ECLI:NL:OGHACMB:2025:128

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
H-153/23 500.00095/22
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van functie en valsheid in geschrifte door politieambtenaar met betrekking tot vuurwapenmachtigingen

In deze zaak is de verdachte, een Unithoofd bij de politie, beschuldigd van het aannemen van steekpenningen en het misbruik maken van zijn functie. De verdachte heeft bekenden een voorkeursbehandeling gegeven bij de aanvraag van vuurwapenmachtigingen. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het aannemen van steekpenningen, maar hem wel schuldig bevonden aan misbruik van functie en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft een vals slotadvies opgemaakt en valse inkomstenverklaringen gebruikt om de aanvragen voor vuurwapenmachtigingen te ondersteunen. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte zijn functie heeft misbruikt door onterecht vuurwapenmachtigingen te verlenen aan drie personen, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en ontzetting van het recht om als politieambtenaar te werken voor drie jaar.

Uitspraak

Zaaknummer: H-153/23
Parketnummer: 500.00095/22
Uitspraak: 5 juni 2025 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 29 september 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[NAAM],
geboren op [geboortedag] 1966 op [geboorteland],
wonende in [woonplaats], adres: [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft – volgens de akte onbeperkt – hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis op 9 oktober 2023.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. S. Verheijen, en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. A.K.H. Ayubi, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken en dat hij voor de feiten 1, 3, 4 en 5 (partiële vrijspraak onderdeel motivatiebrief) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijkomende straf de ontzetting van het recht het ambt van politieambtenaar uit te oefenen voor de duur van 5 jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd de inbeslag-genomen boksbeugel te onttrekken aan het verkeer en het inbeslaggenomen mes terug te geven aan de verdachte.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd en verzocht de verdachte te veroordelen tot een taakstraf, dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het Hof komt tot andere beslissingen dan het Gerecht.
Tenlastelegging
Samengevat is aan de verdachte – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – het volgende ten laste gelegd, te weten dat hij
al dan niet tezamen en in vereniging met een ander:
feit 1: aannemen steekpenningen, zaaksdossier [aanvrager 1] (al dan niet in strijd met plicht)
in de periode november 2016 tot maart 2022 te Curaçao – in de functie van Unithoofd van de [afdeling] bij Korps Politie Curaçao (KPC), althans als politieambtenaar – giften en beloften van in totaal ruim NAf 15.300, te weten vijf cheques, en/of geld voor vliegtickets heeft aangenomen/ontvangen van [aanvrager 1] voor zichzelf of voor een ander, dit terwijl hij wist of had moeten weten dat deze giften waren bedoeld om een voorkeursbehandeling te krijgen in de procedure ter verkrijging van een vuurwapenmachtiging;
feit 2: onbevoegd aanwenden bevoegdheden, zaaksdossiers [aanvrager 1], [aanvrager 2] en [aanvrager 3]
in de periode van november 2017 tot en met maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten Unithoofd [AFDELING] of opsporingsambtenaar van KPC, zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk in strijd met zijn bevoegdheid gebruik maken van opsporings- en toezichtbevoegdheid zoals bedoeld in de Vuurwapenverordening 1930 inzake de aanvragen vuurwapenmachtigingen van [aanvrager 1], [aanvrager 2] en [aanvrager 3];
feit 3: misbruik van functie, zaaksdossiers [aanvrager 1], [aanvrager 2] en [aanvrager 3]
in de periode van november 2016 tot en met maart 2022 in Curaçao, als ambtenaar, te weten Unithoofd [AFDELING] of opsporingsambtenaar van KPC, zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk met misbruik van zijn functie iets te doen of na te laten om enig voordeel voor hem of een ander te krijgen, waaronder het geven van een voorkeursbehandeling bij de aanvraag van een vuurwapenmachtiging inzake [aanvrager 1], [aanvrager 2] en [aanvrager 3];
feit 4: valsheid in geschrifte, opmaken
op of omstreeks 19 oktober 2018, althans in oktober 2018 te Curaçao zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door het valselijk opmaken van een slotadvies met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, handelend in de hoedanigheid van ambtenaar;
feit 5: valsheid in geschrifte, gebruik maken
in de periode juni 2018 tot en met januari 2019 te Curaçao zich in de hoedanigheid van ambtenaar schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door opzettelijk gebruik te maken van valse geschriften, te weten een motivatiebrief van 5 oktober 2018, twee inkomstenverklaringen van de Belastingdienst en een slotadvies.
De volledige tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Waardering van het bewijs

Het Hof spreekt verdachte vrij van de feiten zoals tenlastegelegd onder 1 en 2. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis, bespreekt het Hof eerst het tenlastegelegde onder feit 2. Daarna zullen per zaaksdossier de feiten worden vastgesteld, waarna per tenlastegelegd feit wordt overwogen.
Vrijspraak feit 2 (onbevoegd aanwenden bevoegdheden)
Standpunt procureur-generaal
De procureur-generaal heeft vrijspraak bepleit. Blijkens de Memorie van Toelichting bij artikel 2:360 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is in de huidige bepaling strafbaar gesteld het opzettelijk misbruik maken van de opsporingsbevoegdheden van het Wetboek van Strafvordering of van andere landsverordeningen, waarbij onbevoegd een inbreuk zou worden gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Uit de Memorie van Toelichting blijkt verder dat de toezichtsbevoegdheden (die steeds belangrijker worden in dit tijdsgewricht) zijn toegevoegd aan het artikel. Het nalaten van opsporings- en toezichtbevoegdheden valt buiten het bereik van het artikel en in het onderhavige geval is geen sprake van een inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, reden waarom de verdachte moet worden vrijgesproken.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit.
Oordeel van het Hof
Artikel 2:360 Sr stelt strafbaar de ambtenaar die opzettelijk in strijd met zijn bevoegdheid gebruik maakt van enige opsporings- of toezichtbevoegdheid als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering of in enige andere landsverordening. Uit de Memorie van Toelichting bij het betreffende artikel volgt dat onder het oude recht als ambtsmisdrijf strafbaar was gesteld het onbevoegd aanwenden van bevoegdheden bij huiszoeking en de inbreuk op het huisrecht. Met de uitbreiding van de wettelijke opsporingsmethoden en het toenemende belang van toezichtsbevoegdheden, ontstond behoefte aan de huidige ruime(re) delictsomschrijving. De huidige bepaling laat zich zo lezen, dat strafbaar is gesteld de opzettelijk onbevoegde inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer door een ambtenaar die zich beroept op enige opsporings- of toezichtsbevoegdheid uit het Wetboek van Strafvordering of enige andere landsverordening.
Het Hof ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als opsporings- dan wel toezichtsbevoegdheden. Onder opsporing wordt verstaan de opsporing van strafbare feiten. Daarvan is in casu geen sprake. De toezichtsbevoegdheden zien – in de breedste zin van het woord – op het toezicht op de naleving van wetten en regels. Daarvan kan alhier worden gesproken: immers was het – kortweg – de taak van de verdachte om (onder meer) gedane aanvragen vuurwapenmachtiging te controleren en accorderen. Dat daarbij onbevoegd inbreuk is gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer door een ambtenaar kan echter niet worden vastgesteld. Het Hof zal de verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
Bespreking van de feiten
Het Hof acht bewezen dat de verdachte zich als medepleger (deels als pleger) schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals onder 3, 4 en 5 tenlastegelegd. Het Hof komt tot die conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen. [1]
Inleiding, functie verdachten en omschrijving van de zaaksdossiers
Tijdens het onderzoek naar de brand in het kantoor van de Belastingdienst in 2019 (onderzoek
Fogo) stuitte de politie op mogelijke onregelmatigheden bij de verwerking van aanvragen voor machtigingen voor vuurwapens door de Unit [afdeling] (hierna: [AFDELING]) van het Korps Politie Curaçao. Als gevolg daarvan is een nieuw strafrechtelijk onderzoek gestart (onderzoek
Golf) waarin onder andere een groot aantal getuigen is gehoord, (huis-)zoekingen hebben plaatsgevonden en telefoons zijn afgetapt. Het onderzoek heeft geleid tot de onderhavige strafzaak met als verdachten (voor zover in hoger beroep aan de orde) de [AFDELING]-medewerkers de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte].
De verdachte is sinds 1 september 2017 werkzaam bij de [AFDELING] en aangesteld als Unithoofd. [2] Omtrent zijn functie is door de politie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin de afbakening, werkzaamheden, taken en resultaatgebieden van de [AFDELING] worden beschreven. [3] Onder meer wordt daarin beschreven dat het Unithoofd een juiste inbedding, werking en naleving van het proces operationele ondersteuning bewerkstelligt en adviseert over (grootschalige) handhavings- en controleacties betreffende naleving van de vergunning en daaraan gerelateerde wetgeving. Het Unithoofd dient verantwoording af te leggen aan het hoofd van de divisie voor wat betreft de kwaliteit en tijdigheid van (beleidsmatige en/of specialistische) adviezen en plannen, waarbij het handelt om een beoordeling van eindresultaten op bruikbaarheid en externe afstemming.
De [medeverdachte] is sinds 2008 werkzaam bij de [AFDELING]. Ook ten aanzien van haar functie is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waaruit volgt dat zij van 1 december 2013 tot en met 30 juni 2020 medewerker [afdeling] is geweest en met ingang van 1 juli 2020 tot en met 7 juli 2021 waarnemend Unithoofd [afdeling]. [4] Volgens haar eigen verklaring bekleedde zij ten tijde van haar verhoor in 2022 de functie van senior medewerker. [5] Verder staat vermeld dat zij als teamleider/plaatsvervangend Unithoofd, naast de taken die ook aan verdachte zijn voorbehouden, aanvragen voor vergunningen behandelt met een meer complex karakter. Zij dient aanvragen en verstrekte vergunningen, afgehandeld door de medewerkers, te toetsen. Als medewerker was haar functie het ontvangen en registreren van aanvragen voor wapenvergunningen, het toetsen van aanvragen aan vergunningsvoorwaarden en het op grond van de resultaten adviseren van de teamleider over toekennen en afwijzen van aanvragen, waarbij zij ook aanvragen administratief diende af te handelen en verleende vergunningen diende af te geven. Ook was zij verantwoordelijk voor het controleren op de naleving van (vuur)wapenvergunningen en het in dat kader organiseren en coördineren van de uitvoering van (vuur)wapenvisitaties en inspecties van (vuur)wapendepots.
