ECLI:NL:OGHACMB:2025:307

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
SXM2018H00124
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging overeenkomst tot opdracht en matiging contractuele boete

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om de tussentijdse beëindiging van een overeenkomst tot opdracht tussen het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering (SZV) en de besloten vennootschap E's Solutions A.B.V. (ES). De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, die het Hof had terugverwezen voor verdere behandeling. SZV had de engagement letter met ES willen ontbinden zonder vergoeding, terwijl ES in reconventie betaling van een aanzienlijk bedrag vorderde. Het Hof oordeelde dat de engagement letter niet rechtsgeldig was opgezegd door SZV, en dat er geen sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Het Hof matigde de contractuele boete die aan SZV was opgelegd, omdat de hoogte van de boete in verhouding tot de geleden schade buitensporig was. Uiteindelijk werd de vordering van SZV tot terugbetaling van teveel betaalde bedragen toegewezen voor zover deze meer dan NAf 600.000,- bedroeg. Het Hof bevestigde het bestreden vonnis in conventie en vernietigde het in reconventie, waarbij het opnieuw recht deed zoals in het dictum weergegeven.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2025
Registratienummer: SXM201600390 – SXM2018H00124
Uitspraak: 16 december 2025
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS NA CASSATIE EN VERWIJZING
in de zaak van:
de rechtspersoon naar publiek recht
UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN
ZIEKTEKOSTENVERZEKERING,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg eiseres in conventie en gedaagde in reconventie,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. C.R. Rutte en E.R. de Vries,
- tegen -
de besloten vennootschap
E'S SOLUTIONS A.B.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
in eerste aanleg gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
thans procederend bij haar directeur [naam directeur ES] (voorheen gemachtigde: mr. J.J. Rogers).
Partijen worden hierna SZV en ES genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 14 februari 2020 verwijst het Hof naar zijn vonnis van die datum. Bij dat vonnis heeft het Hof het bestreden vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht) van 12 juni 2018 vernietigd en voor recht verklaard dat de engagement letter is beëindigd met wederzijds goedvinden, zonder toekenning van een vergoeding, en ES veroordeeld tot terugbetaling van de bedragen die SZV op basis van het bestreden vonnis aan ES heeft betaald, tot een maximum van NAf 1.757.550,-.
1.2
Bij arrest van 4 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:127) heeft de Hoge Raad het vonnis van het Hof vernietigd en het geding naar het Hof teruggewezen ter verdere behandeling en beslissing.
1.3
Op de rol van 18 oktober 2023 heeft SZV een memorie na cassatie, met producties, genomen en heeft ES een memorie na cassatie, tevens houdende verweer tegen de vordering tot ongedaanmaking, met producties, genomen.
1.4
Op de digitale rolzitting van 13 december 2023 heeft SZV een akte uitlating producties, tevens akte uitlating eiswijziging, genomen en heeft ES een akte uitlating producties genomen.
1.5
Bij e-mail van 13 december 2023 heeft SZV geprotesteerd tegen het indienen van een akte uitlating door ES.
1.6
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling na cassatie en terugwijzing

Akte uitlating producties ES
2.1
Aan zijn protest tegen het indienen van de akte uitlating producties zijdens ES heeft SZV ten grondslag gelegd dat alleen SZV, dus niet ook ES, in de gelegenheid is gesteld om een akte uitlating producties te nemen, omdat ES bij haar memorie na cassatie nieuwe stukken had ingediend en SZV niet.
2.2
Inderdaad heeft ES bij haar memorie na cassatie nieuwe stukken in het geding gebracht. De producties die SZV bij zijn memorie na cassatie heeft ingebracht zijn het arrest van de Hoge Raad en de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad in deze zaak, en als zodanig dus een reeds bekende rechterlijke uitspraak en conclusie.
2.3
Niettemin blijkt uit een aantekening van de griffier in de rol van 18 oktober 2023 dat de zaak naar een nadere rol is verwezen voor akte uitlating producties aan de zijde van beide partijen en blijkt uit een aantekening van de griffier in de digitale rol van 13 december 2023 dat beide aktes zijn toegestaan.
