ECLI:NL:OGHACMB:2025:240

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
CUR2022H00141
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake financiële afwikkeling van infrastructurele werkzaamheden tussen Terracon B.V. en Stichting Administratiekantoor Pias

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Terracon B.V. tegen Stichting Administratiekantoor Pias, met betrekking tot de financiële afwikkeling van infrastructurele werkzaamheden die Terracon in 2018 heeft uitgevoerd op een perceel grond in Coral Estate, Curaçao. De zaak is een vervolg op een eerder tussenvonnis van 19 maart 2024. Terracon vorderde in reconventie betaling van verschillende bedragen, maar het Gerecht heeft deze vorderingen afgewezen. De kern van het geschil draait om de vraag wat partijen zijn overeengekomen en of de werkzaamheden deugdelijk zijn uitgevoerd. Het Hof heeft na een mondelinge behandeling op 28 januari 2025 en verschillende verzoeken om uitstel, op 30 september 2025 een eindvonnis gewezen. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en wijst de vorderingen van Terracon in reconventie af, omdat zij geen inzichtelijke berekening hebben gepresenteerd die aan hun vorderingen ten grondslag ligt. Het Hof oordeelt dat de overeenkomst niet is ontbonden en dat de financiële vorderingen van Terracon c.s. niet toewijsbaar zijn. De kosten van het hoger beroep worden aan Terracon c.s. opgelegd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummers: CUR201804069 – CUR2022H00141
Uitspraak: 30 september 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
TERRACON B.V.,
gevestigd in Curaçao,
2.
[APPELLANT 2],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigden: mrs. A.J. de Winter en A. Faria,
tegen
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PIAS,
gevestigd in Curaçao,
2.
[GEÏNTIMEERDE 2],
wonende in Curaçao,
in eerste aanleg eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez.
Partijen worden hierna Terracon en [appellant 2] (gezamenlijk Terracon c.s.) en Pias en [geïntimeerde 2] (gezamenlijk Pias c.s.) genoemd.

1.De zaak in het kort

Terracon heeft in 2018 infrastructurele werkzaamheden voor Pias uitgevoerd op een perceel grond in Coral Estate, Curaçao. Bij e-mail van 4 september 2018 heeft Pias aan Terracon onder meer geschreven: “wij moeten afscheid van elkaar nemen”. Dit geding heeft betrekking op de financiële afwikkeling. In geschil is onder meer wat partijen waren overeengekomen en of de infrastructurele werkzaamheden deugdelijk zijn uitgevoerd.
Na een eerder tussenvonnis wijst het Hof nu een eindvonnis.

2.Het verdere verloop van de procedure

2.1
Bij vonnis van 19 maart 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:36 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof een mondelinge behandeling gelast.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 28 januari 2025. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen schikkingsonderhandelingen te voeren.
2.3
Bij e-mail van 17 juni 2025 heeft de advocaat van Terracon c.s. nader uitstel gevraagd en bericht dat [appellant 2] door persoonlijke omstandigheden belet is de nodige aandacht aan de kwestie te besteden. Bij e-mail van dezelfde datum heeft de advocaat van Pias c.s. bericht dat Terracon c.s. geen schikkingsvoorstel hebben gedaan en vonnis gevraagd. Het Hof heeft beslist dat vonnis zal worden gewezen en een datum van uitspraak bepaald. De datum van uitspraak is nader bepaald op vandaag.
2.4
Bij e-mail van 25 augustus 2025 heeft [appellant 2] om uitstel verzocht. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen en de beslissing dat vandaag vonnis zal worden gewezen gehandhaafd.

3.De verdere beoordeling

Financiële vorderingen van partijen en beslissingen van het Gerecht
3.1
Alle bedragen worden afgerond in hele guldens.
3.2
In eerste aanleg hebben Terracon c.s. een
statement of accountvan 22 augustus 2018 overgelegd als laatste pagina van productie 5b bij conclusie van antwoord, eis in reconventie. Hierop staat:
bedrag saldo
23 april Storting 435.705 435.705
22 augustus Betaling taxatierapport 3.286 432.419
22 augustus Betaling carport 3.259 429.160
22 augustus Aanbetaling fase 1 190.939 238.221
3.3
In eerste aanleg hebben Pias c.s. (naast niet-financiële vorderingen) primair betaling gevorderd van NAf 354.760. Hiervan heeft het Gerecht NAf 194.468 toegewezen, berekend als volgt:
a. Aanbetaling fase 1 190.939
b. Betaling carport 3.529
---------- +
Totaal 194.468
De bedragen van deze beide posten staan vermeld op de hiervoor bedoelde statement of account van 22 augustus 2018 (bij post b is het bedrag NAf 3.259 abusievelijk overgenomen als NAf 3.529).