Het Hof zal op de eerste plaats stilstaan bij de wijze van het aanvragen en het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging.
Werkwijze aanvraag en verkrijgen vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging
De [AFDELING] is (onder meer) verantwoordelijk voor het afgeven van vuurwapenmachtigingen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat er een gangbare procedure was bij de aanvraag van een vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging (hierna ook wel: de machtiging). Hoewel er geen formeel beleid geformuleerd was, verklaren verscheidene medewerkers van de [AFDELING] (waaronder [getuige 1] [6] , [getuige 2] [7] , [getuige 3] [8] en [getuige 4] [9] ) over de richtlijnen of gangbare procedure voor het verkrijgen van een dergelijke machtiging. Deze procedure verloopt feitelijk als volgt [10] :
Ophalen van de formulieren "Aanvraag (vuur)wapenmachtiging'' en “Vereistenlijst” bij de balie van [AFDELING].
Indienen door aanvrager in persoon van de formulieren "Aanvraag
(vuur)wapenmachtiging" plus plakzegel van NAf 10,- en "Vereistenlijst" met de vereisten documenten, waarbij alle documenten van de vereistenlijst gelijktijdig moeten worden ingediend.
3) Een medewerker van het [AFDELING] controleert naar aanleiding van de vereistenlijst of alle vereiste documenten aanwezig zijn.
• Een medewerker van het [AFDELING] voorziet het formulier "Aanvraag (vuur)wapenmachtiging” (linksboven) van de plakzegel, een dienststempel, een datumstempel vermeldende de datum van ontvangst/indiening van de aanvraag en zijn/haar handtekening/paraaf.
• De ingeleverde documenten worden door de medewerker [AFDELING] op de
vereistenlijst afgestempeld met een datumstempel vermeldende de datum
van ontvangst/indiening van de documenten.
• Een medewerker van het [AFDELING] voorziet het formulier "Vereistenlijst" (linksonder) van een dienststempel, een datumstempel vermeldende de datum van ontvangst/indiening van de documenten, zijn/haar naam en zijn/haar handtekening/paraaf.
4. Een medewerker van het [AFDELING] stelt een checklist op. De ingediende aanvraag en vereiste documenten worden op de checklist afgevinkt. Checklist met bijgevoegde aanvraag en vereiste documenten worden naar Unithoofd doorgestuurd.
5. Het Unithoofd controleert het hele pakket, zowel inhoudelijk als op volledigheid en geeft akkoord of wijst af. Het Unithoofd dag- en ondertekent linksonder op de eerste pagina van de checklist voor "autorisatie" of "afwijzing" tot het maken van de machtiging.
6. Het Unithoofd vermeldt bij afwijzing op de tweede pagina van de checklist de reden van afwijzing.
7. Het Unithoofd geeft bij autorisatie opdracht aan een [AFDELING]-medewerker om de machtiging op te maken. Het Unithoofd stuurt het hele pakket naar de [AFDELING]-medewerker.
8. De [AFDELING]-medewerker maakt de machtiging op, en dag- en ondertekent
linksonder, op de tweede pagina van de checklist, in het hokje "Opgemaakt door".
9. Een medewerker stuurt het hele pakket, inclusief het door hem/haar opgemaakte machtiging, voor controle naar het Unithoofd.
10. Het Unithoofd controleert de machtiging, en dag- en ondertekent midden onder, op de tweede pagina van de checklist, in het hokje "Gecontroleerd Hoofd [afdeling]."
11. Hele pakket wordt, al dan niet via de directiesecretaresse, doorgestuurd naar het Divisiehoofd.
12. Het Divisiehoofd controleert het hele pakket en geeft akkoord of wijst af. Het Divisiehoofd dag- en ondertekent rechtsonder, op de tweede pagina van de checklist, in het hokje "Gecontroleerd [initialen]".
13. Hele pakket wordt door het Divisiehoofd naar de [AFDELING] teruggestuurd.
14. De [AFDELING] stuurt het hele pakket, inclusief de machtiging, ter ondertekening van de machtiging naar de Minister van Justitie.
15. Indien akkoord wordt de machtiging door de Minister van Justitie ondertekend en het hele pakket wordt naar de [AFDELING] teruggestuurd.
16) Het zelf en in persoon ophalen van de machtiging door de
aanvrager/machtiginghouder.
Onderdeel van de procedure is ook een kluiscontrole. Die controle vindt, aldus de getuige en administratief medewerker bij de [AFDELING] [getuige 3], plaats voordat de afleveringsbon voor de (vuur)wapenhandelaar wordt opgemaakt. De kluiscontrole wordt, aldus [getuige 3], uitgevoerd door een administratief medewerker van de [AFDELING] samen met een medewerker van de [AFDELING] (een politieagent). De brief voor de wapenhandelaar wordt opgemaakt nadat het Divisiehoofd, [getuige 2], zijn accordering heeft gegeven. Volgens de verdachte, kan de aanvrager dan met het vuurwapen schietlessen gaan volgen. Nadat de aanvrager met succes zijn schietlessen heeft afgerond, wordt de machtiging opgemaakt en wordt het gehele dossier voorgelegd aan [getuige 2] en de Korpschef […] ter accordering. Vervolgens wordt het gehele dossier naar de Minister van Justitie (hierna ook wel: de Minister) gestuurd, waar het dossier wordt gecontroleerd door een beleidsmedewerker en de Minister zelf. Als de Minister heeft ondertekend, dan wordt de afleveringsbon door een medewerker van de [AFDELING] opgemaakt en het Unithoofd controleert of dit op juiste wijze is gebeurd, waarna het Unithoofd zijn handtekening zet (op een separaat formulier; de afleveringsbon wordt alleen door de Minister ondertekend). Met deze bon kan de aanvrager het vuurwapen gaan ophalen. [11]
Op 9 november 2017 is er door de Minister […] een ministeriële beschikking uitgevaardigd inhoudende dat nieuwe aanvragen voor een vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging, niet zullen worden gehonoreerd (verlengingen wel). Dit in afwachting van een revisie (van het toen geldende beleid) en de totstandkoming van nieuw beleid. [12] De verdachte heeft op 28 november 2017 een e-mailbericht ontvangen, met een bijlage inhoudende deze s
topop de afgifte van nieuwe vuurwapenmachtigingen. Deze e-mail is ook geopend. [13]
Zaaksdossier 1; [aanvrager 1] (van belang voor feit 1, 3, 4 en 5)
Dit zaaksdossier belicht de wijze waarop de procedure tot verkrijging van de vuurwapenmachtiging door [aanvrager 1] (hierna: [aanvrager 1]) is verlopen. Het onderzoek naar de rol van zowel de verdachte als de [medeverdachte] in deze procedure wordt in het dossier nader omschreven. De vraag waar het Hof zich voor ziet gesteld is of de verdachte ten behoeve van de verkrijging van deze machtiging steekpenningen heeft aangenomen, onbevoegd bevoegdheden heeft aangewend, misbruik heeft gemaakt van zijn functie en/of valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Gebleken is dat in de aanvraag van [aanvrager 1] een aantal afwijkingen/bijzonderheden zijn geconstateerd. [14] De verdenking is dat de verdachte en de [medeverdachte] buitengewone inspanningen zouden hebben verricht bij de aanvraag van zijn machtiging en steekpenningen van hem hebben aangenomen. De giften zouden bestaan uit vijf cheques ter waarde van – in totaal – NAf 15.300,- (aan de verdachte) en geld voor vliegtickets van Curaçao naar Miami (aan de [medeverdachte]).
Van het verloop van de aanvraag van [aanvrager 1] is door de politie een tijdlijn opgesteld. [15] De aanvraag is als volgt verlopen:
 Op 20 juni 2018 is er door [aanvrager 1] een aanvraag ingediend voor een (nieuwe) vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging, middels het gebruik van een checklist. [16]
  • Uit de ingediende checklist volgt dat de Verklaring van goed gedrag (hierna: VOG) is ingediend op 2 november 2018 en dat de bekwaamheidsverklaring niet is ingediend, althans er staat geen aftekening in de vorm van een datum bij dit vereiste. Op de checklist staat met pen onderaan vermeld ‘In opdracht van [verdachte] in ontvangst genomen door [getuige 3] en [medewerker], gevolgd door een stempel met de datum 20 juni 2018.
  • De verklaring van geen bezwaar is ingediend op 13 september 2018.
 Op 8 oktober 2018 is door [aanvrager 1] een motivatiebrief bij de [AFDELING] ingediend. [18]
 Op 19 oktober 2018 is een slotadvies door [verdachte] opgemaakt ten behoeve van de aanvraag van [aanvrager 1]. [19]
 Op 2 november 2018 wordt de VOG conform checklist ingediend. [20] Vervolgens vindt blijkens de checklist op 28 november 2018 de inspectie plaats in verband met de (eerste) aanvraag. [21]
  • De vuurwapenmachtiging wordt uiteindelijk door Korpschef […] ondertekend op 17 december 2018.
  • De afgifte van de vuurwapenmachtiging aan [aanvrager 1] vindt plaats op 7 januari 2019.
