3.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1Een notariële akte van 11 september 1985 vermeldt dat de vader van [appellant] een recht van erfpacht op een perceel op Sint Maarten, omschreven in meetbrief 243/1969 (hierna: het perceel), heeft verkocht en thans levert aan [appellant] (die toen zestien jaar oud was) en aan de broer van [appellant]. De akte vermeldt verder dat een koopprijs van NAf 50.000 is betaald en dat de vader van [appellant] daar kwijting voor verleent. Het adres van het perceel is [het adres].
3.1.2Partijen hebben samen een woning op het perceel gebouwd (hierna: de woning). Volgens een taxatierapport van 29 augustus 2022 is dit rond 1996 gebeurd.
3.1.3Op 26 maart 1999 zijn partijen op Sint Maarten met elkaar getrouwd in algehele gemeenschap van goederen.
3.1.4Een brief van [betrokkene] van 12 september 2012 vermeldt dat [betrokkene] in 2011 USD 27.500 aan [appellant] heeft uitgeleend om hem te helpen met een investering. De brief vermeldt verder dat [appellant] daarvan USD 2.500 heeft terugbetaald en dat de terugbetaling van het restant van USD 25.000 achterstallig is.
3.1.5Bij beschikking van 17 augustus 2015 heeft het Gerecht onder meer:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- [ appellant] bevolen om met [geïntimeerde] over te gaan tot scheiding en deling van de gemeenschap van goederen waarin partijen zijn gehuwd; en
- een notaris benoemd om de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bewerkstelligen.
Er is geen verdeling van de huwelijksgemeenschap met behulp van een notaris bewerkstelligd.
3.1.6Een overzicht van ScotiaLine vermeldt een saldo van USD 6.586,32 per 5 augustus 2015 op een credit card-rekening op naam van [appellant]. Een tweede overzicht van ScotiaLine vermeldt een saldo van USD 14.016,17 per 24 augustus 2015 op een andere credit card-rekening op naam van [appellant]. Het totaal van beide bedragen is: USD 6.586,32 + USD 14.016,17 = USD 20.602,49.
3.1.7Op 24 september 2015 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de openbare registers.
3.1.8Een schriftelijke mededeling van 31 maart 2016 van de directeur van SZW (Sociale en Ziektekosten Verzekering) vermeldt dat een betalingsregeling met [appellant] is getroffen voor openstaande aanslagen AOV/AWW zelfstandigen uit 2012 en 2013 van in totaal NAf 12.778. De regeling houdt in dat [appellant] vanaf mei 2016 NAf 2.555,60 per maand moet betalen.
3.1.9De woning is verhypothekeerd. De hypotheeklening staat op naam van [appellant]. Een door [appellant] in het geding gebracht overzicht, ondersteund door van de bank verkregen overzichten, vermeldt dat [appellant] in de periode 4 september 2015-6 februari 2023 in totaal NAf 190.117,50 aan aflossing, rente en boetes heeft betaald op de hypotheeklening. Een overzicht van de bank van 13 februari 2023 vermeldt dat de lening is aangegaan op 30 oktober 2012 en doorloopt tot 1 maart 2031. Het overzicht vermeldt een
current balancevan NAf 147.711,29. Bij een wisselkoers van 1,78 komt dit overeen met USD 82.983,87.
3.1.10Een taxatierapport van 29 augustus 2022 vermeldt dat de marktwaarde van het
residential propertymet registratienummer [registratienummer] getaxeerd wordt op USD 350.000 en de grondwaarde op USD 126.000. Het verschil tussen beide bedragen is: USD 350.000 - USD 126.000 = USD 224.000. Het rapport vermeldt op p. 17 ook:
The value is likely to remain static.
3.1.11Uit een overzicht van de Ontvanger van 23 februari 2023 kan worden opgemaakt dat [appellant] na de echtscheiding in 2015 in totaal NAf 46.738,23 heeft betaald aan premie AVBZ en inkomstenbelasting voor de periode 2012 tot en met 2015.
3.1.12Een schriftelijke verklaring van [verklaarder] van 20 maart 2023 houdt in dat zij een appartement aan de [adres] van [appellant] heeft gehuurd in de periode oktober 2018 tot juni 2020. Dat is een periode van 19 maanden. Indien de huurprijs USD 800 per maand bedroeg, komt de huuropbrengst uit op:
USD 800 x 19 maanden = USD 15.200. De helft daarvan is USD 7.600.
Beslissingen van het Gerecht