ECLI:NL:OGHACMB:2025:270

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
SXM2025H00035
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen appellant en Kelmador Holdings N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin zijn verzoeken met betrekking tot een arbeidsovereenkomst met Kelmador Holdings N.V. zijn afgewezen. [appellant] beschouwt zichzelf als pleegzoon van wijlen [persoonsnaam 1] en stelt dat hij sinds 1979 in dienst is van Kelmador. De zaak draait om de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst, wat door het Gerecht werd ontkend. Het Hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij [appellant] zijn grieven heeft gepresenteerd. De rechters hebben de argumenten van [appellant] beoordeeld aan de hand van de Haviltexmaatstaf, die vereist dat de rechten en verplichtingen van partijen worden vastgesteld om te bepalen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het Hof concludeert dat de werkzaamheden van [appellant] niet passen binnen de definitie van een arbeidsovereenkomst, maar eerder die van een bestuurder met zelfstandigheid. Het Hof bevestigt de beslissing van het Gerecht en wijst de verzoeken van [appellant] af, met uitzondering van een schadevergoeding van Cg 2.000,- die eerder was toegewezen. De kosten van het hoger beroep worden aan [appellant] opgelegd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Uitspraak: 22 oktober 2025
Zaaknr: SXM202500095 – SXM2025H00035
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend in Sint Maarten,
in eerste aanleg verzoeker,
thans appellant,
zonder gemachtigde,
-tegen-