2.4
Gezien het hiervoor onder 2.2 overwogene zal het Hof echter geen acht slaan op de akte uitlating producties van ES. In zijn memorie na cassatie is ES al ingegaan op het arrest van de Hoge Raad en het is, gelet op het beginsel dat een eerlijk evenwicht bestaat tussen partijen in een proces, niet de bedoeling dat ES daartoe nogmaals in de gelegenheid wordt gesteld na kennisneming van de memorie na cassatie van SZV.
Omvang van het geding na cassatie en terugwijzing
2.5
Na cassatie en terugwijzing dient met inachtneming van wat de Hoge
Raad in zijn arrest heeft overwogen te worden beslist over de geschilpunten die als gevolg van de vernietiging van het in cassatie bestreden vonnis weer open zijn komen te liggen, alsmede over eventuele in appel nog niet eerder beoordeelde kwesties. Aan zijn eerder gegeven eindbeslissingen is het Hof in beginsel gebonden voor zover die beslissingen in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden. Dergelijke niet of tevergeefs bestreden beslissingen zijn onaantastbaar geworden en binden de verwijzingsrechter, ook al is de in cassatie bestreden uitspraak door de Hoge Raad vernietigd.
Feiten
2.6
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.6.1
SZV heeft de advisering en ondersteuning van SZV op het gebied van Governance, Risk (Management) en Compliance opgedragen aan ES. Partijen hebben daartoe op 10 juli 2015 een mantelovereenkomst tot opdracht (hierna: de mantelovereenkomst) gesloten. In de mantelovereenkomst staat, voor zover van belang:
Artikel 2. Werkzaamheden
(…)
2. Verzoeken tot advisering en/of ondersteuning worden door SZV zo veel mogelijk schriftelijk gespecifieerd en aan E's Solutions voorgelegd door een daartoe door SZV aan te wijzen gemachtigde. (...)
3. Na voorlegging worden, voor zover mogelijk, nadere afspraken gemaakt tussen SZV en E’s Solutions met betrekking tot de doorlooptijd, geschatte urenbesteding en eventuele projectafbakening.
Artikel 3. Informatie-uitwisseling
(...)
2. E’s Solutions verschaft tijdens de uitvoering van de opdracht aan SZV de informatie die voor SZV en gelieerde fondsen van belang is. Tevens verschaft E’s Solutions periodieke dan wel tussentijdse voortgangsrapportages en informatie aan SZV.
(…)
Artikel 5. Wijziging in de uitvoering
SZV kan te allen tijde wijzigingen aanbrengen in de wijze waarop de uitvoering van de werkzaamheden door E’s Solutions geschiedt. Deze wijzigingen dienen tijdig en verantwoord te zijn.
(…)
Artikel 9. Einde van de overeenkomst
SZV kan met onmiddellijke ingang de overeenkomst met E’s Solutions opzeggen. In geval van beëindiging is SZV de kosten van de werkzaamheden verschuldigd die door E’s Solutions zijn gemaakt tot het moment van de ontvangst van de melding van de beëindiging. Kosten in verband met het overdragen van werkzaamheden aan een door SZV aan te wijzen partij zullen eveneens in rekening worden gebracht.
2.6.2
Bij e-mail van 23 december 2015 heeft de directeur van ES een
concept-engagement lettergezonden aan SZV, met het verzoek om zijn reactie daarop. Bij e-mailbericht van dezelfde dag heeft de directiesecretaris van SZV daarop de volgende reactie gegeven:
Hereby my remarks. In regard to the project(s), I think you need to attach a detailed project dossier for each separate project to this engagement letter. Now it is not exactly clear how, when, where you & your team support will be executed and what will be delivered. It comes over very vague.
2.6.3
Bij brief van 26 februari 2016 heeft ES aan SZV een voorstel gedaan voor een aangepaste engagement letter.
