3.1Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.1De stichting heeft diverse percelen te Brakkeput Ariba, Curaçao in eigendom.
3.1.2De stichting heeft een perceel te Brakkeput Ariba verhuurd aan [huurder 4] (hierna: [huurder 4]). In het door beiden ondertekende huurcontract d.d. 15 december 1972 is het verhuurde perceel aangeduid als [perceel #1] (met een doorhaling) en staat verder onder meer:
1. De huur wordt aangegaan voor een tijdvak eindigende op 1 April 1983, ingaande op 1 April 1974 tegen een huurprijs van NAfl. 700,- per jaar (…).
Deze huur wordt met ingang van 1 Januari 1975 en daarna om de drie jaar herzien naar de telkens alsdan geldende huurprijzen voor gelijkwaardige objecten op Curaçao, met dien verstande dat de huur niet kan worden verminderd.
Bovendien komt voor rekening van de huurder de grondbelasting, berekend over de bebouwde waarde.
(…)
2. (…)
8. In geval van wanbetaling zal de huurder, tweemaal, met een tussentijd van veertien dagen, bij aangetekend schrijven worden aangemaand tot betaling; daarna zal deze overeenkomst zonder termijn ontbonden zijn.
9. De Stichting erkent dat de huurder tijdens de duur van het huurcontract rechten ontleent aan de opstallen die hij op het gehuurde heeft aangebracht. Met schriftelijke toestemming van de verhuurder, kan hij deze rechten, binnen de periode waarover deze huurovereenkomst loopt, aan een ander overdragen, die dan geheel in de rechten van de vorige huurder treedt. Bij deze overdraging van huur mogen geen andere noch mindere voorwaarden worden gesteld dan in deze overeenkomst zijn opgenomen.
De nieuwe huurder heeft ook dezelfde plichten voor de verdere duur van het huurcontract als de vorige huurder. De huur eindigt ook bij deze wederverhuur c.q. overdraging van huur krachtens deze overeenkomst uiterlijk op 1 Januari 1983.
10. Na beëindiging van deze overeenkomst zal de huurder of zijn rechtsopvolger zorgen dat deze opstallen binnen een maand worden verwijderd en het terrein in deugdelijke staat wordt opgeleverd. Indien hij hiermede in gebreke blijft, heeft de verhuurder het recht de opstallen op kosten van de ondergetekende sub. 2 te verwijderen, dan wel deze zonder vergoeding over te nemen.
Ondergetekende sub. 2 verbindt zich, zich terzake niet op een eventueel plaatselijk gebruik te beroepen.
11. (…)
Op het huurcontract met [huurder 4] staat bijgeschreven:
overgegaan naar [huurder 3] per 1/1 ’77.
Verder is de naam van [huurder 4] op dat contract doorgestreept met een kronkellijn en is daar de naam van [huurder 3] bijgeschreven.
3.1.3De stichting heeft ook een perceel te Brakkeput Ariba verhuurd aan [huurder 5] (hierna: [huurder 5]). In het door beiden ondertekende huurcontract is het aan [huurder 5] verhuurde perceel aangeduid als [perceel #2]. In artikel 1 staat als ingangsdatum ingevuld: 1 mei 1976. Aan het einde van artikel 9 staat dat de overeenkomst uiterlijk op 1 april 1989 eindigt (in plaats van op 1 januari 1983, zoals in het contract met [huurder 4] staat). Voor het overige zijn de bepalingen in de huurovereenkomst gelijk aan de (hiervoor geciteerde) bepalingen in het huurcontract met [huurder 4].
3.1.4Een door de stichting overgelegde handgeschreven en ondertekende brief van 15 januari 1977 vermeldt:
Bij deze stel ik u in kennis van het volgende:
[huurder 3], wonende [adres], neemt ingaande 1/1/’77 het huurcontract op kavel [#2] Brakkeput Ariba, van mij, [huurder 5] over.
Een brief van 15 februari 1978 van de stichting aan [huurder 3] verwijst naar [perceel #1]. Met de hand is “[#1]” doorgestreept en “[#2]” erbij geschreven.
3.1.5Het perceel dat [huurder 3] in of rond 1977 in gebruik heeft genomen, staat thans bekend als perceel [#3].