Naar aanleiding van voornoemd onderzoek
Fogois een financieel onderzoek verricht naar [aanvrager 1] en zijn bedrijf S&Y Bouwbedrijf B.V. Uit dat onderzoek is gebleken dat [aanvrager 1] ten minste vijf cheques (Banco di Caribe) van het bankrekeningnummer [nummer] ten name van [bedrijf 1] heeft uitgeschreven aan [verdachte], met een totaalbedrag van NAf 15.300,-. [23] De betalingen zijn verricht in de periode van 29 november 2016 tot en met 3 mei 2019:
datum
pay check
bedrag
29 november 2016
[nummer1]
NAf 2.000
3 april 2017
[nummer2]
NAf 10.000
8 augustus 2017
[nummer3]
NAf 1.200
2 november 2018
[nummer4]
NAf 600
3 mei 2019
[nummer5]
NAf 1.500
Contactmomenten verdachte en [aanvrager 1]
[aanvrager 1] en de verdachte hebben elkaar in ieder geval in het jaar 2016 leren kennen, toen zij beiden bij dezelfde politieke partijen actief waren (eerst [(politieke partij 1], daarna [politieke partij 2]. [24]
In de periode september 2016 tot en met juli 2019 heeft de verdachte frequent (bijna 700 keer) telefonisch contact gehad met enkele telefoonnummers die aan [aanvrager 1] toebehoren. [25]
Inspanningen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]
In het dossier wordt beschreven welke inspanningen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben verricht ten aanzien van de aanvraag van de vuurwapenmachtiging van [aanvrager 1]. [26]
Die inspanningen komen samengevat, en op basis van verklaringen van de gehoorde getuigen, onder meer op het volgende neer:
  • Het in ontvangst c.q. in behandeling nemen van documenten aangaande een aanvraag vuurwapenmachtiging in strijd met de procedure omdat niet alle benodigde stukken gelijk met het indienen van de aanvraag aanwezig waren.
  • Opdracht geven tot het in ontvangst c.q. behandeling nemen van een gebrekkige aanvraag van [aanvrager 1] in strijd met normale werkwijze.
  • De voortzetting van de aanvraag van [aanvrager 1] ondanks dat een medewerker van de [AFDELING], [getuige 6], had geconstateerd en doorgegeven dat [aanvrager 1] een valse inkomstenbelastingverklaring heeft ingediend.
  • Het voeren van een uitvoerig pleidooi bij de Divisiehoofd Bijzondere Politiedienst [getuige 2] en de Korpschef […] ten voordele van [aanvrager 1] opdat zijn aanvraag wordt geaccordeerd.
  • Actieve bemoeienis via Whatsapp bij de aanvraag van [aanvrager 1] door [verdachte] en [medeverdachte].
  • Het verrichten van een kluiscontrole door [verdachte] en [medeverdachte] – die normaal gesproken geen kluiscontroles doen – terwijl de aanvraag van [aanvrager 1] nog niet was ingediend.
  • Ongebruikelijk opgemaakte stukken, zoals een slotadvies door [verdachte] in de aanvraagprocedure van [aanvrager 1], vermeldende dat [aanvrager 1] aan alle vereisten heeft voldaan om in aanmerking te komen voor een vuurwapen machtiging voor zelfverdediging.
De getuige [getuige 1] heeft na het bekijken van de aanvraag van [aanvrager 1] enkele afwijkingen en bijzonderheden opgemerkt. Hij constateerde dat de aanvraag in behandeling werd genomen terwijl er nog documenten ontbraken, dat de data van verschillende documenten niet logisch en niet chronologisch waren, er een motivatiebrief is toegevoegd aan de aanvraag, een accordering van de Minister ontbreekt op de eerste aanvraag en dat de aanvraag binnen een vrij kort tijdsbestek is behandeld en toegekend. [27] De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte als Unithoofd en [medeverdachte] als waarnemend Unithoofd een beoordelingsrol hebben in het tot stand komen van een vuurwapenmachtiging en daarmee een soort
judgement callhebben. Hij verklaart dat de aanvraag van [aanvrager 1] zeer nadrukkelijk onder zijn neus werd geschoven, dat de verdachte een heel pleidooi heeft gehouden in het voordeel van [aanvrager 1] en dat de verdachte heel fel opkwam voor [aanvrager 1] in een periode waarin weinig tot geen machtigingen werden afgegeven. Hij kan zich geen ander geval herinneren waarin de verdachte zo fel voor een aanvrager was opgekomen. [28]
[getuige 6], medewerker bij de [AFDELING], heeft verklaard dat hij de verdachte en de [medeverdachte] erop wees dat er iets niet klopte met een door [aanvrager 1] versterkte inkomstenbelastingverklaring. [getuige 6] hield tevens een journaal bij, waaruit – volgens een passage van 13 september 2018 – onder meer is gebleken dat het belastbare inkomen van [aanvrager 1] niet correct was ingeleverd en dat [aanvrager 1] een IB (
het Hof begrijpt: verklaring inkomstenbelasting) had ingeleverd met onjuiste informatie. Desondanks is de aanvraag door de medeverdachte [medeverdachte] doorgezet voor verdere behandeling, aldus [getuige 6]. [29]
De getuige [getuige 3] heeft nog verklaard dat het ongebruikelijk was dat bij de aanvraag van [aanvrager 1] de kluiscontrole was gedaan door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. [30]
Slotadvies en inkomstenverklaringen
In de aanvraagprocedure is er door de verdachte ten behoeve van de aanvraag van [aanvrager 1] op 19 oktober 2018 een slotadvies opgemaakt, waarin staat vermeld dat [aanvrager 1] aan de criteria voor het in aanmerking komen voor een vuurwapenmachtiging voldoet. [31]
Voordat het slotadvies werd opgemaakt, was er al een door de verdachte ondertekende brief van geen bezwaar opgemaakt bestemd voor de (vuur)wapenhandelaar (namelijk op 13 september 2018). [32]
Ten behoeve van de aanvraag vuurwapenmachtiging heeft [aanvrager 1] een tweetal inkomstenverklaringen overgelegd, van het jaar 2016 en van het jaar 2017. De inkomenstenverklaring 2016 d.d. 8 januari 2018 betreft een belastbaar inkomen van NAf 57.436,70 en de inkomstenverklaring 2017 d.d. 8 januari 2019 betreft een belastbaar inkomen van NAf 55.436,70. [33] Uit onderzoek is gebleken dat deze twee inkomstenverklaringen vervalst zijn. Het juiste opgegeven belastbaar inkomen 2016 bedroeg NAf 27.000,- . Om aan de vereisten voor het toekennen van een vuurwapenmachtiging ter zelfverdediging te kunnen voldoen, is een minimaal inkomen van NAf 38.000,- vereist. [34]
Zaaksdossier 3; [aanvrager 2]
Dit zaaksdossier ziet op de afgifte van een vuurwapenmachtiging aan A. [aanvrager 2], ex-statenlid. Bij onderzoek naar de afgifte van deze machtiging constateerde het KPC dat het verlenen van deze machtiging op ongebruikelijke wijze was geschied, met onvolledige/ongeldige/verouderde documenten. [35]
Het gaat om de aanvraag voor het jaar 2022. Op dat moment gold het concept vuurwapenbeleid 2019. [36]
Op 3 januari 2020 is door [aanvrager 2] als ex-statenlid een aanvraag verlenging vuurwapenmachtiging, gedateerd 16 december 2019, gedaan. [37] Uit dat formulier blijkt dat de laatst verleende machtiging dateert van 20 november 2019. Uit de checklist 2020 volgt dat de aanvraag is afgewezen. [38] Door [getuige 9] is op 28 april 2021 onder meer aan [getuige 3] en de medeverdachte [medeverdachte] een e-mail in het Papiaments gestuurd, die er (vrij vertaald) op neerkomt dat aan een ex-statenlid tot vier jaar na aftreden een vuurwapenmachtiging wordt verleend, maar dat daarna de betreffende persoon zal moeten aantonen dat zijn zaak “zeer uitzonderlijk” is om hiervoor wederom in aanmerking te komen. Dit brengt met zich dat [aanvrager 2] vanaf 10 mei 2021 niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om een vuurwapen te dragen ter (zelf)verdediging en dat hij een motivatiebrief moet indienen om toch voor de machtiging in aanmerking te kunnen komen. [39]
Voorts bevindt zich in het dossier een ‘checklist 2022’, die door de verdachte ter autorisatie is ondertekend op 7 maart 2022. [40] Op de tweede pagina van die checklist valt te lezen dat de aanvraag is gecontroleerd door [verdachte] en (met pen geschreven) dat de aanvraag ‘direct naar de Minister van Justitie’ moet. Op 8 maart 2022 heeft [aanvrager 2] de machtiging ontvangen, getekend ‘a.i.’ (
het Hof begrijpt: ad interim) door [getuige 8]. [41] Uit de verklaring van [getuige 8] volgt dat de machtiging is getekend door de Minister […]. [42]
Door de politie is ook onderzocht/vastgesteld dat [aanvrager 2] een gewezen statenlid was in de hiervoor genoemde periode. [43]
Uit het dossier valt op te maken dat de verdachte veel bemoeienis had met de aanvraagprocedure voor de vuurwapenmachtiging voor [aanvrager 2]. [44] Uit de verklaring van [getuige 3] volgt dat zij door de verdachte telefonisch is benaderd met het verzoek de machtiging voor [aanvrager 2] op te maken. [45] Voor de aanvraag van [aanvrager 2] werd een eerdere aanvraag gebruikt, met verouderde stukken (te weten de aanvraag van 2020 en de onderliggende stukken), in strijd met het geldende beleid. Uit dat telefoongesprek volgt volgens [getuige 3] dat zij de verdachte daarop attendeerde en mededeelde dat de al in het bezit zijnde stukken verouderd waren en dat de verdachte toch de opdracht gaf door te gaan met de betreffende machtiging. [46] De verdachte heeft vervolgens aan haar medegedeeld dat hij met [getuige 8] had gesproken en hij zelf de stukken daar naartoe zou brengen. De machtiging werd binnen een zeer kort tijdsbestek, buiten [getuige 2] om, geregeld en er was volgens haar geen motivatiebrief opgemaakt. [47]
Uit het al aangehaalde e-mailbericht van [getuige 9], hoofd Unit [afdeling 2] en sinds 2015 belast met ondersteuning van de [AFDELING], volgt dat [aanvrager 2] als ex-statenlid na vier jaren niet zonder meer in aanmerking kon komen voor een vuurwapenmachtiging. [48] [aanvrager 2] moest aantonen dat zijn geval zeer uitzonderlijk was: na aftreden als statenlid mocht men slechts de volgende vier jaren een vuurwapen bij zich dragen. De stukken van een ex-statenlid moeten daarna als een eerste aanvraag worden behandeld. [49] [getuige 2] heeft verklaard dat door de Korpschef aan de Minister van Justitie [getuige 8] een brief d.d. 28 januari 2022 is gestuurd met als onderwerp ‘strenger beleid afgifte vuurwapenmachtigingen zelfverdedigings-doeleinden no. Kc-49/01/2022’ [50] . Volgens [getuige 2] was de verdachte van die brief op de hoogte en hij verklaart ook dat de verdachte meerdere vergaderingen over dit beleid heeft bijgewoond. [51]
Ook verklaar [getuige 2] dat [aanvrager 2] had moeten voldoen aan de algemene criteria, waaronder het indienen van een motivatiebrief wat ook staat vermeld in het
e-mailbericht van [getuige 9]. [aanvrager 2] had een nieuwe aanvraag moeten indienen en niet die van 2019. [getuige 2] weet niet waarom de machtiging van 2022 buiten zijn weten is omgegaan. Een machtiging moet altijd via hem of door zijn waarnemer worden gezien voordat deze naar de minister wordt gestuurd. Het is niet normaal dat een machtiging direct naar de minister gaat, dan wel wordt getekend door een ad interim Minister. [52]
Uit een tapgesprek tussen de verdachte en statenlid [getuige 10] van 10 maart 2022 volgt dat [getuige 10] ooit als statenlid een aanvraag heeft gedaan. [verdachte] (de verdachte) zegt dat je ‘het’ als statenlid niet gemakkelijk krijgt en dat je een rapport van het VDC moet hebben, dat zegt dat je wordt bedreigd of dat er vrees is voor jou of jouw familie. [verdachte] adviseert [getuige 10] om zijn aanvraag niet te doen als statenlid, maar als zakenman. Daarnaast zegt [verdachte] om de wijzingen snel te doen omdat ‘onze’ minister ook Minister van Justitie is. [53]
Tot slot volgt nog uit een tapgesprek tussen [getuige 5], medewerker van de Minister, en de verdachte dat de verdachte bezig is met de aanvraag, dat ‘het ding’ een beetje spoed heeft en dat hij aan [getuige 5] vraagt of hij, de verdachte, de machtiging direct naar de Minister kan brengen. [54]

Zaaksdossier 4; [aanvrager 3]

Onderhavig zaaksdossier ziet op de toekenning van de vuurwapenmachtiging aan [aanvrager 3] (hierna: [aanvrager 3]), waarbij ook hier geldt dat deze machtiging achteraf bezien op grond van de gevoerde procedure niet had mogen worden toegekend.