2.6.4
Op 1 maart 2016 zijn partijen deze engagement letter overeengekomen. Daarin zijn onder meer opgenomen ‘services/activities’ voor de volgende vier (sub)projecten:
In order to support the organization in achieving its goals, E's Solutions will provide a phased-approach consisting of subprojects taking into account the scope, nature and needs of the organization. The services and/or activities to be provided shall include a focus on the role of communication within the organization and will also take into account the intended migration to a new location within the duration of the agreement. The initial subprojects include but are not limited to:
1. Provide assistance in the coordination and development process related to "One Stop Shop Approach Customer Service. Front Office and Back office processes will be described introduced and implemented (including diagnosis, design, knowledge transfer and implementation, follow-up).
2. Registration and claims software design and implementation. In order to minimize human error the updating of the registration and claims software will insure legal compliance in the registration and claims process and provide SZV with a transparent compliance audit trail. This will empower employees to execute their tasks with confidence as part of the improved customer care.
3. Development Training Program. Training needs and goals will be identified. This will be followed by the identifying of employees and planning requirements. The implementation of the decided upon trainings will be the final phase of this subproject
4. Migration process assistance. Paperless environment. E's solutions will assist in creating a strategy for implementing a paperless work environment which will help SZV become more environmentally responsible while enjoying cost saving benefits, improving data security and increasing customer satisfaction.
2.6.5
De engagement letter bevat verder het volgende beëindigingsbeding:
Contrary to the right to terminate at any time as mentioned in the Mantelovereenkomst, the services and/or activities referenced herein will be provided for a minimum period of 36 months commencing on March 1, 2016. Early termination on part of SZV for any reason will require a payment of a penalty equal to the total weekly minimum amount of remaining hours over the remainder of the agreement multiplied by the hourly rate of the lead consultant.
2.6.6
Op 31 maart 2016 heeft ES aan SZV het "Project Management Plan Compliance Project SZV" (hierna: het projectplan) doen toekomen. Daarin is onder meer het volgende vermeld. Van de vier in de overeenkomst van 1 maart 2016 vermelde subprojecten zijn daarin de
deliverablesopgenomen (p. 3). Verder is daarin een planning opgenomen, waarbij de diverse stappen in de vier projecten zijn weergegeven. Bij de stappen in project (1) en een deel van de stappen in project (2) is per stap weergegeven wat de begin- en de einddatum zijn, wat de duur van dat onderdeel zal zijn, in hoeverre dat onderdeel is verwezenlijkt en aan wie de desbetreffende werkzaamheden zijn toegewezen. Bij de rest van de stappen in project (2) en die in de projecten (3) en (4) ontbreekt deze weergave en is in het opmerkingenveld weergegeven
"this is tentative until site visit". Op 8 april 2016 heeft ES aan de hand van het projectplan een presentatie gegeven aan SZV.
2.6.7
Bij onder meer een e-mail van de directiesecretaris van de SZV van 19 april 2016 en een brief van de interim-directeur van SZV van 17 mei 2016 is de directeur van ES onder meer verzocht om een (nieuwe) planning en een overzicht van deliverables van het project aan te leveren. Bij laatstvermelde brief is tevens te kennen gegeven dat bij de presentatie van 8 april 2016 door SZV een aantal eisen zijn gesteld aan de door ES te verrichten werkzaamheden, onder meer dat de rol van ES zal worden afgebakend tot
"compliance vanuit een legislative perspective, geen automatisering". ES is daarbij verzocht om
"per ommegaande de nieuwe tijdsplanning en deliverables op te leveren"en
"met SZV rond de tafel te gaan zitten om de andere punten die de directeur tijdens de presentatie van 8 april jl. naar voren bracht af te wikkelen".
2.6.8
Op voormelde verzoeken heeft de directeur van ES onder meer bij e-mail van 19 april 2016, memo van 6 mei 2016 en e-mailberichten van 11 en 24 mei 2016 gereageerd. Daarbij heeft hij onder meer te kennen gegeven dat een groot deel van de deliverables samenhangen met de technische ondersteuning die door een derde zal worden geboden. Daartoe is een begroting opgesteld, die goedkeuring van SZV behoeft. Steeds is ook om deze goedkeuring verzocht.
2.6.9
Gedurende de periode van april tot en met juni 2016 heeft ES bij verschillende facturen SZV verschillende bedragen in rekening gebracht voor door haar verrichtte werkzaamheden. Deze facturen zijn deels door SZV voldaan.
