ECLI:NL:OGHACMB:2025:174

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
SXM2023H00071
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in motorrijtuigenverzekering na ongeval op Sint Maarten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [benadeelde] tegen de National General Insurance Company N.V. (Nagico) over de vraag of Nagico een hoger schadebedrag moet vergoeden dan het maximum van de toepasselijke polis. De eerste rechter heeft de vorderingen van [benadeelde] afgewezen, en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigt deze uitspraak. De zaak betreft een motorrijtuigenverzekering die in 2006 werd afgesloten door [verzekerde], die betrokken was bij een aanrijding met [benadeelde] op Sint Maarten. De Franse rechter had [verzekerde] aansprakelijk gesteld en Nagico veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, maar Nagico had slechts de verzekerde som van NAf 90.000,- betaald. Het Hof oordeelt dat de beperking van aansprakelijkheid in de polis geldig is volgens het recht van Sint Maarten, terwijl deze in Frankrijk verboden is. Het Hof concludeert dat de Franse uitspraak niet kan worden erkend in Sint Maarten, omdat dit in strijd zou zijn met de openbare orde. De grieven van [benadeelde] worden verworpen, en het Hof bevestigt het vonnis van de eerste rechter, waarbij [benadeelde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Zaaknummers: SXM202201391 – SXM2023H00071
Uitspraak: 1 juli 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[BENADEELDE],
wonende in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem,
tegen
NATIONAL GENERAL INSURANCE COMPANY N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. R.F. Gibson jr en I.Z. Guardiola.
Partijen worden hierna [benadeelde] en Nagico genoemd.

1.De zaak in het kort

Dit geding betreft de vraag of Nagico aan [benadeelde] een hoger schadebedrag moet vergoeden dan het maximum van de toepasselijke polis. De eerste rechter heeft de vorderingen van [benadeelde] afgewezen. Het Hof bevestigt die uitspraak. Hierna wordt uitgelegd hoe het Hof tot dat oordeel is gekomen.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Bij op 21 juli 2023 ingekomen akte van appel is [benadeelde] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 27 juni 2023 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht).
2.2
Bij op 1 september 2023 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [benadeelde] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, primair, de zaak zal terugwijzen naar het Gerecht, subsidiair zijn vorderingen alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
2.3
Bij op 25 maart 2024 ingekomen memorie van antwoord, met een productie, heeft Nagico de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen met veroordeling van [benadeelde] in de proceskosten.
2.4
Op de daarvoor bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
2.5
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De beoordeling

Feiten
3.1
Het Hof gaat uit van het volgende.
3.2
Tussen Nagico (als verzekeraar) en [verzekerde], wonende in Sint Maarten, (als verzekerde) bestond in 2006 een motorrijtuigenverzekering. Deze bood dekking tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid. De onder de polis verzekerde som was beperkt tot een maximum van NAf 90.000,-.
3.3
Op 9 mei 2006 vond in het Franse deel van het eiland Sint Maarten (hierna: Saint Martin) een aanrijding plaats tussen [verzekerde], als bestuurder van zijn auto, en [benadeelde], als bestuurder van een motor. Als gevolg van dat ongeval is [benadeelde] permanent arbeidsongeschikt geraakt.
3.4
De Franse rechter heeft, in het vonnis van het Cour d’Appel de Basse-Terre van 22 mei 2018, [verzekerde] aansprakelijk geoordeeld en Nagico, als verzekeraar van [verzekerde], veroordeeld tot betaling van, in hoofdsom, € 173.352,93 en € 213.400,-.
3.5
Naar Frans recht is een aansprakelijkheidsbeperking als in de polis van [verzekerde] staat (NAf 90.000,-) bij wet verboden.
3.6
Nagico heeft aan [verzekerde] de volledige verzekerde som van NAf 90.000,- betaald.