Op 19 november 2021 werd door [aanvrager 3] een (aanvraag en daarmee) vereistenlijst ingediend. [55] Van de aanvraag is een tijdlijn opgemaakt. [56] Volgens die lijst heeft [aanvrager 3] de vereiste documenten ingeleverd met uitzondering van de bekwaamheidsverklaring (pas op 12 december 2021) en een bewijs gedane aangifte. [57] Onderhavige aanvraag bevat ook een motivatiebrief, gericht aan [verdachte]. [58] Op dat moment gold het concept vuurwapenbeleid 2019. [59]
De machtiging van [aanvrager 3], als directeur van het [bedrijf 2], werd afgegeven op 4 februari 2022 en ondertekend door Minister [getuige 8]. [60] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij [aanvrager 3] kende via de muzikantenvereniging [naam muzikantenvereniging]. [61]
Ook bevindt zich in het dossier een brief, gericht aan [vuurwapenhandelaar] (
het Hof begrijpt: één van de wapenhandelaren in Curaçao) met als onderwerp ‘Verzoek gegevens (vuur)wapenmachtiging zelfverdediging’ inzake [aanvrager 3], getekend door de Minister [getuige 8]. [62]
Uit de checklist 2022 volgt dat de verdachte op 2 december 2021 deze heeft geaccordeerd om de machtiging te laten opmaken. In deze checklist is ook ‘aangevinkt’ dat er een bewijs van aangifte terzake enig feit dat als levensbedreigend aangemerkt kan worden is gevoegd. [63] Een dergelijk bewijs is alleen noodzakelijk indien bedreiging de kernreden is voor de aanvraag van de machtiging. [64]
[getuige 2] verklaart dat dit document door hem getekend had moeten worden en ingeval de verdachte de machtiging naar de Minister ging brengen om te tekenen, had hij [getuige 2] in ieder geval daarover moeten inlichten. [65] [getuige 3] verklaart dat de stukken via alle ‘controle schakels’ hadden moeten lopen en dat de procedure heel snel ging. [66]
[getuige 4] verklaart dat hij in opdracht van [verdachte] de vereistenlijst voor [aanvrager 3] moest invullen, hetgeen niet gebruikelijk is, en dat de Minister zelf het verzoek ‘gegevens vuurwapenmachtiging zelfverdediging’ – gericht aan de wapenhandelaar – heeft ondertekend terwijl dit door [getuige 2] had moeten gebeuren. [67] [getuige 12] verklaart nog dat het niet normaal is dat de verdachte zelf de machtiging inzake [aanvrager 3] heeft opgehaald (dat gebeurt normaal door medewerkers van de [AFDELING]) en dat dit nooit persoonlijk gebeurt door de verdachte. [68]
Dan volgt uit een telefoongesprek tussen de verdachte en [getuige 5] (medewerker van de Minister) [69] dat de verdachte meerdere malen contact heeft over de aanvraag van [aanvrager 3]. Uit die gesprekken volgt bijvoorbeeld dat de verdachte contact heeft gehad met de Minister over het tekenen van (meerdere) aanvragen. [70] De verdachte lobbyt actief voor het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging. Zo zegt de verdachte in een telefonisch contact met [getuige 5] ‘deze man werd enkele keren overvallen en hij is nu
para para’ en ‘hij heeft aangifte gedaan en al die aangiftes zijn in zijn dossier’. [71] Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er geen aangiftes zijn aangetroffen zoals de verdachte dit aan [getuige 5] mededeelde. [72]
Op meerdere momenten vinden er contacten plaats tussen de verdachte en [getuige 5], [aanvrager 3] en zijn (verdachtes) administratief medewerker [getuige 3]. [73] De verdachte is persoonlijk betrokken bij de aanvraag van [aanvrager 3]. De verdachte zat in het bestuur van [muzikantenvereniging]. [bedrijf 2], het bedrijf van [aanvrager 3], was een belangrijke sponsor van [muzikantenvereniging]. [74] De reden dat [aanvrager 3] in aanmerking kwam voor een vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging was omdat er bij hem zou zijn ingebroken, dat hij zich onveilig voelde en dat hij werd afgeperst. [aanvrager 3] heeft echter bij de politie verklaard dat hij nooit een aangifte van bedreiging bij zijn aanvraag heeft gevoegd of tegen de verdachte heeft gezegd dat hij een directe bedreiging had gekregen. [75]

Vrijspraak feit 1

Standpunt procureur-generaal
De procureur-generaal heeft gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben zich allereerst (feit 1 op de tenlastelegging) schuldig gemaakt aan omkoping, te weten het aannemen van steekpenningen van [aanvrager 1]. Uit het dossier blijkt dat er zich verschillende onregelmatigheden met betrekking tot de verstrekking van de vuurwapen-machtiging, categorie zelfverdediging, hebben voorgedaan. Er blijkt van een actieve bemoeienis door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], de personen die een belangrijke rol spelen bij het verstrekken van vuurwapenmachtigingen, waardoor [aanvrager 1] in strijd met het beleid een vuurwapenmachtiging heeft gekregen. Zowel de verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben giften van [aanvrager 1] aangenomen. De verdachte heeft in de periode van 29 november 2016 tot en met 3 mei 2019 tenminste vijf cheques met een totaalbedrag van NAf 15.300,- verzilverd. De cheques zijn uitschreven door het [bedrijf 1], dat in eigendom is van [aanvrager 1]. De verklaringen die de verdachte daarover heeft gegeven kunnen na nader onderzoek opzij worden geschoven. De verdachte kon door het aannemen van deze giften niet meer vrij, onafhankelijk en objectief zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot de aanvraag van [aanvrager 1]s vuurwapenmachtiging. Ook [medeverdachte] heeft steekpenningen aangenomen van [aanvrager 1]. Zo blijkt onder meer uit Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte] en [aanvrager 1] dat [medeverdachte] voor haarzelf en twee anderen via [aanvrager 1] vliegtickets naar Miami heeft ontvangen begin december 2018.
Daarbij heeft de procureur-generaal aangevoerd dat medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen nu de verdachte en [medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt, wat blijkt uit het proces-verbaal ten aanzien van de inspanningen van beide verdachten en de invloed die zij hebben uitgeoefend bij het verloop van de procedure. Beiden hebben een essentiële bijdrage geleverd aan de aanvraagprocedure en beiden zijn voor hun werkzaamheden beloond.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Oordeel van het Hof
Het Hof is van oordeel dat voor feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Het Hof overweegt daartoe als volgt.
-
Voorkeursbehandeling?
Het Hof oordeelt dat, gelet op hetgeen in dit kader hiervoor is overwogen, de vuurwapenmachtiging ten onrechte is verleend op basis van de ingediende aanvraag door [aanvrager 1]. Verder stelt het Hof vast dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij het – naar het oordeel van het Hof – ten onrechte verkrijgen van deze machtiging. De verdachte heeft aan betrokkene een voorkeursbehandeling verleend. Dit terwijl juist gelet op zijn functie van als Unithoofd – van hem had mogen worden verwacht dat hij toezicht hield op de volledigheid en juistheid van de overgelegde stukken, en ook op de rechtmatigheid van de aanvraagprocedure.
De onregelmatigheden in de gevolgde procedure blijken onder andere uit het gegeven dat bij de aanvraag geen VOG en geen bekwaamheidsverklaring zijn overgelegd. Daarnaast is sprake van het gebruik van onjuiste en vervalste inkomensverklaringen. De verdachte is daarop gewezen en heeft vervolgens geen actie hierop ondernomen. Volgens diverse getuigenverklaringen heeft de verdachte actief gelobbyd voor het verkrijgen van de vuurwapenmachtiging. Door meerdere getuigen is verklaard dat de behandeling van de onderhavige aanvraag in ongebruikelijk korte tijd heeft plaatsgevonden. Het Hof concludeert op grond van dit alles dat de verdachte [aanvrager 1] een voorkeursbehandeling heeft gegeven. Dat oordeel wordt gesterkt door het grote aantal contactmomenten die de verdachte had met [aanvrager 1].