1.de naamloze vennootschap KELMADOR HOLDINGS N.V.,

gevestigd in Sint Maarten,

3.[bestuurder 2],

in eerste aanleg verweerders, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. P.A.M. Brandon.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [appellant], Kelmador, [bestuurder 1] en [bestuurder 2] worden genoemd en de drie laatsten zullen gezamenlijk als geïntimeerden worden aangeduid.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Verwezen wordt naar de op 2 april 2025 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht). De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2 [
appellant] is in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking door indiening op 9 mei 2025 van een beroepschrift met producties.
1.3
Geïntimeerden hebben op 20 augustus 2025 een verweerschrift, met producties, ingediend.
1.4
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgehad op 26 augustus 2025 in het Court House in Sint Maarten. Daar is verschenen [appellant]. [bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn verschenen, ook namens Kelmador, bijgestaan door hun gemachtigde. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, beiden aan de hand van een pleitnota. Ook zijn vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Uitspraak is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 [
appellant] beschouwt zichzelf als pleegzoon van wijlen [persoonsnaam 1], die in 2023 is overleden. [bestuurder 1] en [bestuurder 2] zijn wettige kinderen van [persoonsnaam 1].
2.2 [
persoonsnaam 1] was UBO van Kelmador en Sea Haven Development Company Ltd., een vennootschap gevestigd in Anguilla (Sea Haven). Sinds 1990 is Sea Haven enig aandeelhouder en bestuurder van Kelmador.
2.3 [
appellant] was vanaf juli 1990 enig bestuurder van Sea Haven, vanaf april 2019 was hij dat samen met [bestuurder 1]. [appellant] hield zich bezig met het onderhoud van de gebouwen en het innen van de huren en huurachterstanden bij de huurders.
2.4
Op 5 juli 2024 heeft een aandeelhoudersvergadering van Kelmador plaatsgehad. [appellant] was daarvoor uitgenodigd, maar is niet verschenen. De aandeelhoudersvergadering heeft Sea Haven als bestuurder van Kelmador ontslagen en [bestuurder 1] en [bestuurder 2] als bestuurders benoemd.
2.5
Bij een e-mail van 26 juli 2024 heeft Kelmador aan [appellant] toegestuurd:
- het besluit genoemd in 2.4
- een brief waarin [appellant] wordt meegedeeld:
(…) Based on the resolution passed by the shareholders present on July 5th, 2024, it has been decided that you are required to vacate the office and premises of Kelmador Holdings N.V. with immediate effect.
-een brief waarin [appellant] wordt meegedeeld:
(…) therewith your appointment is terminated as well. (…) You are released from your duties, with immediate effect and must vacate the premises of the company. (…).
2.6
Op 26 juli 2024 is in aanwezigheid van de politie de kantoorruimte van Kelmador en de bijbehorende studio aan Front Street 44 in Sint Maarten ontruimd. [appellant] is de toegang tot het gebouw ontzegd.
2.7
Bij bericht van 29 juli 2024 hebben [bestuurder 1] en [bestuurder 2] de huurders van Kelmador bericht dat [appellant] niet langer bevoegd is om de huren te innen.
2.8
Op 9 augustus 2024 heeft Kelmador een bericht geplaatst in The Daily Herald waarin zij meedeelde dat
‘’(…) {appellant] no longer serves as the Representative of the company, effective July 5th, 2024. No transactions of any kind for and on behalf of the company are to be executed with [appellant].”
2.9
Bij e-mail van [appellant] van 20 augustus 2024 aan Kelmador maakt hij bezwaar tegen het (in zijn visie) ten onrechte gegeven ontslag.
3. De procedure bij het Gerecht
3.1 [
appellant] heeft het Gerecht verzocht, samengevat weergegeven, om:
1. te verklaren voor recht:
- dat hij in dienst is van Kelmador sinds 1979 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd,
- dat het ontslag van 26 juli 2024 door Kelmador niet rechtsgeldig is,
- dat het gedrag van [bestuurder 1] en [bestuurder 2] op 26 juli 2024 (de toegang weigeren tot het kantoor en de bijbehorende studio onder onnodige inschakeling van de politie die [appellant] heeft verwijderd) onnodig grievend en onrechtmatig was waardoor hij schade heeft geleden welke schade moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure,
2. Kelmador te gebieden om hem onmiddellijk te werk te stellen en alle persoonlijke goederen aan hem te retourneren
3. Kelmador te veroordelen tot onmiddellijke betaling van zijn achterstallige salaris, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
alles onder verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000 per dag dat geïntimeerden nalaten aan enig gegeven bevel te voldoen, met veroordeling van hen in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Het Gerecht heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van [appellant] voor zover gebaseerd op een arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat daarvan naar het oordeel van het Gerecht geen sprake is. De vordering tot schadevergoeding heeft het Gerecht toegewezen tot een bedrag van US$ 2.000.
4. De beoordeling
De vordering in hoger beroep
4.1
In hoger beroep verzoekt [appellant] het Hof om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog zijn vorderingen (volledig) toe te wijzen. Hij voert daartoe twee grieven (‘Arguments’) tegen de bestreden beschikking aan.
