een online vacature. In de vacaturetekst werd niet gerept over de juridische basis. Het was een gewone sollicitatieprocedure en er was geen biedingproces met andere geïnteresseerden. Pas bij het sollicitatiegesprek werd hem duidelijk dat hij een vennootschap nodig had als hij de baan wilde hebben. Vast staat dat [appellant] vervolgens via zijn Franse vennootschap de eerste PSA voor de duur van een jaar heeft gesloten. Vóór het verstrijken van de termijn heeft hij Wally BV opgericht, omdat hij de baan van property manager graag wilde behouden. Town House stelde als voorwaarde voor verlenging dat [appellant] een Nederlandse vennootschap zou oprichten, waarmee een nieuwe PSA, althans een verlenging van de PSA zou worden gesloten. [appellant] heeft vervolgens alle verlengingen van de PSA met zijn Nederlandse vennootschap gesloten. Tussen partijen is niet in geschil dat het de uitdrukkelijke voorwaarde van Town House was om de PSA met een vennootschap van [appellant] te sluiten. [appellant] was daarvan op de hoogte, heeft daar nimmer een punt van gemaakt en op geen enkel moment aan de orde gesteld dat hij het daar niet mee eens was, of een arbeidsovereenkomst wenste.
5.2
Dat de overeenkomsten en de verlengingen van de overeenkomsten met de vennootschap(pen) van [appellant] zijn gesloten kan wijzen op een overeenkomst van opdracht. Voor zover Town House de eis van een vennootschap stelde om te voorkomen dat de overeenkomst als arbeidsovereenkomst zou worden gekwalificeerd, moet echter in aanmerking worden genomen dat voor de kwalificatie niet van belang is of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen (zie 5.6 hiervoor).
f.
de wijze waarop de beloning werd bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd
5.21
De beloning was niet afhankelijk van het aantal uren dat [appellant] werkte noch van de aard of inhoud van de werkzaamheden. De beloning bestond uit een vast bedrag per maand, bij de laatste overeenkomst USD 3.307,50, en werd op de rekening van Wally BV overgemaakt. Dat gebeurde automatisch, [appellant] hoefde daarvoor geen factuur te sturen. De hoogte van de beloning was aanvankelijk, bij het sluiten van de PSA in 2016 USD 2.500 en werd bij opvolgende PSA’s door Town House bepaald op USD 2.750 (vanaf 1 oktober 2017), USD 2.887,50 (vanaf 1 oktober 2018) en USD 3.000 (vanaf 1 oktober 2019). In 2021 heeft [appellant], die zich daartoe namens Wally BV liet bijstaan door een advocaat, verzocht om een verhoging van de beloning en een aantal andere voorwaarden. Town House heeft een tegenvoorstel gedaan, onder meer inhoudende een verhoging van de beloning van 5% voor de komende twee contractperiodes. Dat aanbod is door [appellant] geaccepteerd. Daarnaast maakte [appellant] op grond van de PSA gebruik van Villa 10 als woon- en kantoorruimte. Het gebruik van Villa 10 was gekoppeld aan het verrichten van zijn werkzaamheden als property manager; immers op het moment dat de laatste PSA niet werd verlengd diende [appellant] Villa 10 te verlaten.
5.22
De wijze waarop de beloning werd bepaald en de wijze waarop deze werd uitgekeerd wijzen meer op een arbeidsovereenkomst dan op een overeenkomst van opdracht. Van de door Town House betaalde beloning moest [appellant] belastingen, sociale premies en kosten van de vennootschap betalen en ten behoeve van het aan hem uit te keren salaris. Voor zover Town House dit verlangde om te voorkomen dat de overeenkomst als arbeidsovereenkomst zou worden gekwalificeerd, geldt opnieuw dat niet van belang is of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen (zie 5.6 hiervoor).
g.
