ECLI:NL:OGHACMB:2025:89
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vraag of een directeur persoonlijk als opdrachtgever kan worden beschouwd in een bouwcontract
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. [geïntimeerde] heeft constructiewerkzaamheden uitgevoerd bij de bouw van acht townhouses in Aruba en vordert betaling van Afl. 231.070,- voor zijn werkzaamheden. Het Gerecht heeft de vordering toegewezen, waarop [appellant] in hoger beroep is gegaan. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en oordeelt dat [appellant] als opdrachtgever kan worden beschouwd. Het Hof baseert dit oordeel op verschillende feiten, waaronder de erkenning van [appellant] dat hij mondeling opdracht heeft gegeven aan [geïntimeerde] en het feit dat [geïntimeerde] contant door [appellant] is betaald. Het Hof concludeert dat [geïntimeerde] redelijkerwijs mocht afleiden dat [appellant] zijn contractspartij was, ondanks de stelling van [appellant] dat hij slechts als directeur van Faberge optrad. Het Hof wijst de grieven van [appellant] af en bevestigt het vonnis, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die nihil zijn omdat [geïntimeerde] in persoon heeft geprocedeerd.