De vorderingen
3.7
Na wijziging van eis heeft [benadeelde] bij het Gerecht gevorderd dat het Gerecht:
primair
Nagico veroordeelt om schadevergoeding aan [benadeelde] te betalen te vermeerderen met rente en kosten, een en ander in overeenstemming met en op dezelfde gronden als de Franse uitspraak van 22 mei 2018;
subsidiair:
Nagico veroordeelt om op grond van onrechtmatige daad schadevergoeding aan [benadeelde] te betalen zoals berekend en vastgesteld in de uitspraak van 22 mei 2018 van de Franse rechterlijke instantie te vermeerderen met rente en kosten;
primair en subsidiair:
kosten rechtens.
Beslissingen van het Gerecht
3.8
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen afgewezen. Aan deze beslissing heeft het Gerecht, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
- Erkenning van de Franse uitspraak van 22 mei 2018 is strijdig met de openbare orde van Sint Maarten (HR 18 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1443 en Gemeenschappelijk Hof 2 september 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:82). Wat [benadeelde] anderszins heeft aangevoerd wordt gepasseerd omdat Nagico dat gemotiveerd heeft weersproken en een ter zake dienend bewijsaanbod door [benadeelde] niet is gedaan.
- onvoldoende is onderbouwd dat Nagico onrechtmatig handelt jegens [benadeelde] door aan de uitspraak van 22 mei 2018 geen gevolg te geven;
- onvoldoende onderbouwd is ook dat Nagico anderszins onrechtmatig handelt nu de vordering van [benadeelde] niet is voorzien van voldoende toelichting.
Beoordeling door het Hof
3.9
Het hoger beroep van [benadeelde] zal, gelet op de memorie van grieven en de daarin opgenomen zeven grieven, worden behandeld aan de hand van de volgende thema’s:
- tenuitvoerlegging van de uitspraak van 22 mei 2018?
- eerlijk proces en terugwijzing;
- het toepasselijke recht;
- beperking van aansprakelijkheid.
Tenuitvoerlegging van de uitspraak van 22 mei 2018?
3.1
Deze zaak is door [benadeelde] begonnen als een verzoek ex artikel 985 Rv. Dat wil zeggen dat [benadeelde] rechterlijk verlof heeft verzocht van de rechter in Sint Maarten om de uitspraak van de Franse rechter van 22 mei 2018 in Sint Maarten ten uitvoer te mogen leggen.
3.11
Na verweer van Nagico heeft [benadeelde] dat verzoek laten varen. Hij vorderde in plaats daarvan, zo heeft het Gerecht (in rov 3.2) geoordeeld, een veroordeling van Nagico tot betaling van een schadevergoeding conform het vonnis van de Franse rechter, primair op gronden als door de Franse rechter gehanteerd, subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
3.12
De grieven bevatten daartegen geen bezwaren. Integendeel, uitdrukkelijk stelt [benadeelde] in zijn memorie van grieven (bijvoorbeeld sub 1.7, 3.3 en 3.4) dat het niet om erkenning van de uitspraak van 22 mei 2018 gaat maar om een nieuwe procedure waarin het Gerecht moet oordelen over aansprakelijkheid van Nagico, hetzij op grond van contract, hetzij op grond van onrechtmatige daad. Ook in hoger beroep is daarom uitgangspunt dat van een verzoek tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 985 Rv geen sprake (meer) is.
Eerlijk proces en terugwijzing
3.13 [
benadeelde] stelt dat het Gerecht, na het nemen van de conclusie van antwoord door Nagico, ofwel een comparitie van partijen had moeten bepalen ofwel de zaak naar de rol had moeten verwijzen voor conclusies van repliek en dupliek. Dat is echter niet gebeurd. Daardoor is het recht van hoor en wederhoor geschonden en is [benadeelde] beroofd van een instantie. Die gang van zaken was bovendien in strijd met het Procesreglement. Op deze gronden moet het vonnis waarvan beroep worden vernietigd en de zaak worden teruggewezen naar het Gerecht, aldus [benadeelde].
