ECLI:NL:OGHACMB:2025:25

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
SXM2024H00009, SXM2024H00064, SXM2024H00065 en SXM2024H00066
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake naheffingsaanslagen door USZV

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Paradise Beach Hotel N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, die op 15 december 2023 de beroepen van Paradise tegen de bestreden beschikkingen van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De bestreden beschikkingen, gedateerd op 26 mei 2023, werden op 24 mei 2023 uitgereikt, waarmee de beroepstermijn van zes weken op 25 mei 2023 begon. Paradise stelde dat de termijnoverschrijding van twee dagen niet aan haar toe te rekenen was, omdat de dagtekening van de beschikkingen een fout van USZV zou zijn. Het Hof oordeelde echter dat de dag van uitreiking bepalend is voor de aanvang van de beroepstermijn, en dat de rechtsmiddelclausule in de beschikkingen correct was. Paradise werd bijgestaan door een professionele gemachtigde, maar het Hof concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. USZV werd niet veroordeeld tot proceskosten.

Uitspraak

SXM2024H00009, SXM2024H00064, SXM2024H00065 en SXM2024H00066
Datum uitspraak: 14 februari 2025
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Paradise Beach Hotel N.V., gevestigd in Sint Maarten (hierna: Paradise),
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 15 december 2023 in zaak nr. SXM202300855, in het geding tussen:
appellante,
en
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (hierna: USZV)

Procesverloop

Bij vier afzonderlijke beschikkingen van onderscheidenlijk 15 december 2018, 17 december 2019 en 24 september 2020 heeft USZV aan Paradise naheffingsaanslagen premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering voor de jaren 2013 tot en met 2016 opgelegd.
Bij vier afzonderlijke beschikkingen met dagtekening 26 mei 2023, uitgereikt op 24 mei 2023, heeft USZV de door Paradise daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard (hierna: bestreden beschikkingen).
Bij uitspraak van 15 december 2023 heeft het Gerecht de door Paradise tegen de bestreden beschikkingen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Paradise hoger beroep ingesteld.
USZV heeft een verweerschrift ingediend.
Paradise heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaken gevoegd op een zitting behandeld op 20 januari 2025. Paradise werd vertegenwoordigd door T. Jandroep, rechtsbijstandverlener, en USZV werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok, advocaat.