Geen sprake van een arbeidsovereenkomst (Argument 2: Employment Rights)
4.2
De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. De vraag is dus welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie) (Hoge Raad 4 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746, herhaald in Hoge Raad 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443, de Deliveroo-zaak).
4.3 [
appellant] stelt, onder meer onder overlegging van brieven van [persoonsnaam 1], dat hij sinds 1979 ‘employee’ was van Kelmador. Een schriftelijke vastlegging van zijn rechten en verplichtingen ontbreekt. Uit de stukken en uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en voor zover die niet zijn betwist door de ander stelt het Hof vast dat de werkzaamheden van [appellant] bestonden uit het zorgen voor en het aansturen van het onderhoud aan de gebouwen en het innen van de huren en huurachterstanden bij de huurders. [appellant] was sinds juli 1990 statutair directeur van Sea Haven. Hij bleef min of meer dezelfde werkzaamheden uitvoeren. Inmiddels was [persoonsnaam 1] druk met zijn werkzaamheden als mayor van Saint Martin. Hetgeen [appellant] stelt over de rechten en verplichtingen die hij met Kelmador was overeengekomen, geven het beeld dat hij een zeer grote mate van vrijheid had bij het invullen van zijn werkzaamheden en het indelen daarvan. [appellant] verklaart weliswaar dat [persoonsnaam 1] hem soms ‘instructions’ gaf maar wat die inhielden of waartoe die strekten is niet toegelicht of gebleken. Bovendien verklaart [appellant] tegelijkertijd dat [persoonsnaam 1] tijdens de periode van zijn burgemeesterschap geen tijd had voor zijn persoonlijke en commerciële zaken, en volledig op [appellant] leunde.
4.4
Het voorgaande brengt het Hof tot het oordeel dat de rechten en verplichtingen die [appellant] had, zoals hiervoor uiteengezet, niet passen bij een (gezagsverhouding in het kader van een) dienstverband maar wel bij een bestuurder met een grote mate van zelfstandigheid. Sinds 23 juli 1990 was [appellant] ook daadwerkelijk bestuurder in Sea Haven, de aandeelhouder van Kelmador. Dat [appellant] daarnaast in dienst is geweest of gebleven van Kelmador is niet aannemelijk. Ook is onvoldoende gebleken dat [appellant] loon ontving van Kelmador. Het Hof verwijst daarvoor naar wat het Gerecht daarover in de bestreden beschikking in de rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4 heeft overwogen en maakt die overwegingen tot de zijne.
4.5
De conclusie is dan ook dat in juli 2024 geen sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Kelmador. Voor zover de verzoeken van [appellant] daarop zijn gebaseerd zijn die niet toewijsbaar en de daartegen gerichte grief slaagt niet.
Vennootschapsrechtelijke perikelen (Argument 1: Corporate Governance)
4.6 [
appellant] stelt dat de besluiten die zijn genomen op de aandeelhoudersvergadering van Kelmador van 5 juli 2024 aantastbaar zijn op grond van vennootschapsrechtelijke bepalingen. Daargelaten dat [appellant] aan die stelling geen duidelijk verzoek verbindt, is niet gebleken dat de wettelijke bepalingen en statuten niet volledig of niet goed zijn nageleefd, zoals geïntimeerden terecht aanvoeren. De aandeelhoudersvergadering is volgens de daarvoor geldende vereisten (wettelijk en op grond van de statuten van Kelmador) uitgeschreven. Sea Haven was de aandeelhouder van Kelmador en de aandeelhouders van Sea Haven, inclusief [appellant], zijn conform de daarvoor geldende vereisten opgeroepen. [appellant] was, dat heeft hij erkend, van de aandeelhoudersvergadering op de hoogte. Desondanks is hij niet verschenen. Waarom de tijdens de vergadering genomen besluiten niet rechtsgeldig zijn heeft [appellant] onvoldoende toegelicht. Ook deze grief van [appellant] gaat dus niet op.
Schadevergoeding
4.7
Het Gerecht heeft aan [appellant] een bedrag toegewezen van Cg 2.000,- als schadevergoeding (smartengeld) wegens de diffamerende en onnodig grievende wijze waarop [appellant] uit zijn kantoor is verwijderd en de plaatsing door Kelmador van het bericht in The Daily Herald. [appellant] noch geïntimeerden hebben een specifieke grief gericht tegen de toewijzing van dit bedrag (tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat het toegewezen bedrag inmiddels volledig is betaald aan [appellant]) en de afwijzing van de verzochte verwijzing naar de schadestaatprocedure. Het Hof ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor een vernietiging van de bestreden beschikking op dit punt.
Teruggave persoonlijke bezittingen
4.8
Hetgeen het Hof in 4.7 heeft overwogen geldt ook voor het verzoek tot teruggave van de persoonlijke bezittingen van [appellant], voor zover hij dat in hoger beroep opnieuw aan de orde wil stellen. Het Hof verwijst tevens naar r.ov. 4.7 van de bestreden beschikking en maakt die overweging tot de zijne.
Slotsom
4.9
Het hoger beroep slaagt niet. Het Hof zal de bestreden beschikking bevestigen en [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking,
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van de werkgever gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Cg 2.000,- aan gemachtigdensalaris,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, E.A. Saleh en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten op 22 oktober 2025 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.