3.14
De stellingen van [benadeelde] komen erop neer dat hij meent in eerste aanleg geen eerlijk proces te hebben gehad. Indien hoger beroep is ingesteld, zoals hier, is uitgangspunt dat de vraag of van een eerlijk proces sprake is beoordeeld wordt op basis van het proces als geheel, dus eerste aanleg en hoger beroep gezamenlijk.
3.15 [
benadeelde] heeft in hoger beroep de mogelijkheid gehad alles naar voren te brengen wat in eerste aanleg in zijn visie is blijven liggen. In het bijzonder heeft hij de mogelijkheid gehad stellingen die door de eerste rechter als onvoldoende onderbouwd zijn aangemerkt alsnog – indien [benadeelde] zelf meent dat deze inderdaad onvoldoende onderbouwd waren – van voldoende onderbouwing te voorzien. Ook heeft hij aldus de mogelijkheid gehad op alles te reageren waarop volgens hem nog niet gereageerd kon worden in eerste aanleg. Van het proces als geheel kan dan ook niet gezegd worden dat het oneerlijk is. Dat eventueel onderdelen van de zaak slechts in één instantie materieel worden beoordeeld is geen reden anders te oordelen. Een algeheel en onbeperkt recht op berechting in twee instanties bestaat niet. Terugwijzing is dus niet aan de orde.
Het toepasselijke recht
3.16
Tussen de rechtsstelsels van Sint Maarten en Frankrijk bestaat een, voor [benadeelde] wrang, verschil: een beperking van de aansprakelijkheid tot NAf 90.000,- in gevallen van lichamelijk letsel is in Sint Maarten wettelijk toegestaan, maar in Saint Martin niet. Het is dat verschil dat ertoe geleid heeft dat de Franse rechter aan [benadeelde] een aanmerkelijk hoger bedrag heeft toegekend (in hoofdsom € 446.000,-) dan Nagico op grond van de geldende polis heeft betaald (NAf 90.000,-).
3.17
Artikel 431 lid 2 Rv geeft de mogelijkheid een geding, waarin een buitenlandse rechter heeft geoordeeld, opnieuw door de rechter in Sint Maarten te laten behandelen en afdoen. Dat is wat [benadeelde] beoogt te doen. Primair, zo begrijpt het Hof, baseert hij zich daarbij op de verzekeringsovereenkomst tussen Nagico en [verzekerde], subsidiair op een onrechtmatige daad van Nagico jegens hem door niet het volledige door de Franse rechter aan hem toegekende bedrag uit te betalen.
3.18
Dat de verzekeringsovereenkomst een rechtskeuze bevat is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat het Hof ervan moet uitgaan dat deze beheerst wordt door het Land waarmee zij het nauwst is verbonden. De overeenkomst wordt vermoed het nauwst verbonden te zijn met het Land waar de vennootschap die de kenmerkende prestatie moet verrichten, haar hoofdverblijfplaats heeft (artikel 4 lid 2 Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Rome 19 juni 1980, Trb 1980, 156, verder: EVO). Het afdekken van het verzekerde risico moet worden beschouwd als de kenmerkende prestatie, die door de verzekeraar wordt verricht. Het hoofdbestuur van Nagico is in Sint Maarten gevestigd. Op deze gronden is het recht van Sint Maarten van toepassing op de verzekeringsovereenkomst. Uit wat partijen aan feiten en omstandigheden hebben aangevoerd blijkt niet dat de verzekeringsovereenkomst nauwer is verbonden met Frankrijk of enig ander land.
3.19
Voor wat betreft de gestelde onrechtmatige daad geldt dat naar ongeschreven internationaal privaatrecht van Sint Maarten het recht van toepassing is van het Land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van de gebeurtenis zich voordoen. Nagico, gevestigd in Sint Maarten, weigert aan [benadeelde] de door deze gevorderde volledige schadevergoeding uit te betalen. Dat betekent dat de schade zich voordoet in Sint Maarten. Daaraan doet niet af dat een eventueel betaalde schadevergoeding terecht zou komen bij de in Saint Martin wonende [benadeelde]. Dat de gestelde onrechtmatige daad een nauwere band heeft met een ander land is niet gebleken. Het recht van Sint Maarten is daarom ook van toepassing op de gestelde onrechtmatige daad.
