Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
3.De beoordeling
2.2. Gronduitgiftebeleid.
In antwoord op uw verzoek(…)
om in aanmerking te komen voor een erfpachtperceel voor woningbouw gelegen te Noord/Tanki Leendert wordt u als volgt geïnformeerd.
Voorop moet worden opgemerkt dat het ministerie van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (Min ROIM) in februari 2018 een nieuw beleid heeft geïmplementeerd inzake de uitgifte van erfpachtpercelen. Dit beleid is gepubliceerd op www.dip.aw en is voor eenieder bekend. (…) Uit dit beleid volgt ondubbelzinnig dat aan de eerste vereiste om in aanmerking te komen voor een perceel voor woondoeleinden in casu niet is voldaan. Conform het beleid worden alle aanvragen afgehandeld conform het FIFO-systeem, first in first out. Het verzoek van uw cliënte dateert van 1 augustus 2017 en DIP is thans bezig met verzoeken van 2013 te behandelen.
Ondergetekende verklaart dat de toekenning van het perceel no. 2-A-1532 aan [appellante] in zijn toenmalige hoedanigheid als minister belast met de portefeuille van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu, conform het desbetreffende advies van de Directeur DIP was, welk advies conform het toenmalig vigerend DIP-beleid behoort te zijn."
Tijdens de regeerperiode van Kabinet Wever-Croes-I was een van de doelen het stimuleren van de economie. lk, als minister belast met erfpachtuitgiften had als beleidsdoel om zo veel mogelijk de achterstand van de aanvragen en erfpachtuitgiften weg te werken, opdat zo veel mogelijk percelen aan burgers werden uitgegeven voor woningbouw, met het oog de economie gestimuleerd kon worden. Een groot probleem waar ons ministerie en DIP tegen aanliepen was het feit dat er een tekort aan kleine percelen (kleiner dan 400 m2) was. Het overgrote deel van de aanvragers wilde een klein terrein om de financiering rond te kunnen krijgen, en om te kunnen voldoen aan de minimum oppervlakte van het te bouwen woonhuis. Er waren veel grote percelen die niet gesplitst konden worden in kleinere percelen. Op grond van mijn discretionaire bevoegdheid is samen met de DIP een intern beleid gemaakt, waarbij de grotere terreinen los van het zgn. uitgifte van terreinen beleid konden worden uitgegeven. Intern is met de DIP onder andere afgesproken dat deze grote terreinen los van het FIFO-beleid konden worden aangeboden aan aanvragers die deze grote percelen financieel konden dragen, mits uiteraard de aanvragers met positief resultaat de hele procedure bij de DIP hadden doorlopen.
[appellante] niet gemotiveerd heeft gesteld dat het Land aan anderen, onder dezelfde omstandigheden, in afwijking van het FIFO-uitgangspunt grote percelen in erfpacht heeft uitgegeven.” De zojuist genoemde verklaringen van de voormalige minister en de vijf medewerkers van DIP noemen geen enkel concreet ander geval. Ook overigens is in hoger beroep geen enkel ander concreet geval genoemd. In eerste aanleg zijn nog wel genoemd de gevallen [naam] en [naam]. Die zijn door het Gerecht kennelijk betrokken in de geciteerde overweging, maar ook ten aanzien van hen is verdere toelichting achterwege gebleven in hoger beroep. Dat de vaste gedragslijn bestond waarop [appellante] doelt is dan ook onvoldoende onderbouwd.