Het verweer van de verdachte dat hij enkel via Whatsapp contact heeft gehad met een neef van [aanvrager 1] en niet met [aanvrager 1] zelf, wordt door het Hof als ongeloofwaardig aangemerkt. De stelling dat [aanvrager 1] en diens neef gebruikmaakten van één en hetzelfde (zakelijke) telefoonnummer acht het Hof ongeloofwaardig, mede gelet op de frequentie van de geconstateerde communicatie. De verdachte heeft zijn stelling ook op geen enkele wijze onderbouwd. Zo kon hij geen (voor)naam of contactgegevens van deze vermeende neef geven.
-
Giften?
Vervolgens dient door het Hof te worden beoordeeld of de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] steekpenningen van [aanvrager 1] hebben aangenomen om hen daartoe te bewegen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat passieve ambtelijke omkoping niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, doch ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen (Hoge Raad 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8318, Hoge Raad 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3584, Hoge Raad 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:641). Verder vloeit uit de jurisprudentie voort dat bij de beantwoording van de vraag of kan worden vastgesteld dat de giften zijn gedaan om een voorkeursbehandeling te krijgen, dit mede zal afhangen van de omvang, de aard en de frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de overheidsorganisatie (al dan niet in staat om de gever te begunstigen) en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan (Hof ’s-Hertogenbosch 27 december 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7460 (https://www.inview.nl/document/id130e9daeec2246c88ace74c7e5ca3e75) en ECLI:NL:GHSHE:2012:BY7464 (https://www.inview.nl/document/idd75b0a7c72fc492ab15c39f3517e0ce8) en Hof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8751 (https://www.inview.nl/document/idefc2dc160ee44906b2886529bb4436e7)).
Contra-indicaties kunnen bijvoorbeeld zijn dat de aard en omvang van de giften ruimte laten voor een alternatieve verklaring (Hof Arnhem-Leeuwarden 25 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9047 (https://www.inview.nl/document/id805593b020614fe2bfa19ea1a36dcbcb) en ECLI:NL:GHARL:2014:9048 (https://www.inview.nl/document/id21e151b2cc92479fbb0fbd43a720d604)). Een hechte vriendschap tussen de betreffende ambtenaar en de gever – waardoor de privérelatie niet goed is te scheiden van de zakelijke relatie – kan evenwel geen rechtvaardiging vormen voor het aannemen van giften (Hof Den Haag 20 december 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3702 (https://www.inview.nl/document/idcaf761ba0fa7426ca13f7a188f38e324)).
Ingeval van de verdachte stelt het Hof vast dat vijf cheques door [bedrijf 1] aan hem zijn verstrekt. Drie daarvan dateren van vóór zijn indiensttreding bij de [AFDELING]; één is afgegeven ruim na de afgifte van de vuurwapenmachtiging aan [aanvrager 1]. Slechts één cheque valt binnen de periode waarin verdachte werkzaam was bij de [AFDELING].
Weliswaar kan niet worden uitgesloten dat de betalingen (mede) bedoeld waren om een relatie met de verdachte op te bouwen met het oog op toekomstige voordelen, maar daarvoor biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. De verdachte heeft verklaard dat het ging om sponsorbijdragen aan een politieke partij, een lezing die ter zitting door de verdediging nader is toegelicht. Hij ontkent stellig dat hij giften heeft ontvangen in verband met zijn functie of dat hij aan [aanvrager 1] dan wel anderen een voorkeursbehandeling heeft gegeven.
Uit het dossier blijkt alleen uit een verklaring van [getuige 14] dat [aanvrager 1] zou hebben geweten dat [verdachte] ‘chef’ zou worden bij de [AFDELING]. Deze verklaring is vaag, wordt niet ondersteund door ander bewijs, en is onvoldoende om wetenschap of opzet bij de verdachte aan te nemen.
Hoewel de gang van zaken bevreemding opwekt, is naar het oordeel van het Hof onvoldoende komen vast te staan dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat de betalingen verband hielden met zijn ambtelijke functie of tot doel hadden hem te bewegen tot bepaald handelen.
Daarmee is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met opzet een gift heeft aangenomen in het kader van zijn ambtelijke functie, zodat vrijspraak van feit 1 volgt.
Bewijsoverwegingen
Feit 3 (misbruik van functie)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit conform de boordeling van het Gerecht. Concluderend heeft de raadsman daartoe het volgende aangevoerd. De vermeende ministeriële beschikking van 9 november 2017 waarbij Minister […] een stop voor nieuwe aanvragen voor een vuurwapenmachtiging, categorie zelfverdediging, had aangekondigd, had geen wettelijke basis. Deze was bovendien niet tijdig en eenduidig gecommuniceerd en zelfs ongrondwettelijk. De aanvraagprocedures zijn verlopen binnen de marges van de toen geldende praktijk. De lezing van het openbaar ministerie dat de strafbepaling breder moet worden uitgelegd schuift de waarborgen van de rechtsstaat terzijde en brengt het gevaar met zich dat ambtenaren worden afgerekend op vage normen, niet bestaande beleidsregels en achteraf geconstrueerde verwachtingen.
Oordeel van het Hof
De Hoge Raad heeft over de uitleg van artikel 2:354 Sr als volgt overwogen: “Het artikel stelt onder meer strafbaar de ambtenaar die opzettelijk ‘met misbruik van zijn functie’ iets doet of nalaat om enig voordeel (voor zichzelf of een ander) te verkrijgen. Dat brengt met zich dat de betreffende gedraging van de ambtenaar in relatie moet staan tot zijn functie in die zin dat die functie hem tot die gedraging in staat stelt, maar dat de gedraging bij een normale uitoefening van de functie achterwege zou blijven en door de ambtenaar is verricht om enig voordeel te verkrijgen. Ook gedragingen die verband houden met de functie van de ambtenaar die niet als zodanig in een wet zijn verboden of strafbaar gesteld, kunnen dus onder het bereik van artikel 2:354 SrC vallen” (HR 16 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:12, r.o. 3.4.1.). Het Hof is dit gezegd hebbende, anders dan het Gerecht, van oordeel dat voor een bewezenverklaring van artikel 2:354 Sr niet is vereist dat komt vast te staan dat de verweten gedragingen als zodanig in strijd met de wet zijn.
- [
[aanvrager 1]
In aansluiting op wat onder feit 1 (onder
Inspanningen [verdachte] en [medeverdachte]) al is vastgesteld en overwogen, is het Hof van oordeel dat dit wel misbruik van functie oplevert door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. [aanvrager 1] heeft onrechtmatig een machtiging verstrekt gekregen, waarbij de verdachten een onmiskenbare rol hebben gespeeld. Niet alleen was de afgifte van de machtiging in strijd met de ministeriële beschikking van 9 november 2017, ook hebben de verdachten dit gedaan in strijd met de eisen van objectiviteit en zorgvuldigheid die van hen mochten worden verwacht in hun functie.
Gelet op de positie van de verdachten als (waarnemend) Unithoofd, waarbij zij de verantwoordelijkheid droegen voor het toezicht op de rechtmatigheid en de integriteit van administratieve processen, had van hen mogen worden verwacht dat zij met de nodige zorgvuldigheid toezagen op de volledigheid, juistheid en tijdigheid van de overgelegde documenten in het kader van de aanvraag van de vuurwapenmachtiging, juist op een eiland waar het illegaal vuurwapenbezit een groot probleem vormt. Door hun falend toezicht voldeden zij niet aan wat van hen – gezien hun functieomschrijving – werd en mocht worden verwacht en het had op de weg van de verdachten gelegen te waarborgen dat de aanvraag correct werd behandeld en verwerkt. Het voordeel dat is genoten bestaat uit het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging voor [aanvrager 1].
-
Medeplegen
Op grond van het hiervoor overwogene oordeelt het Hof dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt bij de aanvraag van [aanvrager 1]. Beide verdachten hebben (veelvuldig) contact gehad met [aanvrager 1] en hebben een actieve bemoeienis gehad met de betreffende aanvraag. Zij hebben gezamenlijk de kluiscontrole uitgevoerd. Ook hebben zij een essentiële bijdrage geleverd nu zij de aanvraag hebben aangenomen zonder (alle voor) de vuurwapenmachtiging vereiste stukken en de aanvraag gecontinueerd met valse of ontbrekende stukken.
- [
[aanvrager 2]
De vraag is of de verdachte aan [aanvrager 2] een voorkeursbehandeling heeft gegeven bij het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij [aanvrager 2] op het ministerie van […] heeft leren kennen en dat hij met hem en [minister…] samenwerkte. [Minister…] kende hij al vanuit de politiek. Op verzoek van de Minister zou hij de machtiging inzake [aanvrager 2] direct aan de Minister hebben voorgelegd en aldus [getuige 2] en de Korpschef hebben gepasseerd. Volgens de verdachte kon hij geen weerstand bieden aan een dergelijk verzoek.
Het Hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte zijn functie heeft misbruikt door aan [aanvrager 2] een voorkeursbehandeling te bieden voor het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging die achteraf gezien niet had mogen worden gegeven. In 2020 werd de vuurwapenmachtiging van [aanvrager 2] afgewezen, waarna vervolgens in 2022 door de verdachte aan de administratief medewerker wordt gevraagd een machtiging op te maken met de verouderde stukken van een eerdere aanvraag en zonder motivatiebrief. Nu de machtiging direct voor ondertekening naar de Minister is gegaan, die de verdachte overigens kende en waarmee hij op hetzelfde ministerie samenwerkte, heeft de verdachte buitengewone inspanningen verricht en in strijd met het beleid de vuurwapenmachtiging voor [aanvrager 2] geregeld. De stellingname van de verdachte dat hij moest doen wat hem werd opgedragen, ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om als Unithoofd bij de [AFDELING] de procedure bij het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging op de juiste wijze te laten verlopen. [aanvrager 2] is hiermee bevoordeeld.