Overwegingen

Inleiding
1. Paradise exploiteert onder de naam Belair Beach Hotel een hotel in Philipsburg en heeft ongeveer 25 werknemers in dienst. USZV heeft over de jaren 2013 tot en met 2017 een looncontrole gedaan bij Paradise ter bepaling van de loonsommen voor de heffing van premie op grond van de Landsverordening ziekteverzekering (hierna: Lzv), de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: Lov) en de Cessantia-landsverordening. Daarvan is een conceptlooncontrolerapport vastgesteld. Op 11 oktober 2018 heeft Paradise daar schriftelijk op gereageerd en op 24 oktober 2018 is deze reactie met USZV besproken. Daarna is op 6 november 2018 een definitief looncontrolerapport vastgesteld. Op basis van het definitieve looncontrolerapport heeft USZV naheffingsaanslagen voor de Lzv en de Lov opgelegd voor de jaren 2013 tot en met 2016. Voor het jaar 2013 is een naheffingsaanslag van NA
f48.739,- opgelegd, voor het jaar 2014 NA
f60.900,- voor het jaar 2015 NA
f64.275,- en voor het jaar 2016 NA
f72.328,-.
1.1.
Op 19 oktober 2021 heeft Paradise bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de gronden van het bezwaar op 11 april 2022 aangevuld. USZV heeft de gemaakte bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren vervolgens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve herziening. Daarin heeft USZV geen aanleiding gezien de naheffingsaanslagen te verminderen, met uitzondering van de cessantia-bijdrage voor het jaar 2013.
Aangevallen uitspraak
2. Het Gerecht heeft het beroep wegens termijnoverschrijding nietontvankelijk verklaard. De bestreden beschikkingen zijn gedagtekend op 26 mei 2023, maar uitgereikt op 24 mei 203. Op die dag heeft een medewerker van Paradise voor ontvangst van de beschikkingen getekend. De beschikkingen zijn dus op 24 mei 2023 gegeven en op die dag is de beroepstermijn van zes weken ingegaan. Deze termijn verstreek op 5 juli 2023. Het beroepschrift van 7 juli 2023 is buiten deze termijn ingediend. Er is geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De bestreden beschikkingen zijn op 24 mei 2023 uitgereikt. De dagtekening van 26 mei 2023 kan niets veranderen aan de datum van uitreiking. Het had Paradise duidelijk kunnen zijn dat een en ander berust op een kennelijke verschrijving. Zelfs als uit wordt gegaan van de datum dagtekening, is het beroep te laat ingediend. Voorts is de gemachtigde van Paradise tijdig binnen de beroepstermijn betrokken geraakt en had hij op z'n minst een pro forma beroepschrift in kunnen dienen, aldus het Gerecht.
Hoger beroep
3. Paradise betoogt dat het Gerecht haar bezwaren ten onrechte nietontvankelijk heeft verklaard. Zij voert daarover aan dat de dagtekening van 26 mei 2023 berust op een fout van USZV. Als gevolg daarvan is zij op het verkeerde been gezet ten aanzien van de aanvang van de beroepstermijn. Deze door USZV erkende fout mag niet voor risico van Paradise komen. Zij wijst er voorts nog op dat de eigenaren van Paradise de Nederlandse taal niet machtig zijn.
3.1.
Artikel 16 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) luidt voor zover hier van belang:
"1. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, of geldt als geweigerd.
2. De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven.
3. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de indiener aantoont dat de termijnoverschrijding het gevolg is van niet aan hem toe te rekenen bijzondere omstandigheden en dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
[…]"
3.2.
Gelet op het eerste en het tweede lid van artikel 16 van de Lar is voor de aanvang van de beroepstermijn de dagtekening van de beschikking niet relevant, maar de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt. Vaststaat dat de beschikking op 24 mei 2023 aan een werknemer van Paradise is uitgereikt. De beroepstermijn is dan één dag later op 25 mei 2023 aangevangen en zes weken later op 5 juli 2023 geëindigd. Het Gerecht is gelet hierop terecht tot de conclusie gekomen dat het beroepschrift twee dagen te laat ingediend is.
Evenals het Gerecht ziet het Hof geen grond voor het oordeel dat deze termijnoverschrijding van twee dagen het gevolg is van niet aan Paradise toe te rekenen bijzondere omstandigheden. De beschikkingen zijn op 24 mei 2023 uitgereikt. Bij de beschikkingen is vermeld dat binnen zes weken na uitreiking beroep kan worden ingesteld bij het Gerecht. Deze rechtsmiddelclausule is juist. Dat de beschikkingen op 26 mei 2023 zijn gedateerd maakt dit niet anders. Paradise werd bijgestaan door een professionele gemachtigde. Deze gemachtigde heeft op de zitting van het Hof verklaard dat hij de ontvangst van een machtiging van Paradise heeft afgewacht alvorens beroep in te stellen omdat hij ervan uitging dat zonder machtiging geen ontvankelijk beroep kan worden ingesteld. Die veronderstelling is echter niet juist. Zoals ook blijkt uit artikel 7 van het Procesreglement 2022 voor bestuursrechtelijke zaken en ambtenarenzaken in eerste aanleg en in hoger beroep, gaat het hier om een herstelbaar verzuim en moet ook gelegenheid worden geboden om dit verzuim te herstellen. Het hebben van een machtiging is dus (in ieder geval) niet vereist om een voorlopig beroepschrift in te dienen. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond, zodat de aangevallen aanspraak moet worden bevestigd.
5. USZV hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025
.