Beperking van aansprakelijkheid
3.2
Het Hof gaat bij de verdere beoordeling uit van de hypothese dat in dit, nieuwe, geding is komen vast te staan dat dat de schuld aan het ongeval (uitsluitend) bij [verzekerde] ligt en dat om die reden Nagico, als verzekeraar van [verzekerde], aansprakelijk is. Ook wordt aangenomen dat de schade kan worden begroot op de door de Franse rechter vastgestelde bedragen.
3.21
Het probleem is vervolgens of de dekkingsbeperking tot NAf 90.000,- aan [benadeelde] kan worden tegengeworpen.
3.22
Een dergelijke beperking is wettelijk in Sint Maarten toegestaan. In het Franse recht is deze voor lichamelijk letsel verboden (artikel R211-7 Code des Assurances). Dat betekent dat het Hof, net als in de hiervoor (in 3.8) genoemde zaak uit 2022, moet beoordelen of aan die Franse wetsbepaling gevolg moet worden toegekend. Daarbij moet ingevolge het internationaal privaatrecht van Sint Maarten aansluiting worden gezocht bij artikel 7 lid 1 EVO.
3.23
In dat artikel staat:
“Bij de toepassing ingevolge dit Verdrag van het recht van een bepaald land kan gevolg worden toegekend aan de dwingende bepalingen van het recht van een ander land waarmee het geval nauw is verbonden, indien en voorzover deze bepalingen volgens het recht van het laatstgenoemde land toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst. Bij de beslissing of aan deze dwingende bepalingen gevolg moet worden toegekend, wordt rekening gehouden met hun aard en strekking, alsmede met de gevolgen die uit de toepassing of niet-toepassing van deze bepalingen zouden voortvloeien.”
3.24
De uitspraak van het Hof van 2 september 2022 zag op een volstrekt vergelijkbaar geval: Nagico en haar verzekerde waren gevestigd/woonachtig in Sint Maarten, het ongeval met het verzekerde voertuig vond plaats in Saint Martin, de verzekerde van Nagico was aansprakelijk en de polisdekking was gemaximeerd tot NAf 90.000,-. In die uitspraak is de belangenafweging gemaakt en gemotiveerd die uit artikel 7 lid 1 EVO voortvloeit. Het resultaat daarvan was dat geen gevolg werd toegekend aan de dwingende Franse wetsbepaling die een dekkingsbeperking bij lichamelijk letsel verbiedt. De motivering van het Hof in die zaak kan, samengevat, als volgt worden weergegeven:
- het doel van de dekkingslimiet van NAf 90.000,- is het bewerkstelligen van een hogere dekkingsgraad met als gevolg dat de schades van zoveel mogelijk verkeersslachtoffers kunnen worden vergoed. Het doel van de Franse wetgever is niet anders.
- toepassing van het Franse verbod op een dekkingslimiet (bij lichamelijk letsel) is minder gerechtvaardigd doordat deze het doel van de regeling in Sint Maarten (lagere premie, hogere dekkingsgraad) kan doorkruisen.
3.25 [
benadeelde] stelt dat thans een andere belangenafweging gemaakt moet worden. Hij stelt in dat verband:
a. de Franse rechter heeft niet ook de verzekerde aansprakelijk gesteld, waardoor [benadeelde] geen vordering heeft op die verzekerde. Die verzekerde biedt bovendien geen verhaal.
b. Nagico sluit ook verzekeringen af op Saint Martin met als gevolg een veel grotere doelgroep.
c. Alle Franse en Sint Maartense verzekeringen zijn in een en hetzelfde fonds van Nagico herverzekerd.
d. Als de lijn van het Hof van 2 september 2022 wordt voorgezet is niet denkbeeldig dat Frankrijk autoverzekeringen met dekkingsbeperking nietig verklaart.