- [
[aanvrager 3]
Ook hier is het Hof van oordeel dat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van zijn functie en overweegt daartoe als volgt.
Bij de onderhavige aanvraag blijkt dat in de procedure tot verkrijging van een vuurwapenmachtiging aan belangrijke procedurele waarborgen niet is voldaan. Bij de aanvraag is een verstrekkende persoonlijke betrokkenheid van de verdachte bij de procedure te zien. De verdachte heeft voor [aanvrager 3] gelobbyd tot het verkrijgen van de machtiging en heeft daarbij onjuiste informatie verschaft. Ook in dit geval heeft hij – buiten het Divisiehoofd en de Korpschef om – de aanvraag direct aan de Minister voorgelegd, waarna hij de machtiging persoonlijk heeft opgehaald.
De verdachte heeft dus zijn functie misbruikt door aan [aanvrager 3] een voorkeursbehandeling te bieden voor het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging. Ook hier geldt dat de verdachte gezien zijn functie een hoge mate van verantwoordelijkheid had op het toezien en controleren van de machtiging. Uit de verklaring van [getuige 5] concludeert het Hof dat de verdachte onjuiste informatie heeft verstrekt aan [getuige 5] om zo (sneller) een vuurwapenmachtiging voor [aanvrager 3] te verkrijgen. Net als bij [aanvrager 1] en bij [aanvrager 2], blijkt dat de verdachte [aanvrager 3] ook privé kende.
Feiten 4 (vals geschrift opmaken) en 5 (gebruik maken vals geschrift)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat de verdachte geen valsheid in geschrift heeft gepleegd (feit 4) en evenmin bewust gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften (feit 5). Het slotadvies betrof geen geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen en kan om die reden niet als vals geschrift worden aangemerkt. Het verwijt dat de verdachte gebruik zou hebben gemaakt van vervalste inkomensverklaringen houdt geen stand omdat de vervalsing gegevens betrof die alleen zichtbaar waren binnen de interne systemen van de belastingdienst. Er was geen aanleiding om te twijfelen aan de echtheid ervan en binnen de [AFDELING] bestonden geen procedures of instructies om de juistheid van belastingdocumenten te verifiëren. De leidinggevende en Korpschef hebben ook geen onregelmatigheden ontdekt.
Oordeel van het Hof
Feit 4 (vals geschrift opmaken)
In de aanvraagprocedure is er door de verdachte ten behoeve van de aanvraag van [aanvrager 1] op 19 oktober 2018 een slotadvies opgemaakt. Uit de vaststelling van de feiten concludeert het Hof dat de inhoud van dit advies niet juist is. De aanvraag van [aanvrager 1] voldeed namelijk niet aan de daarvoor gestelde criteria.
Toch heeft de verdachte de ten laste gelegde passage in het slotadvies opgenomen. Anders dan het Gerecht is het Hof van oordeel dat de strekking van een dergelijk memorandum is om een ander – in dit geval [getuige 2] of [divisiehoofd] – te overtuigen. En daarmee is het slotadvies bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, namelijk dat [aanvrager 1] aan de vereisten voor het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging zou hebben voldaan. Dit sluit ook aan bij de verklaringen van [getuige 2] en [divisiehoofd] dat de verdachte ‘een geheel pleidooi’ hield en ‘fel opkwam’ voor [aanvrager 1]. Daarmee wordt ook aan het oogmerk om het stuk als echt en onvervalst te gebruiken voldaan. Ook aan de strafverzwarende omstandigheid ex artikel 1:116 Sr wordt voldaan nu de verdachte een ambtenaar was in dienst van de [AFDELING].
Feit 5 (gebruik maken vals geschrift)
-
Partiële vrijspraak gebruik maken valse motivatiebrief
Met de procureur-generaal en de verdediging is het Hof van oordeel dat de verdachte voor dit onderdeel van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat de verdachte wetenschap had van de valse informatie in de motivatiebrief, te weten dat [aanvrager 1] directeur was van [bedrijf 3], wat in werkelijkheid niet zo was.
-
Medeplegen gebruik maken valse inkomstenverklaring d.d. 8 januari 2018 en d.d. 8 januari 2019
De ten laste gelegde inkomstenverklaringen zien op het jaar 2016 (d.d. 8 januari 2018) en 2017 (d.d. 8 januari 2019). Uit het dossier volgt dat er drie inkomstenverklaringen aangaande [aanvrager 1] zijn aangetroffen. Naast de ten laste gelegde verklaringen is er ook een inkomstenverklaring d.d. 1 juni 2018 aangetroffen met een belastbaar inkomen van NAf 27.000,-. De ten laste gelegde inkomstenverklaring d.d. 8 januari 2018 vermeldt echter een belastbaar inkomen van NAf 57.463,70. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de verklaring van 1 juni 2018 overeenkwam met het exemplaar in het bezit van de inspecteur van belasting met betrekking tot de inkomsten van [aanvrager 1] over het belastingjaar 2016 en daarmee de juiste was. Daarnaast is gebleken dat de verklaring van 1 juni 2018 geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag vuurwapenmachtiging. Het Hof leidt hieruit af dat het belastbaar inkomen in de verklaring van 8 januari 2018 is aangepast om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor de aanvraag van een vuurwapen-machtiging.
De getuige [getuige 6] heeft bij de politie verklaard dat hij gedurende de aanvraag-procedure van [aanvrager 1] had geconstateerd dat er iets niet klopte met een ingediende inkomstenverklaring van de belasting door [aanvrager 1]. Uit het journaal dat [getuige 6] bijhield volgt dat het gaat om de inkomstenbelastingverklaring van het jaar 2016 (en daarmee de inkomstenverklaring d.d. 8 januari 2018). Uit zijn aantekeningen blijkt dat hij als volgt constateerde: ‘de vast gestelde belastbare inkomen 2016 (I.B.) van [aanvrager 1] was niet correct ingeleverd’. Uit zijn verklaring bij de politie volgt dat hij zowel de verdachte als [medeverdachte] hieromtrent had ingelicht. Uiteindelijk zijn deze (vereiste) inkomstenverklaringen aan de aanvraag toegevoegd en is de vuurwapenmachtiging aan [aanvrager 1] toegekend. Noch door de verdachte, noch door [medeverdachte] is (als (waarnemend) Unithoofd) hier verder onderzoek naar gedaan. Dat deze inkomstenverklaringen ook vals waren, is door de getuige [getuige 15], die werkzaam was bij de belastingdienst, ook bevestigd.
Nu de verdachte door [getuige 6] op de hoogte was gesteld van deze valsheid en de verdachte de verklaring desondanks, zonder daar nader onderzoek naar te doen, heeft gebruikt, voorhanden heeft gehad – hij heeft immers de aanvraag geaccordeerd – en heeft afgeleverd (aan [getuige 2] dan wel de Korpschef) als ware deze stukken echt en onvervalst, is het Hof van oordeel dat onderhavig feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit geldt onverkort ook ten aanzien van de inkomstenverklaring 2017. De verdachten wisten, dan wel moesten redelijkerwijs vermoeden dat de inkomstenverklaring 2016 vals was en lieten de aanvraag vervolgens toch passeren. Bij die aanvraag wordt dan ook nog een inkomstenverklaring 2017 gevoegd, waarvan de verdachten op zijn minst hebben moeten vermoeden dat ook die vals was.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt het Hof dat [verdachte] dit feit heeft medegepleegd met [medeverdachte], nu zij tevens door [getuige 6] op de hoogte was gebracht van de onjuistheden en dat zij – samen met [verdachte] – is verder gegaan met de aanvraag van de vuurwapenmachtiging inzake [aanvrager 1]. Dat zij ook daadwerkelijk wist dat er iets mis was met de inkomstenverklaringen, blijkt uit haar eigen verklaring bij de politie (‘ik was op de hoogte dat er ongeregeldheden waren met het document’).
-
Gebruik maken vals slotadvies
Voor de motivering van onderhavig gedachtestreepje verwijst het Hof naar de motivering onder feit 4. Aan de hand van hetgeen het Hof aldaar heeft overwogen, kan wettig en overtuigen bewezen worden dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een door hemzelf opgesteld vals slotadvies ter verkrijging van de vuurwapenmachtiging van [aanvrager 1].
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 3: misbruik van functie
dat hij in
of omstreeksde periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao,
als ambtenaar, te weten als Unithoofd [afdeling]
althans als opsporingsambtenaarwerkzaam bij
he
tKorps Politie Curaçao tezamen en in vereniging met een
anderen of een eander
(inzake [aanvrager 1]),
enalthansalleen
(inzake [aanvrager 2] en [aanvrager 3]), meermalen,
althans eenmaal
opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie als Unit Hoofd [afdeling]
en/of als opsporingsambtenaariets heeft gedaan of nagelaten iets te doen, ten einde enig voordeel voor
hem ofeen ander te verkrijgen,
immers heeft verdachte
alleen (inzake [aanvrager 2] en [aanvrager 3])en
/of(inzake [aanvrager 1])
met zijnmededader
sde aanvra(a)g(en) tot vuurwapenmachtiging inzake zelfverdediging van
a. [aanvrager 1] en/of
b. [aanvrager 2] en/ of
c. [aanvrager 3]
in
hetvoordeel van
een of meer vande aanvragers
, althans zichzelf, verdachte en/of zijn mededaderin behandeling genomen, en
/ ofbeoordeeld en
/ ofafgehandeld
waarbij hij
(inzake [aanvrager 2] en [aanvrager 3])en
/ ofzijn medeverdachte
(inzake [aanvrager 1])
  • in strijd met de beschikking van de minister van Justitie d.d. 9 november 2017
  • bij de procedure en
  • terwijlin het geval van [aanvrager 2] de minister van justitie op 5 mei 2017 de beslissing nam dat voormalige statenleden alleen in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komen voor soortgelijke machtiging en
    /of
  • de/het bestaande (interne) afspraken/beleid het in behandeling nemen van soortgelijke aanvragen niet toestaa(n)(t) en/of toestond(en), en/of
  • terwijlde aanvra
    (a
    )g
    (en
    )van [aanvrager 1] en
    /of[aanvrager 2] en
    /of[aanvrager 3] voornoemd niet aan de gestelde (toetsings)criteria
    voldeed/voldeden terwijl hij zich daarvan bewust was en
    /of
  • (in het kader van toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Vuurwapenverordening 1930 en Wapenverordening 1931
    )niet alle inlichtingen heeft/hebben verlangd van personen, te weten [aanvrager 1] en
    /of[aanvrager 2] en
    /of[aanvrager 3], die houder waren en/of zijn
    (geweest
    )van een schriftelijke algemene of bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel 5 Vuurwapenverordening 1930 en/ of artikel 2 onderdeel 9 Wapenverordening 1931 die redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak met betrekking tot deze landsverordening
    (en
    )nodig waren en
    /ofzijn
    (geweest
    )
  • en
feit 4: valsheid in geschrifte (opmaken)
dat hij op
of omstreeks19 oktober 2018
, althans in oktober 2018te Curaçao,
meermalen, althans eenmaal,opzettelijk een slotadvies, zijnde een geschrift dat
bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
of
vervalstmet het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door
(een) ander(en) te doen gebruiken, bestaande de valsheid
of vervalsinghierin dat in
dat slotadvies was opgenomen en
/ ofvermeld,
“(..) Middels deze moet Ik U berichten dat de Heer [aanvrager 1] aan de criteria
geformuleerd voor het in aanmerking kamen van een vuurwapenmachtiging voor
zelfverdediging doeleinden heeft
voldaan",
terwijl - in werkelijkheid - de heer [aanvrager 1] nog geen verklaring van goed gedrag
en/of andere documenten had ingediend;
terwijl hij handelde in zijn hoedanigheid van ambtenaar en gebruik heeft gemaakt
van macht, gelegenheid of middel die hem door zijn ambt zijn geschonken.