2.6.10
Op 5 juli 2016 heeft er een vergadering plaatsgevonden ten kantore van SZV waarbij partijen hebben geprobeerd de samenwerking vlot te trekken.
2.6.11
Bij brief van 6 juli 2016 heeft de advocaat namens SZV aan de advocaat van ES geschreven, voor zover relevant:
Voor SZV is de situatie niet langer houdbaar. [naam directeur ES][de directeur van ES, opm. Hof]
blijft facturen zenden voor aanzienlijke bedragen zonder dat SZV enige controle heeft op de door [naam directeur ES] uitgevoerde werkzaamheden en gefactureerde kosten. (...) De voorgestelde vier (4) projecten van [naam directeur ES] in de huidige vorm zijn daardoor onuitvoerbaar en overbodig geworden.
Ingevolge dit schrijven, deelt SZV uw cliënt dan ook mede dat [naam directeur ES] SZV geen andere keuze laat dan de Mantelovereenkomst op te zeggen. Ter zake het getekende schrijven van [naam directeur ES] gedateerd op 26 februari 2016, zal SZV het Gerecht in Eerste Aanleg te Sint Maarten verzoeken deze - in zoverre vereist - te ontbinden zonder toekenning van enige vergoeding (...).
Vorderingen
2.7
SZV heeft – na eisvermeerdering in hoger beroep – gevorderd:
primair: i) de engagement letter te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding; ii) ES te veroordelen tot terugbetaling aan SZV van de bedragen die op basis van het in hoger beroep vernietigde vonnis reeds aan ES zijn betaald, tot een maximum van NAf 1.757.550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair: voor recht te verklaren dat SZV de engagement letter mag opzeggen, althans (buitengerechtelijk) mag ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding;
meer subsidiair: voor recht te verklaren dat ES de engagement letter heeft opgezegd, zonder toekenning van een vergoeding;
nog meer subsidiair: voor recht te verklaren dat de engagement letter is beëindigd met wederzijds goedvinden, zonder toekenning van een vergoeding.
nog meer subsidiair: de opzeggingsboete te matigen naar nihil, althans naar een door uw Hof in goede justitie te bepalen bedrag.
2.8
ES heeft in reconventie gevorderd:
Betaling van NAf 1.863.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten.
Bestreden beslissing
2.9
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen van SZV afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen tot een bedrag van NAf 1.738.800,-.
Verdere beoordeling in hoger beroep
2.1
Het oordeel van het Hof dat ES niet is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de engagement letter (vervat in rov. 3.4. van het vernietigde Hofvonnis van 14 februari 2020), is in cassatie niet bestreden. Dit houdt in dat thans vast staat dat ES niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen zoals neergelegd in de engagement letter.
2.11
Grief 3 is gericht tegen het oordeel van het Gerecht dat de brief van SZV van 6 juli 2016 een opzegging van de engagement letter bevat. De SZV wilde deze immers niet opzeggen – zijnde een eenzijdige rechtshandeling – maar ontbinding ervan vragen bij de rechter. Wanneer dat niet gehonoreerd zou worden zou SZV bereid zijn door te gaan met ES, althans een andere oplossing te zoeken. Als er al sprake is van een opzegging heeft ES zelf de engagement letter opgezegd en niet SZV, omdat ES vanaf juli 2016 haar werkzaamheden heeft gestaakt en al vanaf 11 mei 2016 uit haar gedragingen volgde dat zij de werkzaamheden niet meer wilde uitvoeren. Hierdoor is het beëindigingsbeding niet van toepassing is, aldus steeds SZV.
2.12
Volgens ES heeft SZV met de brief van 6 juli 2016 de hele opdrachtrelatie beëindigd, mede getuige het onderwerp van de brief
“Re: Einde overeenkomst van opdracht”. SZV wilde geen uitvoering meer geven aan de mantelovereenkomst noch aan de engagement letter. ES was steeds bereid de opdracht te blijven uitvoeren en heeft zulks laatstelijk bij de vergadering van 5 juli 2016 aan SZV verklaard. Volgens ES was die vergadering door SZV alleen maar bedoeld om de weg vrij te maken voor een nieuwe consultant met wie SZV al contact had gehad. Het ontbindingsverzoek van SZV aan de rechter is slechts een poging om onder het beëindigingsbeding uit te komen, aldus ES.