3.26
Het Hof laat (a) in het midden of feitelijk juist is wat [benadeelde] stelt. Of de verzekerde naast de verzekeraar aansprakelijk is en of de verzekerde al dan niet verhaal biedt zijn, geen factoren die zonder verdere toelichting, die ontbreekt, van belang geoordeeld kunnen worden voor het doel van de dekkingsbeperking, te weten: lagere premie, hogere dekkingsgraad.
3.27
Met b en c bedoelt [benadeelde] kennelijk te stellen dat een grotere groep verzekerden een dekkingslimiet niet meer nodig doet zijn omdat het doel (hoge dekkingsgraad) daardoor bereikbaar is zonder afbreuk te doen aan het instrument van de lagere premie. Los van de vraag of Nagico in Saint Martin verzekeringen aanbiedt en of van één herverzekeringsfonds of van één herverzekering sprake is (Nagico heeft een en ander gemotiveerd betwist) is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk in hoeverre de bestaande dekkingslimiet niet langer als een zinvol instrument kan worden gezien om de door de wetgever van Sint Maarten beoogde hoge dekkingsgraad te bereiken.
3.28
Dat Frankrijk verzekeringen met een dekkingslimiet van NAf 90.000,- nietig wil verklaren (d) is niet onderbouwd. Bovendien geldt dat nu aan de orde is de vraag wat het recht in de huidige situatie, uitgaande van de actuele wetgeving op beide delen van het eiland, meebrengt, niet wat het recht inhoudt bij wijziging van wetgeving.
3.29
Op grond van het voorgaande is er geen reden thans anders te oordelen dan het Hof in 2022 deed. Aan de dwingende Franse wetsbepaling inzake het verbod op een dekkingsbeperking bij lichamelijk letsel wordt daarom geen gevolg toegekend. Dat betekent dat de verzekeringsovereenkomst Nagico niet verplicht meer uit te keren dan het maximum van de verzekerde som. En dat is gebeurd.
3.3
Wat er ook overigens zij van de door [benadeelde] aangevoerde grondslag van onrechtmatige daad, die grondslag haalt het evenmin. Wat hiervoor is overwogen met betrekking tot de aangevoerde contractsgrondslag motiveert ook dat en waarom, uitgaande van de toepasselijkheid van het recht van Sint Maarten, geen sprake is van enig handelen van Nagico in strijd met de wet of wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Van onrechtmatig handelen is geen sprake. Van Nagico kan niet naar maatstaven van maatschappelijke betamelijkheid worden verlangd dat zij een uitkering doet waartoe zij contractueel niet gehouden is. Hieraan doet niet af dat de Franse rechter haar daartoe veroordeeld heeft, nu Nagico dat Franse vonnis niet tegen zich hoeft te laten gelden, aangezien in het recht van Sint Maarten geen gevolg wordt toegekend aan de dwingende Franse wetsbepaling die een dekkingsbeperking bij lichamelijk letsel verbiedt.
3.31
Het lijkt in Sint Maarten regelmatig voor te komen dat slachtoffers die ernstig letsel oplopen bij verkeersongelukken, met aanzienlijke schade blijven zitten die zij nergens vergoed krijgen. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter echter te buiten om te voorzien in een algemene oplossing voor dit mogelijke rechtstekort, gelet op de in dat verband te maken keuzes, die aan de wetgever zijn.
Slotsom
3.32
De conclusie is dat alle grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en [benadeelde] wordt, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de procedure veroordeeld. Die kosten worden begroot op Cg 249,50,- aan verschotten en Cg 17.500,- aan salaris gemachtigde.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [benadeelde] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Nagico gevallen en tot op heden begroot op Cg 249,50,- aan verschotten en Cg 17.500,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijs af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J. de Boer en W.P.M. ter Berg, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ondertekend door de rolrechter en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 1 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.