feit 5: valsheid in geschrifte (gebruik maken)
dat hij
op of omstreeksin
of omstreeksde periode van juni 2018 tot en met januari
2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander, althans alleen
, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)meermalen opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een
of meervals
eof vervalst
egeschrift
en, te weten,
een motivatiebrief d.d. 5 oktober 2018, en/of,
een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2018 op naam van [AANVRAGER 1]. en,
een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2019 op naam van [AANVRAGER 1]. en,
een slotadvies,
(elk)zijnde
eengeschrift
endatdiebestemd
waswarenom tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die
/datgeschrift
(en
) (telkens)echt en onvervalst en
/ofopzettelijk zodanig
(e
)geschrift
(en
)heeft/hebben afgeleverd
en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl
hijzij(telkens)wist
enof redelijkerwijs moesten vermoeden
of redelijkerwijs moest vermoedendat die
/datgeschrift
(en
)bestemd
was/waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte
,en
/ofzijn mededader,
  • die verklaring
  • dat advies heeft
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
daarin
is vermeld
a.
(..) Ondergetekende, [aanvrager 1], Direkteur en eigenaar van (..) [bedrijf3],
  • (..) Het[bedrijf 3], heb Ik als direkteur,
  • (..) Als direkteur van de bedrijven

terwijl in werkelijkheid de heer [aanvrager 1] geen directeur is van [bedrijf 3]en/of,

b. (..) Uw aangegeven belastbaar Inkomen is NAf 57.436,70,terwijl - in werkelijkheid - het inkomen van de heer [aanvrager 1] NAf 27.000,- was) en
/of,
c. (..) Uw aangegeven belasthaar Inkomen is NAf 55.436,70,terwijl - in werkelijkheid - het inkomen van de heer [aanvrager 1] NAf 23.650,- was) en
/of;
d. voornoemd slotadvies valselijk en
/ofin strijd met de waarheid staat vermeld: "
de Heer [aanvrager 1] aan de criterias geformuleerd voor het in aanmerking kamen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging doeleinden heeft voldoen",
(terwijl - in werkelijkheid - de heer [aanvrager 1] nog geen Verklaring van goed gedrag (VOG)
, en/of andere documentenhad ingediend
);.
terwijl
hijzijhandelde
nin
haarhunhoedanigheid als ambtenaar en gebruik
heefthebbengemaakt van macht, gelegenheid of middel die
hemhendoor
haarhetambt zijn geschonken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:354 juncto 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van het als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doen teneinde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen,
en
als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doen teneinde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184, eerste lid, juncto artikel 1:116 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
valsheid in geschrift,
terwijl hij handelde in zijn hoedanigheid van ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die hem door zijn ambt zijn geschonken.
Het onder 5 bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184, tweede lid, juncto artikel 1:116, juncto 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 2:184, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
terwijl hij handelde in zijn hoedanigheid van ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die hem door zijn ambt zijn geschonken,
meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 2:184, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
terwijl hij handelde in zijn hoedanigheid van ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die hem door zijn ambt zijn geschonken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straffen en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder dat is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten door de rechter plegen te worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid en in de uitoefening van zijn ambt als Unithoofd van de Unit [afdeling] bij de KPC op de eerste plaats meerdere malen schuldig gemaakt aan misbruik van functie. De verdachte heeft zich als politieambtenaar (zeer) actief bemoeid en gelobbyd met aanvragen vuurwapenmachtigingen, categorie zelfverdediging, van drie personen terwijl die machtigingen op basis van de ingediende stukken onder het toen geldende beleid niet afgegeven hadden mogen worden. Daarbij heeft de verdachte die personen ook een voorkeursbehandeling gegeven. Het gevolg is dat de betreffende personen op onjuiste gronden een vuurwapen hebben gekregen. Vuurwapens zijn in het land Curaçao een groot probleem en veroorzaken gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving waar vuurwapenbezit niet zelden tot schietincidenten leidt met ernstige dan wel dodelijke afloop. Vuurwapens brengen daarmee een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De verdachte heeft zeer laakbaar en kwalijk gehandeld en met zijn handelen bijgedragen aan de problematiek van illegaal vuurwapenbezit. Het Hof rekent dit de verdachte zeer aan.
Ook heeft de verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, zowel het opmaken van een vals geschrift als het gebruik daarvan. De verdachte heeft een vals slotadvies opgemaakt om ervoor te zorgen dat een vuurwapenmachtiging zou worden afgegeven, wat ook is gebeurd. Daarnaast heeft hij twee valse inkomstenbelastingverklaringen en voornoemd slotadvies gebruikt als ware het echt en onvervalst om zijn meerdere – het Divisiehoofd en de Korpschef – te overtuigen van een positief advies op de verkrijging van een vuurwapenmachtiging. Het Hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich als Unithoofd heeft ingelaten met dergelijk frauduleus handelen.
In aanvulling op het voorgaande overweegt het Hof dat de verdachte als politieambtenaar een voorbeeldfunctie in de samenleving vervult en dat van hem absolute integriteit wordt verwacht. In plaats daarvan heeft de verdachte het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschonden. Hij heeft hiermee de rechtstaat ondermijnd en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in de politieorganisatie gesteld moet kunnen worden. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat ambtenaren hun bevoegdheden en gezag niet misbruiken, zoals de verdachte heeft gedaan.
Bij het bepalen van de strafmaat/-modaliteit houdt het Hof ook met het volgende rekening.
Curaçao kent een kleine samenleving en hechte gemeenschap waarin de lijnen tussen burgers, bestuurders, bedrijven en instellingen kort zijn. Met andere woorden: de verwevenheid tussen personen is groter. Hoewel deze sociale nabijheid veel positieve aspecten kent, brengt het ook risico’s met zich mee voor de integriteit van – in dit geval – het politieapparaat. Juist in een kleine gemeenschap als Curaçao is het extra belangrijk dat personen in publieke functies transparant en integer handelen. Wanneer dat niet gebeurt – en persoonlijke belangen zwaarder wegen dan het algemeen belang – kan dit leiden tot wantrouwen in de overheid als geheel. Het Hof is zich ervan bewust dat culturele factoren op Curaçao van invloed kunnen zijn op de wijze waarop men met elkaar omgaat, ook in het professionele domein. Echter, deze context mag geen rechtvaardiging vormen voor het aanvaarden van voordelen of het handelen in strijd met de ambtseed of -belofte. Het politieambt vergt immers bovenal objectiviteit, transparantie en dienstbaarheid aan de samenleving als geheel.
Alles afwegende acht het Hof een straf noodzakelijk die niet alleen recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten, maar ook een krachtig signaal afgeeft dat integriteit en verantwoord handelen van (in het bijzonder politie)ambtenaren van fundamenteel belang zijn.
Het Hof houdt daarnaast in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat de feiten al van enige jaren geleden dateren en dat het strafrechtelijk onderzoek en de vervolging al een grote impact op zijn lange professionele politiecarrière hebben gehad.
Het Hof is gezien het voorgaande van oordeel dat de navolgende straf passend en geboden is. Het Hof zal de verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren, en met als bijkomende straf de ontzetting van het recht het ambt van politieambtenaar te bekleden voor de duur van drie jaren.
De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een boksbeugel en een mes.
Onttrekking aan het verkeer
De boksbeugel is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Dit voorwerp behoort toe aan de verdachte en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang. Het voorwerp is bij de gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit aangetroffen.
Teruggave
Het Hof is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen (ongespecificeerd gebleven) mes. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast. Het voorwerp behoort ook toe aan de verdachte. Het Hof zal de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten, nu dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:64, 1:65, 1:66 en 1:76 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van 29 september 2023 van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ontzet de verdachte voor de duur van
3 (drie) jarenvan het recht om het ambt van politieambtenaar te bekleden;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een boksbeugel;
gelast de teruggave van het in beslag genomen mes aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. F.V.L.M. Wannyn en mr. W. Foppen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.K.M. Pouw, griffier, en op 5 juni 2025 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige geschriften, die per zaaksdossier als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao met de onderzoeksnaam “Golf”. De volgende zaaksdossiers zijn in de onderhavige zaak van belang:
2.Proces-verbaal eerste verhoor verdachte [verdachte] d.d. 27 september 2022, p. 039 (PD01).
3.Proces-verbaal van bevinding functie [verdachte] d.d. 11 oktober 2022, p. 550-564 (ZD01).