2.13
ES heeft haar stelling dat SZV een vooropgezet plan had om de weg vrij te maken voor een nieuwe consultant met wie al contact bestond, bij haar memorie na cassatie nader gespecificeerd en onderbouwd. Uit de overgelegde productie 17, inhoudend een voor SZV gehouden presentatie van 9 juni 2016 van Deloitte, AIC en Arthur Interim genaamd “Transformation towards SZV 3.0” blijkt volgens ES dat er een behoorlijke overlap is tussen de (sub)projecten van ES en deze presentatie van Deloitte c.s. en dat hierover al met SZV gesproken werd in mei 2016. Aldus heeft – nog steeds volgens ES - SZV moedwillig aangestuurd op de breuk met ES, voortkomend uit haar wens om met deze opdrachtnemer(s) in zee te gaan. SZV heeft een en ander gemotiveerd nader betwist.
2.14
Het Hof oordeelt als volgt. De stelling van SZV dat wanneer het ontbindingsverzoek door de rechter niet gehonoreerd zou worden, SZV bereid zou zijn met ES door te gaan althans een andere oplossing te zoeken, is ongeloofwaardig. Uit de brief van 6 juli 2016 blijkt duidelijk dat SZV blijvend van de samenwerking af wilde. De woorden ‘
Voor SZV is de situatie niet langer houdbaar’en ‘
De voorgestelde vier (4) projecten van [naam directeur ES] in de huidige vorm zijn daardoor onuitvoerbaar en overbodig geworden’kunnen moeilijk anders worden begrepen dan dat SZV de relatie met ES wilde beëindigen. SZV heeft in die brief eveneens de mantelovereenkomst opgezegd en meegedeeld dat de voorgestelde vier projecten, die het onderwerp van de engagement letter waren, niet meer uitvoerbaar waren en overbodig waren geworden. Daarmee gaf SZV te kennen – en ES heeft dat zo mogen begrijpen – dat de samenwerking wat haar betreft beëindigd was. Van het, in de woorden van SZV
“door de rechter preventief laten toetsen van de beëindiging”, is geen sprake. De reden dat SZV naar de rechter wilde om de overeenkomst te laten ontbinden was enkel om te voorkomen dat zij enige vergoeding aan ES verschuldigd zou worden op grond van de engagement letter. Dat SZV in het geval de rechter anders zou oordelen, bereid zou zijn verder te gaan met ES blijkt niet uit de brief van 6 juli 2016 en dat heeft ES ook niet zo hoeven te begrijpen. Naar het oordeel van het Hof is daarmee sprake van een
“early termination on part of SZV for any reason”als bedoeld in het beëindigingsbeding in de engagement letter.
2.15
Aldus is geen sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden. ES heeft op geen enkel moment blijk gegeven dat zij met een beëindiging kon leven, althans niet zonder dat daar een vergoeding tegenover zou staan. Dat heeft SZV ook niet zo mogen begrijpen. De stelling van SZV dat ES al vanaf 11 mei 2016 liet merken niet door te willen gaan, heeft SZV niet onderbouwd en uit de feiten spreekt iets anders. Ook na 11 mei 2016 heeft ES immers gepoogd tegemoet te komen aan de wensen van SZV ten aanzien van de wijze van uitvoering van de projecten, zo blijkt onder meer uit de onder 2.6.8 vermelde feiten. Dat ES zich uiteindelijk heeft neergelegd bij het beëindigen van de relatie door SZV doet daaraan niet af. ES heeft zich niet neergelegd bij een beëindiging zonder toekenning van een vergoeding: in reconventie immers maakt ES aanspraak op betaling van de
“penalty”die in het beëindigingsbeding is opgenomen. Grief 3 faalt dus.
2.16
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beëindigingsbeding van toepassing is en SZV een boete heeft verbeurd.