3.4
Het Gerecht heeft dus een deel van het door Pias c.s. primair gevorderde geldbedrag afgewezen. Aangezien Pias c.s. niet in (zelfstandig of incidenteel) hoger beroep zijn gekomen, zijn de afgewezen bedragen in dit hoger beroep niet aan de orde.
3.5
In eerste aanleg hebben Terracon c.s. in reconventie betaling gevorderd van:
c. Mobilisatie, grondwerken en fundering 205.668
d. Schadevergoeding ex art. 6 overeenkomst 404.791
e. Voorschot niet uitgevoerde werken 181.829
f. Lopende kosten p.m.
g. Kosten retentieborden 450
h. Deurwaarderskosten 856
i. Kosten voorbereiding 9.300
j. Advieskosten 3.842
k. Advocaatkosten 3.500 + p.m.
j. AF: aanbetaling exclusief omzetbelasting (190.939)
------------ +
Saldo 619.297
Deze vorderingen heeft het Gerecht afgewezen.
Tussentijdse opzegging versus ontbinding
3.6
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de overeenkomst niet is ontbonden en dat er voor ontbinding ook geen grond bestaat (rov. 7 en 8 van het tweede tussenvonnis). Indien grieven van Terracon c.s. tegen andere oordelen van het Gerecht slagen, kunnen deze oordelen over ontbinding van belang worden, maar vooralsnog gaat het Hof veronderstellenderwijze uit van de juistheid ervan. De geldvorderingen worden dus vooralsnog beoordeeld op de grondslag van tussentijdse opzegging en niet op de grondslag van ontbinding.
Primair standpunt van Terracon c.s.: afrekening op basis van een beding
3.7
Terracon c.s. hebben volgens het Gerecht gesteld dat zij bij e-mail van 22 augustus 2018 een concept-aannemingsovereenkomst aan Pias c.s. hebben toegezonden en dat Pias c.s. hebben ingestemd met die concept-aannemingsovereenkomst. Het Gerecht heeft geoordeeld dat dit niet is gebleken (rov. 14 van het tweede tussenvonnis). Tegen dit oordeel hebben Pias c.s. grief 3 (en grief 5) aangevoerd.
3.8
Productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie, bevat onder meer een niet-ondertekend concept van een contract, getiteld ‘aannemingsovereenkomst’ (hierna: het conceptcontract). Hierin staat onder meer:
Artikel 6
Verbreking en beëindiging van de overeenkomst
6.1
Wanneer de overeenkomst verbroken wordt door de opdrachtgever, zal deze een schadevergoeding verschuldigd zijn die gelijk is aan de reeds uitgevoerde prestaties en de reeds aangekochte materialen voor het betrokken werk verhoogd met een vergoeding van
20%op de afgesproken prijs. In ieder geval is een minimumvergoeding verschuldigd van
10%op de overeengekomen prijs. De aannemer behoudt zich het recht voor de uitvoering van de aanneming na te streven en een voorschot te vorderen van
10%op de nog niet uitgevoerde werken.
3.9
Terracon c.s. hebben bij hun toelichting op de grieven 1, 3, 4 en 5 aangevoerd, verkort weergegeven:
- partijen zijn overeengekomen dat Terracon het gehele project in fasen zou uitvoeren en alvast met bepaalde werkzaamheden zou beginnen; en
- Pias c.s. waren aanvankelijk blij met de gang van zaken en hebben geen ongenoegen getoond tot de afscheidsmail van 4 september 2018.
3.1
Pias c.s. hebben deze stellingen betwist.
3.11
Ook indien van de juistheid van deze stellingen wordt uitgegaan, volgt daaruit nog niet dat het hiervoor aangehaalde art. 6 van het conceptcontract als overeengekomen heeft te gelden. Terracon c.s. hebben bij memorie van grieven niet voldoende duidelijk gesteld dat dit conceptcontract ooit ter ondertekening aan Pias c.s. is voorgelegd, en zo ja, wanneer en langs welke weg dat is gebeurd en hoe Pias c.s. daarop reageerden. Als zij hebben willen stellen dat het conceptcontract is toegezonden bij e-mail van 22 augustus 2018, geldt in elk geval dat [geïntimeerde 2] in een appbericht van 28 augustus 2018 heeft laten weten dat hij een overeenkomst ‘momenteel niet opportuun achtte’. Terracon c.s. hebben aangevoerd dat het conceptcontract een formalisatie was van eerder mondeling gemaakte afspraken. Pias c.s. hebben dit betwist door zich op het standpunt te stellen dat geen overeenkomst voor het gehele werk is gesloten, omdat partijen het niet eens waren over de essentialia daarvan. Zij betwisten dus ook dat art. 6 van het conceptcontract tussen partijen geldt. In het licht van dit een en ander hebben Terracon c.s. onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de tekst van het conceptcontract als overeengekomen heeft te gelden. Aan bewijslevering op dit punt komt het Hof daarom niet toe.