4.Proces-verbaal van bevinding functie [medeverdachte] d.d. 19 oktober 2022, 565-594 (ZD01).
5.Proces-verbaal eerste verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 23 september 2022, p. 026 (persoonsdossier [medeverdachte]).
6.Proces-verbaal van bevindingen verklaring verhoor getuige [getuige 1] d.d. 21 juni 2021, p. 600 en proces-verbaal tweede verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 februari 2022, p. 613 e.v. (ZD01).
7.Proces-verbaal eerste verhoor getuige [getuige 2] d.d. 7 juli 2021, p. 638 e.v. en proces-verbaal tweede verhoor getuige [getuige 2] d.d. 25 februari 2022, p. 644 e.v. (ZD01).
8.Proces-verbaal eerste verhoor getuige [getuige 3] d.d. 12 maart 2022, p. 711 e.v. (ZD01).
9.Proces-verbaal eerste verhoor getuige [getuige 4] d.d. 12 maart 2022, p. 690 e.v. en proces-verbaal tweede verhoor getuige [getuige 4] d.d. p. 699 e.v. (ZD01).
10.Een proces-verbaal van relaas met nummer 202212121200.DOS d.d. 12 december 2022, p. 3 en 4 (ZD01).
11.Proces-verbaal eerste verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 september 2022, p. 035 (persoonsdossier [verdachte]).
12.Proces-verbaal van bevinding ontvangst documenten van [getuige 5] d.d. 24 februari 2022, bijlage 1, p. 290 en 291 (ZD01).
13.Proces-verbaal van bevinding inzake PDF-bestand. Machtiging -cq vergunninghouders van vuurwapens in het werkmailaccount van [verdachte], met bijlagen, p. 378 – 384, m.i.h.b. p. 381-384 (ZD01).
14.Proces-verbaal van bevinding getuige verhoor [getuige 1], d.d. 22 juni 2021, p. 595- 601, i.h.b. p. 596 (ZD01).
15.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 1, te weten een tijdlijn van de aanvraag vuurwapenmachtiging [aanvrager 1], p. 147 (ZD01).
16.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 2, te weten Checklist Unit [afdeling] d.d. (stempeldatum) 20 juni 2018, p. 149 (ZD01).
17.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 3, te weten een Verklaring van geen bezwaar d.d. 13 september 2018, p. 151.(ZD01).
18.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 4, te weten een motivatiebrief van [aanvrager 1] d.d. 8 oktober 2018, p. 153.(ZD01).
19.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 5, te weten een memorandum slotadvies d.d. 19 oktober 2018, p. 155.(ZD01).
20.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 2, te weten Checklist Unit [afdeling] d.d. (stempeldatum) 20 juni 2018, p. 149.(ZD01).
21.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 7, te weten Checklist ter inspectie Unit [afdeling] d.d. 28 november 2018, p. 159.(ZD01).
22.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 8, te weten vuurwapenmachtiging [aanvrager 1] d.d. 7 januari 2019, p. 161-164 (ZD01).
23.Proces-verbaal van bevinding uitbetaling van cheques met bijlagen d.d. 27 januari 2022, p. 331 e.v.
24.Verklaring van verdachte, proces-verbaal terechtzitting op 15 mei 2025.
25.Een geschrift, te weten een niet ondertekend en ongedateerd proces-verbaal belcontacten [verdachte] [aanvrager 1], p. 323 e.v.
26.Proces-verbaal van bevindingen inspanningen verdachten [verdachte] en [medeverdachte] voor het toekennen vuurwapenmachtiging aan S. [aanvrager 1], p. 058 e.v. (ZD)1.
27.Proces-verbaal van bevinding getuige verhoor [getuige 1], d.d. 22 juni 2021, p. 595- 601, i.h.b. p. 596 (ZD01).
28.Proces-verbaal eerste verhoor getuige [getuige 2] d.d. 7 juli 2021, p. 638 e.v., i.h.b. p. 640 en proces-verbaal tweede verhoor getuige [getuige 2] d.d. 25 februari 2022, p. 644 e.v. (ZD01).
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], d.d. 24 augustus 2022, p. 633 e.v., i.h.b. p. 635 (ZD01).
30.Proces-verbaal tweede verhoor getuige [getuige 3] d.d. 19 april 2022, p. 732 (ZD01).
31.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 5, te weten een memorandum slotadvies d.d. 19 oktober 2018, p. 155 (ZD01).
32.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn aanvraag vuurwapenmachtiging, bijlage 3, te weten een Verklaring van geen bezwaar d.d. 13 september 2018, p. 151 (ZD01).
33.Proces-verbaal van bevindingen valse inkomstenverklaringen van 14 maart 2022 met bijlagen p. 245 e.v., i.h.b. respectievelijk, p. 276 en p. 274 (ZD01).
34.Proces-verbaal van bevindingen valse inkomstenverklaringen van 14 maart 2022 met bijlagen p. 245 e.v., i.h.b. respectievelijk, p. 247.(ZD01)
35.Proces-verbaal inzake onderzoek “[aanvrager 2]” d.d. 12 december 2022, p. 1-17, i.h.b. p. 2 (ZD03).
36.Proces-verbaal getuige [getuige 7], d.d. 22 juli 2022, p. 1-5, i.h.b. p. 3 in combinatie met Proces-verbaal van bevinding m.b.t. ontvangen concept vuurwapenbeleid 2019, p. 1-10. Dit Beleid is tevens door Divisie Hoofd [getuige 2] aan de politie overgelegd.(ZD03).
37.Proces-verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 2] met bijlagen, bijlage 1, p. 32.(ZD03).
38.Proces-verbaal van bevinding verloop machtigingen. [aanvrager 2] met bijlagen, bijlage 2, p. 36.(ZD03).
39.Proces-verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 2] met bijlagen, bijlage 3, p. 38.(ZD03).
40.Proces-verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 2] met bijlagen, bijlage 4, p. 40-41 (ZD03).
41.Proces-verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 2] met bijlagen, bijlage 5, p. 43-46.
42.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 11 oktober 2022, ihb p. 114.
43.Proces-verbaal van bevinding Statenlidperiode van [aanvrager 2], p. 48.
44.Proces-verbaal van bevindingen inspanningen van de verdachte [verdachte] voor het toekennen vuurwapenmachtiging [aanvrager 2], d.d. 8 december 2022, p. 50I- 50VI (ZD03).
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] d.d. 2 oktober 2022, ihb p. 133-134 (ZD03).
46.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 5 mei 2022, ihb p. 85, 87, 88 onderaan, 89, 90.
47.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 5 mei 2022, ihb p. 88.
48.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] d.d. 3 mei 2022, ihb p. 052-054.
49.Zo verklaart ook [getuige 2], Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 mei 2022, ihb p. 058.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige. [getuige 2] d.d. 18 mei 2022 met bijlagen, i.h.b. p. 078.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 mei 2022 met bijlagen, i.h.b. p. 073.
52.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 mei 2022, ihb p. 056-062.
53.Proces verbaal van bevinding gesprek. [getuige 10] d.d. 10 oktober 2022, i.h.b. p. 050-VIII (ZD03).
54.Proces verbaal van bevinding machtiging [aanvrager 2], ihb p. 18 (ZD03).
55.Proces verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 3] d.d. 27 juni 2022, p. 25.(ZD04).
56.Proces-verbaal van bevinding tijdlijn machtiging 2022 van [aanvrager 3] d.d. 22 juli 2022 met bijlagen, p. 033-40 (ZD04).
57.Proces verbaal van bevinding verloop machtigingen [aanvrager 3] d.d. 27 juni 2022, p. 26-28 (ZD04).
58.Een geschrift, te weten de motivatiebrief van [aanvrager 3], gericht aan [verdachte], van 22 oktober 2021, p. 49.(ZD04).
59.Proces-verbaal van bevinding m.b.t. ontvangen concept vuurwapenbeleid 2019 d.d. 20 september 2022, p. 1-10. Datzelfde beleid werd ook door [getuige 2] aan de politie overhandigd: Proces-verbaal van bevinding concept vuurwapenbeleid 2019 d.d. 18 juli 2022, ihb p. 12-14 (ZD04).
60.Een geschrift, te weten een vuurwapenmachtiging inzake [aanvrager 3], p. 15-18 (ZD04).
61.Proces verbaal van bevinding [muzikantenvereniging en bedrijf 2] met bijlagen d.d. 14 juli 2022, p. 69 en 70 (ZD04). Zie voorts de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 15 mei 2025.
62.Een geschrift, te weten een brief van de Minister [getuige 8] aan. [vuurwapenhandelaar] met als onderwerp ‘verzoek gegevens (vuur)wapenmachtiging zelfverdediging’ inzake [aanvrager 3], p. 40 (ZD04).
63.Checklist 2022, als bijlage bij Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn machtiging 2022 van [aanvrager 3], p. 038 (ZD04).
64.Zo verklaart ook [getuige 3]: proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 18 oktober 2022, p. 140 (ZD04).
65.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 juli 2022, p. 104, 106 (ZD04).
66.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 juni 2022, p. 91-93 (ZD04).
67.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 2 juni 2022, p. 74 en 77 (ZD04).
68.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] d.d. 9 oktober 2022, p. 143 (ZD04).
69.[getuige 5] is degene die alles over de machtigingen regelt, zie: proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8] d.d. 11 oktober 2022, p. 119 (ZD04).
70.Proces-verbaal van bevinding gesprekken [aanvrager 3] d.d. 1 juni 2022, ihb p. 57 (ZD04).
71.Proces-verbaal van bevinding gesprekken [aanvrager 3] d.d. 1 juni 2022, ihb p. 58 (ZD04).
72.Proces-verbaal van bevinding incidenten actpol en motivatie brief m.b.t [aanvrager 3] met bijlagen d.d.
73.Proces-verbaal van bevinding gesprekken [aanvrager 3] d.d. 1 juni 2022, p. 56-68 (ZD04).
74.Proces-verbaal van bevinding d.d. 14 juli 2022, p. 70, en bijlage 2, p. 72 (ZD04).
75.Proces-verbaal van verhoor verdachte [aanvrager 3] d.d. 6 december 2022, p. 162 en 163 (ZD04).