ECLI:NL:OGHACMB:2025:108

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
SXM2024H00028
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake loonsommen voor premieheffing en betekenis SZV-verzekeringskaart in relatie tot directeur-grootaandeelhouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de naheffingsaanslag voor premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering die USZV aan SXM Cosmetics N.V. heeft opgelegd voor het jaar 2017. USZV heeft een looncontrole uitgevoerd over de jaren 2016 tot en met 2020, waarbij is vastgesteld dat de directeur van Cosmetics, die 100% van de aandelen bezit, een loon genoot dat boven de loongrens ligt. Dit leidde tot de vraag of zij als werknemer in de zin van de Landsverordening ziekteverzekering (Lzv) kan worden aangemerkt.

Het Gerecht heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de directeur, ondanks het bezit van een SZV-verzekeringskaart, niet als werknemer kan worden aangemerkt omdat haar loon boven de loongrens ligt. USZV heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij betoogt dat de directeur wel degelijk onder de premieheffing valt omdat zij verzekerd is voor ziektekosten en gebruik heeft gemaakt van haar SZV-verzekeringskaart. Het Hof heeft echter geoordeeld dat het bezit van een verzekeringskaart geen wettelijke grondslag biedt voor premieheffing en dat de Lzv bepaalt dat iemand met een loon boven de loongrens niet als werknemer kan worden aangemerkt.

Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat USZV opnieuw op het bezwaar van Cosmetics moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. De zaak benadrukt de juridische nuances rondom de definitie van 'werknemer' in relatie tot directeur-grootaandeelhouders en de toepassing van de Lzv.

Uitspraak

SXM2024H00028
Datum uitspraak: 21 mei 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (hierna: USZV),
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 22 januari 2024 in zaak nr. SXM202300883, in het geding tussen:
SXM Cosmetics N.V., gevestigd in Sint Maarten (hierna: Cosmetics),
en
appellant

Procesverloop

Bij beschikkingen van 16 september 2022 heeft USZV aan Cosmetics een naheffingsaanslag premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering voor het jaar 2017 opgelegd.
Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft USZV het door Cosmetics daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 22 januari 2024 heeft het Gerecht het door Cosmetics daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft USZV hoger beroep ingesteld.
Cosmetics heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 januari 2025. USZV werd vertegenwoordigd door mr. M.M. HofmanRuigrok, advocaat. Cosmetics werd vertegenwoordigd door [naam directeur], directeur, en vergezeld door [naam adviseur], adviseur.

Overwegingen

Inleiding

Cosmetics produceert en verkoopt (huid-)verzorgingsproducten, en exploiteert daarnaast een kapsalon en spa. Er zijn ongeveer vijftien medewerkers in dienst. De directeur van Cosmetics is [naam directeur]. Zij houdt 100% van de aandelen in Cosmetics.
USZV heeft over de jaren 2016 tot en met 2020 een looncontrole gedaan bij Cosmetics ter bepaling van de loonsommen voor de heffing van premie op grond van de Landsverordening ziekteverzekering (hierna: Lzv), de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: Lov) en de Cessantialandsverordening. Van de controle is een concept looncontrolerapport vastgesteld waarop Cosmetics schriftelijk heeft gereageerd. Daarna is op 6 december 2021 een definitief looncontrolerapport vastgesteld. Op basis van het definitieve looncontrolerapport heeft USZV naheffingsaanslagen opgelegd.
In het op 19 oktober 2022 gemaakte bezwaar heeft USZV aanleiding gezien de naheffingsaanslag te verminderen voor zover het de Lzvpremie voor [naam directeur] over het jaar 2018 betreft omdat haar dagloon per 1 november 2016 boven de loongrens ligt. De naheffing over het jaar 2017 blijft gehandhaafd omdat [naam directeur] in dat jaar gebruik heeft gemaakt van haar SZV-verzekeringskaart, aldus de bestreden beschikking.

Aangevallen uitspraak

3. Het Gerecht heeft overwogen dat niet in geschil is dat [naam directeur] vanaf 1 november 2016 een loon boven de loongrens genoot zodat zij in het jaar 2017 niet als werknemer in de zin van de Lzv kan worden aangemerkt. Dat zij in het bezit is geweest van een SZV-verzekeringskaart maakt dit niet anders. Het bezitten van een verzekeringskaart biedt geen wettelijke grondslag om tot premieheffing over te gaan. Dat geldt ook voor het gegeven dat [naam directeur] haar kaart ook daadwerkelijk (één keer) heeft gebruikt.