Subsidiair standpunt van Terracon c.s.: afrekening op basis van de wet
3.12
Nu art. 6 van het conceptcontract niet is overeengekomen, moet worden teruggevallen op art. 7:764 lid 2 BW. Dit is een bepaling van regelend recht. Deze bepaling heeft het Gerecht ook toegepast (rov. 12 en 16 van het tweede tussenvonnis).
De bepaling luidt:
In geval van zulke opzegging zal hij de voor het gehele werk geldende prijs moeten betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de aannemer van het reeds voltooide werk. Indien de prijs afhankelijk was gesteld van de werkelijk door de aannemer te maken kosten, wordt de door de opdrachtgever verschuldigde prijs berekend op grondslag van de gemaakte kosten, de verrichte arbeid en de winst die de aannemer over het gehele werk zou hebben gemaakt.
3.13
Terracon c.s. hebben in eerste aanleg als post c in reconventie betaling van NAf 205.668 gevorderd. Volgens hun toelichting is dit bedrag ontleend aan een begroting en zijn Terracon c.s. uitgegaan van hetgeen op het perceel gerealiseerd is. Een inzichtelijke berekening waarbij dit gevorderde bedrag wordt afgeleid van de door Terracon c.s. bedoelde begroting, heeft het Hof niet aangetroffen. Daardoor is voor het Hof onder meer niet duidelijk of in post c de in september en oktober 2017 verrichte werkzaamheden zijn begrepen, waarvoor Pias reeds heeft betaald. Ook is niet duidelijk of bij post c werkzaamheden worden opgevoerd die tot de fasen 1a en 1b behoren en waarvoor dus ook bij de posten d en e vergoedingen worden gevorderd.
Als post d in reconventie hebben Terracon c.s. betaling van NAf 404.791 gevorderd. Het Hof begrijpt dat dit bedrag als volgt is berekend:
20% x 106% x (NAf 1.655.258 + NAf 254.132) = NAf 404.791.
Deze berekening is erop gebaseerd dat blijkens specificaties van 18 juli 2018 de aanneemsommen voor de fasen 1a en 1b respectievelijk NAf 1.655.258 en NAf 254.132 exclusief omzetbelasting bedragen (productie 2a bij conclusie van antwoord, eis in reconventie). Op het totaal van deze bedragen is een opslag van 6% omzetbelasting toegepast. Over het totaal is 20% berekend op grond van art. 6 conceptcontract, eerste volzin.
Als post e in reconventie hebben Terracon c.s. betaling van NAf 181.829 gevorderd. Volgens hun toelichting is dit bedrag 10% van fasen 1a en 1b minus reeds uitgevoerde werken.
Het Hof begrijpt dat dit bedrag als volgt is berekend:
10% x (106% x (NAf 1.655.258 + NAf 254.132) - NAf 205.668) = NAf 181.829.
Deze berekening is gebaseerd op de reeds genoemde aanneemsommen voor de fasen 1a en 1b, een opslag voor omzetbelasting en aftrek van het bedrag van post c. Over het saldo is 10% berekend op grond van art. 6 conceptcontract, laatste volzin.
3.14
Terracon c.s. hebben aangevoerd dat de berekening van hun vorderingen geheel in lijn is met art. 7:764 lid 2 BW. Het Hof verwerpt dit standpunt. Het valt niet zonder meer in te zien dat het totaal van de posten c, d en e (bij benadering) gelijk is aan de prijs voor het gehele werk, verminderd met de besparingen als bedoeld in de wetsbepaling. Een toelichting die dit voldoende inzichtelijk zou kunnen maken, hebben Terracon c.s. niet gegeven, niet in eerste aanleg en niet in hoger beroep.