2.17
Grief 4 is gericht tegen het oordeel van het Gerecht dat er geen aanleiding bestaat om de boete te matigen. Volgens SZV heeft ES geen schade geleden omdat die, althans diens directeur [naam directeur ES], vervangend inkomen heeft bij de haven, de Post, het Land, de Minister van Justitie en SMTA. Omdat SZV juist wel aanzienlijke schade heeft geleden daar ES geen inzicht gaf in de opbouw van haar talrijke hoge facturen waardoor het traject wel NAf 100.871,93 heeft gekost maar niets heeft opgeleverd, zou onverkorte verbeurte van de boete leiden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat. SZV wijst er op dat de in het bestreden vonnis opgelegde boete maar liefst NAf 350,- per uur keer 36 uur per week keer 32 maanden bedraagt, waar tegenover staat dat ES slechts drie maanden van de looptijd van het project van 36 maanden heeft uitgevoerd, en waarbij ES nauwelijks kosten heeft gemaakt. Hierna zou ES andere opdrachtgevers kunnen verwerven en bedienen, hetgeen ook is geschied, althans geldt zulks voor [naam directeur ES]. Verder is een boete van deze omvang, opgelegd aan een publieke instelling die gemeenschapsgelden beheert, al in zijn aard onredelijk. Tenslotte is over het beëindigingsbeding niet onderhandeld met het projectteam van SZV. De engagement letter met het door ES eenzijdig opgestelde beëindigingsbeding is op slinkse wijze door ES rechtstreeks aan de directeur van SZV voorgelegd, die het zonder meer heeft ondertekend, aldus steeds SZV.
2.18
ES heeft de stellingen van SZV op dit punt betwist. Zij stelt dat zij geheel transparant is geweest over haar facturen en werkzaamheden, en daarover desverzocht steeds nadere toelichting heeft verschaft. Verder heeft het na de opzegging lang geduurd voordat ES andere opdrachten kreeg. Ook heeft ES schade geleden doordat zij contracten heeft gesloten met externe consultants die zij niet zomaar kon beëindigen en doordat zij investeringen heeft moeten doen in expertise op de terreinen van de opdracht. Ook heeft ES aanzienlijke reputatieschade geleden door de opzegging door SZV. Aangaande het doel van het beëindigingsbeding merkt ES op dat dit enerzijds was gelegen in een substantiële prikkel tot nakoming door SZV en anderzijds het fixeren schadevergoeding in geval van opzegging. Tenslotte betwist ES dat over de engagement letter niet is onderhandeld, dat is volgens haar wel degelijk gebeurd. Van een wanverhouding tussen de boete en de werkelijk geleden schade is dan ook geen sprake nu die alleen is berekend op grond van het aantal uren dat [naam directeur ES] aan de opdracht zou besteden terwijl de uren die Zabity (dhr. Ng) en Mw. Richardson zouden besteden daarin niet zijn meegenomen, aldus steeds ES.
2.19
Het Hof oordeelt als volgt. Ingevolge art. 6:94 BW kan de rechter een contractuele boete matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf noopt tot terughoudendheid en brengt mee dat het Hof pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638, NJ 2007/262 en HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR2018:207).
2.2
Over de totstandkoming van het beëindigingsbeding kan het Hof kort zijn. Het is vervat in een overeenkomst tussen twee professionele partijen. De door SZV gestelde handigheid van ES bij het in de engagement letter stoppen ervan – wat daar verder van zij; ES heeft dat betwist – komt voor haar rekening en risico. De interne (onduidelijke) verhouding tussen de directeur en het projectteam van SZV kan niet aan een wederpartij worden tegengeworpen.
2.21
Het beëindigingsbeding behelst naar zijn aard een gemengd boetebeding dat enerzijds een (sterke) aansporing tot nakoming door SZV behelst en dat anderzijds de schade fixeert op een substantieel bedrag. Immers is bij de bepaling van de hoogte uitgegaan van het gehele uitdienen van het contract door de directeur van ES op basis van zijn uurtarief vermenigvuldigd met het begrote aantal uren per week (36) vermenigvuldigd met de begrote looptijd (36 maanden). Hierdoor is sprake van een nakomingsprikkel die navenant sterker is naarmate eerder door SZV zou worden opgezegd en van een vastlegging van de schadevergoeding op een zodanig bedrag dat ES daarbij alle begrote uren van haar directeur vergoed krijgt, of die nu reeds besteed zijn of niet.