Hoger beroep

4. USZV betoogt dat het op goede gronden Lzv-premie over het loon van [naam directeur] heeft nageheven. Weliswaar ligt haar dagloon boven de loongrens, maar zij was verzekerd voor ziektekosten en in het bezit van een SZV-verzekeringskaart en heeft die ook gebruikt.
4.1.
Artikel 1 van de Lzv luidde in 2017, voor zover hier van belang:
"In deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
[…]
-degene, die een dagloon geniet hoger dan NA
f217,36 indien voor hem een 6-daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meer werkgevers wordt genoten;
-degene, die een dagloon geniet hoger dan NA
f260,83 indien voor hem een 5-daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meer werkgevers wordt genoten;
[…]
4.2.
Het Hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [naam directeur] in 2017 een loon genoot boven de loongrens, bedoeld in artikel 1 van de Lzv. Dat betekent dat zij geen werknemer is in de zin van de Lzv. Voor het standpunt van USZV dat voor haar desondanks Lzv-premie moet worden betaald omdat zij verzekerd was voor ziektekosten biedt de Lzv geen grondslag. Het feit dat iemand bij USZV verzekerd is voor ziektekosten, betekent nog niet dat diegene ook werknemer is in de zin van de Lzv en dat dus voor diegene Lzvpremie moet worden betaald. Of iemand een werknemer is in de zin van de Lzv wordt immers bepaald door artikel 1 van de Lzv en niet door het al dan niet verzekerd zijn tegen ziektekosten (vgl. de uitspraak van het Hof van 26 juli 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:138). Of iemand een SZVverzekeringskaart heeft en deze wel of niet heeft gebruikt, is daarom niet van belang. Voor zover USZV zich op het standpunt heeft gesteld dat in een geval als dit wel premie mag worden geheven over het loon tot aan de loongrens, biedt artikel 1 van de Lzv (ook) daarvoor geen grondslag. Het betoog slaagt niet.
4.3.
Ten overvloede merkt het Hof op dat in de – bijzondere – situatie dat de hoedanigheid van werkgever en die van ‘werknemer’ materieel samenvallen, USZV (de waarde in geld van) een achteraf bezien ten onrechte op grond van de Lzv of de Lov verstrekte tegemoetkoming (in de vorm van geneeskundige behandeling en verpleging en/of uitkeringen in geld) van de ‘werknemer’ mag terugvorderen. Deze situatie doet zich hier voor, omdat [naam directeur] directeur-grootaandeelhouder is van Cosmetics. Terugvordering zal doorgaans door middel van een afzonderlijke beschikking moeten gebeuren. De bevoegdheid tot terugvordering wordt begrensd door de rechtszekerheid. Voor de verjaringstermijn sluit het Hof aan bij de in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) neergelegde verjaringstermijnen voor rechtsvorderingen uit onverschuldigde betaling. Gelet op artikel 3:309 van het BW gaat het Hof er daarbij van uit dat de verjaringstermijn voor het nemen van een terugvorderingsbeschikking bij onverschuldigde betaling van een tegemoetkoming op grond van de Lzv of de Lov aanvangt wanneer USZV bekend is geworden met feiten of omstandigheden op grond waarvan voldoende duidelijk is dat een terugvorderingsbeschikking in de rede ligt (vgl. de uitspraak van het Hof in een Arubaanse zaak van 25 januari 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:33, en in een Curaçaose zaak van 28 november 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:241). Overigens heeft [naam directeur] op de zitting verklaard dat zij bereid is het bedrag dat is gemoeid met het onterechte (eenmalige) gebruik van haar SZV-verzekeringskaart vrijwillig terug te betalen aan USZV. Dan is een afzonderlijke beschikking niet nodig.
Slotsom
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, met dien verstande dat USZV opnieuw op het door Cosmetics gemaakte bezwaar moet beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Dat is zo omdat, anders dan het Gerecht heeft gedaan, niet kan worden volstaan met de vernietiging van de bestreden beschikking (op bezwaar).
6. USZV hoeft geen proceskosten te vergoeden omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak met dien verstande dat het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen opnieuw op het door SXM Cosmetics N.V. gemaakte bezwaar moet beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.