ECLI:NL:OGHACMB:2025:191

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
AUA2024H00326
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 19 juni 2024 een beroep ongegrond verklaarde tegen de beslissing van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. De minister had op 23 april 2020 aan appellanten laten weten dat hun zienswijze op het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (ROPV) niet zou leiden tot aanpassing van het plan. De minister verklaarde het bezwaar van appellanten tegen deze brief op 15 februari 2023 niet-ontvankelijk, omdat deze brief volgens de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) geen beschikking is.

Appellanten stelden dat de brief van de minister wel degelijk rechtsgevolgen heeft, omdat deze de bestemming van hun perceel vastlegt en commerciële activiteiten uitsluit. Het Gerecht oordeelde echter dat de gevolgen voortvloeien uit de bestemmingsregels van het ROPV, die op 28 juli 2021 zijn vastgesteld, en niet uit de brief van 23 april 2020. Het Hof bevestigde het oordeel van het Gerecht dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep van appellanten werd ongegrond verklaard en de uitspraak van het Gerecht werd bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

AUA2024H00326
Datum uitspraak: 23 juli 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten],
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 19 juni 2024 in zaak nr. AUA202301126, in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij brief van 23 april 2020 heeft de minister appellanten schriftelijk in kennis gesteld van de beslissing op de zienswijze die zij op 28 november 2019 hebben ingediend tegen het concept Ruimtelijk Ontwikkelingsplan met Voorschriften (hierna: het concept ROPV).
Bij beschikking van 15 februari 2023 heeft de minister het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat deze brief geen beschikking is in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar).
Bij uitspraak van 19 juni 2024, hersteld bij uitspraak van 19 juli 2024, heeft het Gerecht het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft met toestemming van partijen een behandeling op een zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de brief van 23 april 2020 geen beschikking is in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Lar. De minister heeft appellanten in deze brief laten weten dat hun zienswijze niet leidt tot een aanpassing van het concept ROPV. Zoals het Hof eerder heeft overwogen in de uitspraak van 7 juni 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:90, onder 3.3, vloeit uit een dergelijke brief geen rechtsgevolg voort.
Appellanten wijzen er in hoger beroep op dat het gevolg van de beslissing in de brief van 23 april 2020 is dat de bestemming ‘Natuur en landschap’ van hun perceel komt vast te staan en dat op het perceel dan geen commerciële activiteiten kunnen worden toegestaan. Deze gevolgen vloeien echter niet voort uit de brief van 23 april 2020, maar uit de bestemmingsregels van het ROPV, die op 28 juli 2021 bij landsbesluit houdende algemene regels zijn vastgesteld.
Het Gerecht heeft gelet op het voorgaande terecht geoordeeld dat de minister het bezwaar tegen de brief van 23 april 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog van appellanten slaagt niet.
Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.