ECLI:NL:OGHACMB:2025:216
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- G.C.C. Lewin
- W.P.M. ter Berg
- E.P. van Unen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake betaling van schuld door twee gedaagden in faillissement
In deze zaak vorderde de geïntimeerde, een naamloze vennootschap gevestigd in Curaçao, betaling van het restant van de schuld door twee appellanten, eveneens gevestigd in Curaçao. Het Gerecht in eerste aanleg had de vordering toegewezen, waarna de appellanten in hoger beroep gingen. De procedure begon met een akte van appel op 24 juni 2024, tegen een vonnis van 13 mei 2024. De appellanten voerden grieven aan, waaronder een beroep op verjaring van de vordering. De geïntimeerde was in de tussentijd op 24 augustus 2024 in staat van faillissement verklaard. Het Hof oordeelde dat de vorderingen van de geïntimeerde niet verjaard waren, omdat de appellanten door hun betalingen de verjaring hadden gestuit. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht en veroordeelde de appellanten in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 2 september 2025.