De hoogte van de beloningen
5.23
De hoogte van de beloning in combinatie met het gebruik van Villa 10 past bij een property manager die de vrijheid heeft om meerdere opdrachtgevers te dienen. Niet in geschil is dat het [appellant] ook was toegestaan om voor anderen te werken. Volgens [appellant] was dat praktisch onmogelijk, omdat hij minimaal acht uur per dag gedurende zes dagen per week werkte. Gelet op het aantal uren dat [appellant] stelde te werken, hetgeen Town House niet heeft betwist, is het aannemelijk dat er voor [appellant] niet veel tijd overbleef om werkzaamheden voor derden te verrichten. Uit de door Town House betaalde beloning moest [appellant] belastingen en kosten van de vennootschap betalen en ten behoeve van het aan hem uit te keren salaris sociale premies. De beloning was – afgezet tegen het aantal uren dat [appellant] voor Town House stelde te werken en de onmogelijkheid om daarnaast geen opdrachten voor anderen te verrichten – laag.
5.24
Deze lage beloning lijkt los gezien op een overeenkomst van opdracht te wijzen, maar gelet op de minimale tijd die resteerde om voor andere opdrachtgevers te werken wijst de combinatie van de hoogte van de beloning en de arbeidsduur per week meer op een arbeidsovereenkomst.
h.
commercieel risico
5.25
De overeengekomen beloning betrof een vast bedrag per maand en was niet afhankelijk van de daadwerkelijk te maken uren. De voorgangers van [appellant] verdienden gemiddeld meer, maar waren voor hun beloning afhankelijk van de huurinkomsten van de villa’s. Voor hen bestond er een commercieel risico. [appellant] was voor zijn beloning niet afhankelijk van de huurinkomsten van de villa’s. Ook als er geen villa werd verhuurd ontving hij zijn beloning. Daarnaast was ook het gebruik van Villa 10 onafhankelijk van de huurinkomsten van de door Town House te verhuren villa’s. Town House heeft nog gesteld dat er onzekerheden kunnen zijn over de daadwerkelijke omvang van het werk, bijvoorbeeld gedurende het hoog- of laagseizoen en dat dit ook een commercieel risico kan meebrengen. In theorie kan dit kloppen, maar nu niet concreet is gesteld hoe de omvang van het werk in relatie tot een vaste vergoeding voor [appellant] een commercieel risico meebrengt en niet is gebleken dat dit soort onzekerheden zich hebben voorgedaan gedurende de zeven jaar dat [appellant] voor Town House heeft gewerkt, is de kans dat dit risico zich verwezenlijkt verwaarloosbaar. Dit alles leidt tot het oordeel dat er voor [appellant] geen commercieel risico was en dat wijst in de richting van een arbeidsovereenkomst.
i.
ondernemerschap
5.26
Vast staat dat [appellant] sinds 1 oktober 2016 werkzaamheden voor Town House heeft verricht. Vast staat ook dat [appellant] een Nederlandse en een Franse vennootschap heeft. Volgens Town House heeft [appellant], al dan niet onder de naam van die vennootschappen, meer ondernemingen. Het enkele feit dat iemand een vennootschap op zijn naam heeft maakt nog niet dat sprake is van ondernemerschap. Het gaat erom of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of gewerkt heeft en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt. Ook in hoger beroep heeft Town House niet onderbouwd dat [appellant] zich op deze wijze als ondernemer gedroeg en zijn ondernemingen actief gebruikte of daarmee inkomsten genereerde. De overgelegde advertenties, waarin [appellant] zich aanbiedt als slotenmaker, hebben volgens [appellant] niet geleid tot werkzaamheden. Hetgeen [appellant] zelf heeft aangevoerd, namelijk dat hij na Irma eenmalig opruimwerkzaamheden heeft verricht, waarvoor hij via zijn Franse vennootschap betaald is, is onvoldoende om aan te nemen dat [appellant] zich als ondernemer gedroeg. Dat wijst meer op een arbeidsovereenkomst.
Conclusies
5.27
Op grond van alle bovenstaande gezichtspunten, in onderlinge samenhang bezien, is het Hof van oordeel dat de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen moeten worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Daarbij zijn de volgende elementen doorslaggevend.