2.22
Het betoog van SZV dat zij zelf schade heeft geleden door toedoen van ES stuit af op het inmiddels vaststaande feit dat van wanprestatie door ES geen sprake is. Wel constateert het Hof uit de feiten en de stukken dat het partijen op 5/6 juli 2016 duidelijk werd dat zij, ondanks meerdere pogingen over en weer om de samenwerking vlot te trekken, beide gedesillusioneerd waren over de samenwerking. ES door de vele verzoeken vanuit SZV tot wijziging van de uitvoering en nadere afbakening van de projecten en SZV doordat zij vond dat haar verwachtingen niet vervuld werden.
2.23
De stelling van SZV dat ES nauwelijks schade heeft geleden door de opzegging heeft ES niet heel concreet betwist. Zo is ES onduidelijk over de mate van inzet van Zabity (dhr. Ng) en Mw. Richardson en over de vraag in hoeverre zij zich aan hen had gebonden (bijv. slechts op oproepbasis of enig vaster verband), en laat ES na te specificeren hoe lang het heeft geduurd voordat haar nieuwe opdrachtgevers zich aandienden. Zodoende blijft de omvang van de schade onduidelijk, hoewel voldoende aannemelijk is dat ES schade heeft geleden ten gevolge van de opzegging door SZV.
2.24
Met name in de omstandigheid dat in een zeer vroeg stadium is opgezegd, net na het verstrijken van slechts drie maanden van het driejarige project, en mede rekening houdend met het overigens hiervoor overwogene, is het Hof van oordeel dat er een zo scheve verhouding bestaat tussen de hoogte van de bedongen boete en de voorzienbare schade dat er in dit geval sprake is van een buitensporige boete en daarmee onaanvaardbare uitkomst. Grief 4 slaagt dus gedeeltelijk.
2.25
Al met al is het Hof van oordeel dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd tot (afgerond) een derde van het bedongen bedrag, zijnde – in de huidige valuta met dezelfde waarde als de vorige – Cg 600.000,-. Hierin moeten ook de onbetaalde gedeelten van de al gefactureerde werkzaamheden begrepen worden (zie ook het hierboven onder 2.6.9 vermelde feit). In haar conclusie van antwoord heeft ES gesteld dat het daarbij gaat om een gedeelte van de factuur van maart 2016, ten bedrage van NAf 6.500,-, en om de factuur van mei 2016, ten bedrage van NAf 26.846,77, hetgeen door SZV niet is betwist. Het geschil rond deze bedragen is met de oplegging van de gematigde boete dus gelijk afgedaan.
2.26
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van SZV in hoger beroep tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald, zal worden toegewezen voor zover zij meer dan NAf 600.000,- heeft betaald.
2.27
De slotsom luidt dat het Hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal bevestigen en voor zover gewezen in reconventie zal vernietigen en opnieuw recht zal doen zoals in het dictum is weergegeven.
BESLISSING:
Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis van het Gerecht van 12 juni 2018 voor zover in conventie gewezen;
- vernietigt het bestreden vonnis van het Gerecht van 12 juni 2018 voor zover in reconventie gewezen, en doet opnieuw recht als volgt:
- veroordeelt SZV tot betaling aan ES van Cg 600.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2016 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt ES tot terugbetaling aan SZV van hetgeen zij meer dan NAf 600.000,- op basis van het vonnis van het Gerecht van 12 juni 2018 reeds aan ES heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- veroordeelt SZV, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het geding in reconventie, tot op heden begroot op:
in eerste aanleg Cg 12.000,- (3 x tarief 9) aan gemachtigdensalaris;
in hoger beroep Cg 14.000,- (2x tarief 9) aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, C.J.H.G. Bronzwaer en E.W.A. Vonk, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 16 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.