3.15
Terracon c.s. hebben in eerste aanleg in reconventie als posten f tot en met k bedragen gevorderd waarvan niet valt in te zien dat die onder de vergoeding als bedoeld in art. 7:764 lid 2 BW vallen te brengen. Kennelijk zien die posten op schadevergoeding. Terracon c.s. hebben echter geen grondslag voor een vordering tot schadevergoeding gesteld. Ingevolge art. 7:764 lid 1 BW waren Pias c.s. bevoegd de overeenkomst tussentijds op te zeggen. Er dient dan te worden afgerekend overeenkomstig art. 7:764 lid 2 BW zonder verdere schadevergoeding.
3.16
Art. 7:764 lid 2 BW Curaçao is gelijk aan zijn tegenhanger in het Burgerlijk Wetboek van Europees Nederland. De bepalingen moeten ook op gelijke wijze worden uitgelegd. Voor de aannemingsovereenkomst met een bepaalde prijs brengt art. 7:764 lid 2 BW mee dat de opdrachtgever die aanvoert dat de door hem verschuldigde ‘voor het gehele werk geldende prijs’ dient te worden verminderd met ‘de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien’, stelplicht en bewijslast heeft van het bestaan en de omvang van die besparingen. In dit verband rust echter op de aannemer een belangrijke mededelingsplicht (HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728, met verwijzing naar Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3, p. 39). Bij een regieovereenkomst zal het de aannemer zijn die moet bewijzen welke kosten hij heeft gemaakt en hoeveel winst hij derft (Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3, p. 39).
3.17
In eerste aanleg hebben Terracon c.s. geen voldoende inzichtelijke berekening gemaakt op de grondslag van art. 7:764 lid 2 BW Curaçao. Een dergelijke berekening van Terracon c.s. is vereist om enige geldvordering aan Terracon te kunnen toewijzen. Dit geldt zowel in het geval dat partijen zijn overeengekomen dat Terracon het gehele project zou uitvoeren (standpunt Terracon c.s.) als in het geval dat partijen dat niet zijn overeengekomen, maar dat het overeengekomen werk niettemin meer inhield dan het feitelijk verrichte werk (een door het Gerecht onder 15 van het tweede tussenvonnis genoemde mogelijkheid). Het geldt zowel in het geval van een bepaalde prijs (op basis van de door de Hoge Raad aangenomen ‘belangrijke mededelingsplicht’, zie 3.16 hiervoor) als in het geval van een regieovereenkomst. Het Gerecht heeft de reconventionele vorderingen reeds daarom terecht afgewezen. De grieven 1 en 4 behoeven daarom geen verdere bespreking.
Het door Terracon c.s. achtergehouden bedrag
3.18
In eerste aanleg hebben Terracon c.s. evenmin een voldoende onderbouwing gegeven van het bedrag dat zij op 30 augustus 2018 bij hun terugbetaling aan [geïntimeerde 2] hebben achtergehouden. Het Gerecht heeft Terracon c.s. in alle drie de vonnissen daarop gewezen (rov. 4.15 van het eerste tussenvonnis, rov. 10 en 11 van het tweede tussenvonnis en rov. 9 en 10 van het eindvonnis). Grief 2 is ten dele tegen deze overwegingen gericht, maar tevergeefs. In eerste aanleg hebben Terracon c.s. die onderbouwing niet gegeven. In hoger beroep hebben zij producties 32-34 overgelegd, maar niet toegelicht. Zonder toelichting valt niet in te zien hoe uit deze producties die onderbouwing kan worden afgeleid. Dit brengt mee dat Terracon c.s. onvoldoende verweer hebben gevoerd tegen de vorderingen in conventie.
Het petitum van Terracon c.s. in hoger beroep
3.19
In het petitum van de memorie van grieven staat dat Terracon c.s. concluderen, verkort weergegeven, dat het Hof de vorderingen van Pias c.s. in conventie alsnog afwijst en in reconventie Pias c.s. primair veroordeelt tot betaling van NAf 194.468 en subsidiair tot afrekening conform art. 7:752 lid 1 BW.