5.28 [
appellant] verrichtte persoonlijk de werkzaamheden zoals opgesomd in de PSA en daarnaast op basis van verzoeken, instructies en opdrachten van het bestuur of van individuele eigenaren van villa’s. Voor deze werkzaamheden betaalde Town House aan [appellant] een vast bedrag per maand, ook tijdens vakanties. Deze beloning werd bij verlengingen eenzijdig door Town House en eenmaal op verzoek van [appellant] verhoogd. Daarnaast mocht [appellant] Villa 10 als kantoor en woning gebruiken; welk gebruik ook kan worden gezien als beloning voor het verrichten van werkzaamheden. De beloning was niet afhankelijk van de inkomsten uit verhuur van de villa’s. Ongeacht de bezetting van de villa’s ontving [appellant] eenzelfde bedrag. [appellant] werkte zes dagen per week, acht uur per dag gedurende zeven jaar voor Town House. Uit dit alles volgt dat [appellant] gedurende een zekere tijd tegen loon arbeid heeft verricht.
5.29
Uit de hierboven besproken gezichtspunten volgt eveneens dat sprake was van een gezagsverhouding. De meest in het oog springende omstandigheden die tot dat oordeel leiden zijn de volgende. In de PSA staat dat [appellant] rechtstreeks verantwoording aflegt aan het bestuur en dat alle werkinstructies van het bestuur komen. Er lijkt uit de tekst van de PSA een zekere vrijheid voor [appellant] te bestaan als het gaat om de wijze waarop hij zijn werk mocht uitvoeren, maar uit de door [appellant] overgelegde producties (zie 5.12) met verzoeken, instructies en opdrachten ter zake van te verrichten taken of diensten volgt dat het de bedoeling was deze door [appellant] werden opgevolgd. Hetzelfde geldt voor de beschikbaarheid en/of aanwezigheid tijdens kantooruren. [appellant] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat van hem werd verwacht dat hij gedurende kantooruren niet alleen bereikbaar was, maar ook op het resort aanwezig. Een logisch gevolg daarvan is dat [appellant], die zes dagen per week acht uur per dag beschikbaar moest zijn en per half jaar één week vakantie had, geen ruimte had om voor andere opdrachtgevers werkzaamheden te verrichten. Daarbij is ook van belang dat vervanging alleen in overleg en slechts beperkt mogelijk was en [appellant] de werkzaamheden persoonlijk moest verrichten. Ten slotte is niet komen vast te staan dat [appellant] zich als ondernemer heeft gedragen.
5.3
Tegenover het voorgaande zijn de tegenargumenten van Town House (ook gezamenlijk beschouwd) van onvoldoende gewicht. Dat geldt voor de omstandigheid dat partijen zijn overeengekomen dat [appellant] via zijn vennootschap als property manager voor Town House is gaan werken, dat dit voor Town House essentieel was en dat [appellant] hiermee heeft ingestemd. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de beloning van [appellant] op een rekening van Wally BV werd gestort en dat hij – na afdracht van premies en belastingen – vanuit Wally BV zichzelf een salaris toekende.
5.31
Nu de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst is deze overeenkomst met het aflopen van de termijn en het niet willen verlengen door Town House niet geëindigd.
5.32
De slotsom is dat het principaal hoger beroep slaagt en het incidenteel beroep faalt. Dat betekent dat de verzoeken van [appellant] in beginsel toewijsbaar zijn. Het Hof ziet echter aanleiding om de beslissingen aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de gevolgen daarvan. Ter zitting is onder meer gebleken dat Town House een overeenkomst heeft gesloten met een andere property manager, die nu het beheer van het grootste deel van de villa’s voert en op grond van een met hem gesloten overeenkomst gebruik maakt van Villa 10. Dat maakt dat de vorderingen tot wedertewerkstelling en gebruik van Villa 10 bij toewijzing op dit moment niet kunnen worden nagekomen. Partijen kunnen zich hierover, en over de gevorderde vergoedingen uitlaten. Het Hof wil partijen daarnaast in de gelegenheid stellen met elkaar te bezien of zij tot een minnelijke regeling kunnen komen. Gelet op de inhoud van dit vonnis en de omstandigheid dat Town House een nieuwe property manager heeft, kan het Hof zich voorstellen dat partijen de mogelijkheden om tot een schikking te komen willen onderzoeken. De zaak zal om deze redenen worden verwezen naar de rol.
6. B E S L I S S I N G
Het Hof:
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 27 augustus 2025 en stelt partijen in de gelegenheid zich schriftelijk uit te laten over het in 5.32 genoemde.
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.W.A. Vonk, G.C.C. Lewin en C.G. ter Veer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 14 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.