3.1.6Bij brief van 21 augustus 1992 heeft [taxateur 1], makelaar/taxateur onroerend goed, werkzaam bij [taxatiekantoor 1], een indicatie gegeven van de marktwaarde van de percelen van de stichting te Brakkeput Ariba. De taxateur heeft onderscheid gemaakt tussen het oostelijk eiland en het westelijk schiereiland. Op het oostelijk eiland heeft hij zes prijsklassen onderscheiden, waarbij percelen aan het water marktwaarden hebben van NAf 600, NAf 400 en NAf 700 per vierkante meter en percelen die niet aan het water liggen NAf 200, NAf 150 en NAf 125 per vierkante meter. Op het westelijk schiereiland heeft hij acht prijsklassen onderscheiden, waarbij percelen aan het water marktwaarden hebben van NAf 650, NAf 550, NAf 500 en NAf 450 per vierkante meter en percelen die niet aan het water liggen NAf 200, NAf 150, NAf 125 en NAf 80 per vierkante meter.
3.1.7Bij brief van 6 februari 2002 heeft de stichting [huurder 3] onder meer als volgt bericht:
Zoals u zich wellicht voor de geest kunt halen heeft het Bestuur van [de stichting] U per brief van 25 januari 1999 wederom een huurprijsverhoging aangekondigd welke per 1 januari 1997 in werking zou treden. In bedoelde brief zijn de verhoogde huurprijzen vastgelegd op ANG. 12.000,- per jaar voor de aan zee grenzende kavels en ANG. 6.000,- per jaar voor de niet aan zee grenzende kavels.
Deze verhoogde huurprijzen zijn tot op heden nimmer formeel aan u in rekening gebracht. (…)
Bij deze willen wij U berichten dat gezien het feit dat sedert 1963 de huurgrondprijzen niet zijn verhoogd/aangepast, het Bestuur van de Stichting de volgende beslissingen heeft genomen.
De brief van 19 juli 1996 wordt aangepast in die zin dat vóór eind maart 2002 nieuwe huurprijzen zullen worden vastgesteld waarbij zal worden uitgegaan van huurprijzen die ter plaatse redelijk en billijk zijn en in overeenstemming met de markt.
(…)
De nieuw vast te stellen huurprijzen zullen per 1 april 2002 ingaan.
Voor wat betreft de door U te weinig betaalde huur over de periode januari 1997 tot april 2002 zal de Stichting op een later tijdstip op terugkomen.
Wij zouden tevens onder Uw aandacht willen brengen dat aan U vanaf maart 1999 per abuis geen omzetbelasting in rekening is gebracht.
3.1.8Bij brief van 15 november 2011 heeft de stichting aan [huurder 3] onder meer bericht:
In dit schrijven zullen wij nader ingaan op deze reeds in 1996, 1999 en 2002 aangekondigde huurprijsherziening en u een voorstel doen tot betaling van de nog niet door u betaalde huurprijsverhoging. Tevens zullen wij u in dit schrijven informeren over de aanstaande huurprijsherziening per 1 januari 2012.
In de brief staat onder het kopje “Huurprijsherziening 2002” onder meer:
De Stichting heeft (…) – geheel onverplicht en onder voorbehoud van alle rechten – de prijzen vanaf 1 januari 1997 (…) vastgesteld (…) op slechts NAF. 6.000,- per jaar voor de kavels die niet aan het water grenzen, en op slechts NAF. 12.000,- per jaar voor de kavels die wel aan het water gelegen zijn.
De Stichting heeft – wederom geheel onverplicht – deze huurverhoging in de periode 1997 tot 2002 niet feitelijk doorgevoerd. Benadrukt dient te worden dat zij daarmee geen afstand heeft gedaan van haar recht tot huurverhoging. Sinds 2002 was u echter wel gehouden deze verhoogde huur te voldoen. Doordat u heeft nagelaten de verhoogde huurprijs te voldoen, bent u nu in verzuim en derhalve verplicht deze verhoging te betalen, zulks vermeerderd met de wettelijke rente.
In de brief stelt de stichting onder het kopje “Voorstel betalingsregeling” de volgende betalingsregeling voor, verkort weergegeven:
a. betaling ineens van de huurverhoging over de jaren 2006-2011, waarbij de huurverhoging over de jaren 2002-2005 wordt kwijtgescholden; of
b. betaling van de huurverhoging over de jaren 2002-2011 in vijf jaarlijkse termijnen.