3.2
Het in dit petitum in reconventie primair gevorderde bedrag van NAf 194.468 kan, voor zover het Hof kan nagaan, op geen enkele manier gerelateerd worden aan art. 6 conceptcontract of aan art. 7:764 lid 2 BW of aan enige andere voldoende duidelijke grondslag voor een vordering in reconventie. Bij memorie van antwoord hebben Pias c.s. hierop gewezen (onder 7). In hun pleitnota in hoger beroep zijn Terracon c.s. daar niet op ingegaan. Bij de mondelinge behandeling heeft het Hof hierover vragen gesteld (zie p. 1 van het proces-verbaal). Het Hof heeft erop gewezen dat het in reconventie primair gevorderde bedrag van NAf 194.468 gelijk is aan het bedrag dat Terracon c.s. op grond van het eindvonnis van het Gerecht aan Pias c.s. moeten betalen. Dit heeft er niet toe geleid dat mr. Winter in zijn antwoord op de vragen van het Hof voldoende kenbaar voor het Hof en Pias c.s. heeft gemaakt waarom Pias c.s. dit bedrag zouden moeten betalen op basis van een reconventionele vordering.
3.21
Mr. De Winter heeft verklaard dat het bestreden vonnis niet ten uitvoer is gelegd. Het in het petitum van de memorie van grieven primair gevorderde bedrag is dus kennelijk ook niet bedoeld als een vordering tot terugbetaling van hetgeen Terracon c.s. ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald. Bij welwillende uitleg zou wellicht aangenomen kunnen worden dat het primair gevorderde bedrag op een verschrijving berust, ook al heeft mr. De Winter dat op de vragen van het Hof niet verklaard. Dat kan Terracon c.s. echter niet baten, omdat onvoldoende kenbaar is welk bedrag zij dan wel hebben bedoeld.
3.22
In het licht van hetgeen het Hof hiervoor onder 3.20 en 3.21 heeft overwogen, zou het in strijd met de eisen van een goede procesorde zijn om het petitum van de memorie van grieven zo te lezen dat Terracon concludeert tot volledige afwijzing van de vorderingen in conventie en volledige toewijzing van de vorderingen in reconventie, zoals die in eerste aanleg waren ingesteld. Op een dergelijke uitleg behoefden Pias c.s. redelijkerwijs niet bedacht te zijn. Die uitleg zou Terracon c.s. overigens niet baten, want gelet op hetgeen het Hof hiervoor heeft geoordeeld, zijn de reconventionele vorderingen van Terracon c.s. in eerste aanleg niet gebaseerd op een inzichtelijke berekening en reeds op die grond niet toewijsbaar en hebben Terracon c.s. ook onvoldoende verweer gevoerd tegen de vorderingen in conventie.
3.23
Het Hof leest het petitum van de memorie van grieven zo, wat de vorderingen in reconventie betreft, dat Terracon c.s. in hoger beroep willen afrekenen op basis van art. 7:764 lid 2 BW:
- primair met toepassing van art. 6 conceptcontract als een beding dat volgens Terracon c.s. in lijn is met die wettelijke bepaling;
- subsidiair op basis van een bij het sluiten van de overeenkomst voor het gehele werk bepaalde prijs (als bedoeld in art. 7:764 lid 2 BW); en
- meer subsidiair op basis van een redelijke prijs voor het gehele werk (vandaar de verwijzing naar art. 7:752 lid 1 BW in het petitum van de memorie van grieven).
3.33
In al die varianten stuit toewijzing van de vorderingen in reconventie erop af dat Terracon c.s. geen inzichtelijke berekening aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd en zij aldus niet hebben voldaan aan hun belangrijke mededelingsplicht of stelplicht. Daar komt bij dat het totaalbedrag in de primaire en subsidiaire variant (NAf 194.468) mogelijk op een verschrijving berust en in elk geval geen duidelijke grondslag heeft en dat Terracon c.s. bij de meer subsidiaire variant in het geheel geen totaalbedrag hebben genoemd.
Slotsom
3.24
Op grond van voorgaande overwegingen blijft het bestreden eindvonnis in stand wat betreft de afwijzing van de reconventionele vorderingen.
3.25
Op grond van voorgaande overwegingen blijft het bestreden eindvonnis ook in stand wat betreft het toegewezen geldbedrag in conventie. Terracon hebben ook geen grieven geformuleerd die in het bijzonder zien op de grondslag of de hoogte van die toewijzing.
3.26
Tegen de overige (niet-financiële) toewijzingen in conventie hebben Terracon c.s. geen grieven gericht. Het Hof heeft er geen bedenkingen bij. Die blijven dus ook in stand.
3.27
Bij deze uitkomst hoeft niet onderzocht te worden of er grond is of was voor ontbinding van de overeenkomst.
3.28
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Terracon c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling in hoger beroep zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat Pias c.s. daar niet toe hebben geconcludeerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Terracon c.s. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Pias c.s. gevallen en tot op heden begroot op Cg 506,64 aan verschotten en Cg 10.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.G. ter Veer en E.P. van Unen, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.