Onder het kopje “Huurprijsherziening per 1 januari 2012” staat in de brief onder meer:
Voor wat betreft de huurprijsherziening ingaande 1 januari 2012 zij gesteld dat de Stichting vooralsnog niet zal overgaan tot de maximale verhoging zoals de Stichting gerechtigd is op grond van artikel 1 van de huurovereenkomst (…), maar voor de komende drie (3) jaren de huur zal verhogen tot maar 4% i.p.v. 8% van de marktwaarde van de kavel.
De door u gehuurde kavel heeft een oppervlakte van 1000 vierkante meter. (…) De waarde van de door u gehuurde kavel is vastgesteld op NAF. 300,- per vierkante meter. (…)
De huurprijs per jaar zal met ingang van 1 januari 2012 4% van de marktwaarde bedragen, derhalve NAF 12.000,-. Dat komt neer op een huurprijs van NAF. 1.000 per maand.
3.1.9Bij brief van 8 oktober 2014 heeft de stichting aan [huurder 3] bericht dat de facturen die hij op 19 december 2012 heeft ontvangen, per abuis zijn gebaseerd op de huurprijs van een kavel die aan zee is gelegen, dat de huurprijs voor niet aan water gelegen kavels met ingang van 1 april 2002 NAf 6.000 bedraagt en dat deze omissie is gecorrigeerd bij facturen van 29 augustus 2014.
3.1.10Bij brief van 1 april 2015 heeft de stichting een factuur van NAf 12.000 voor het jaar 2015 aan [huurder 3] doen toekomen, een rentefactuur en een
statementdat per 31 december 2014 een
balancevan NAf 105.999,97 vermeldt als huurachterstand voor de jaren 2002 tot en met 2014 met wettelijke rente. Bij dezelfde brief heeft de stichting [huurder 3] gesommeerd om binnen veertien dagen de volledige achterstallige huur te voldoen.
3.1.11Op 18 maart 2016 heeft de stichting een soortgelijke brief gestuurd als op 1 april 2015, nu met een factuur van NAf 12.000 voor het jaar 2016, een nieuwe rentefactuur en een bijgewerkt
statement. In de daarop volgende jaren heeft zij soortgelijke brieven met bijlagen gestuurd voor de jaren 2017 tot en met 2021.
3.1.12Bij brief van 11 maart 2022 heeft de stichting, met verwijzing naar uitspraken van dit Hof (GHvJ 22 oktober 2013, AR 52596 - H 170/13
([huurder 6]/Johannes Bosco) en GHvJ 27 juli 2021, CUR2017H00104 (
[huurder 5]/Johannes Bosco)) opnieuw het standpunt ingenomen dat de huur zoals door haar verhoogd opeisbaar is. Verder heeft de stichting zich bereid verklaard een deel van de aanspraak te laten vervallen. Zij is bereid NAf 105.720 kwijt te schelden, waarna volgens de stichting een restschuld overblijft van NAf 115.020.
3.1.13Bij brief van 26 april 2022 heeft [huurder 3] te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het voorstel of met de huur van NAf 12.000 en bericht dat zijn perceel niet aan het water grenst. Hij heeft verzocht om een aangepast overzicht van de huurachterstand. Bij brieven van 6 mei 2022 en 30 mei 2022 heeft de stichting hierop gereageerd met de mededeling dat de huur tot en met 2011 NAf 6.000 per jaar bedroeg, gebaseerd op de omstandigheid dat het perceel (inderdaad) niet aan het water grenst, en sinds 2012 NAf 12.000 bedraagt, gebaseerd op 4% van een marktwaarde NAf 300 per vierkante meter.
3.1.14Na een sommatiebrief van de stichting van 4 oktober 2022 heeft [huurder 3] zich gewend tot mr. Martis. Daarna is enige correspondentie gevolgd.
3.1.15Bij brief van 28 december 2022 heeft de stichting [huurder 3] gesommeerd NAf 233.768 te betalen en verklaard dat de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbonden is.
3.1.16Bij brief van 1 februari 2023 heeft mr. Martis onder meer bericht dat [huurder 3] de huur heeft betaald zoals afgesproken en dat hij geen betalingsachterstand heeft.
Beslissingen van het Gerecht