ECLI:NL:OGHNAA:2010:BM2866

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AR 1597/06-H-195/09
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huwelijksgoederengemeenschap en kennisgeving vonnis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die niet aanwezig was bij de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba op 13 april 2010. De appellant, wonend op Curaçao, was voorheen gedaagde en heeft een beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao. De appellant heeft op 6 februari 2009 een akte ter griffie van het GEA ingediend, vergezeld van een memorie van grieven waarin hij vier grieven aanvoert en verzoekt om vernietiging van het vonnis en een nieuwe vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

De geïntimeerde, eveneens wonend op Curaçao, heeft een memorie van antwoord ingediend waarin zij bevestiging van het vonnis van het GEA vraagt, met veroordeling van de appellant in de kosten van het appel. Tijdens de procedure hebben beide partijen pleitaantekeningen overgelegd, en de geïntimeerde heeft een akte uitlating producties ingediend. Het Hof heeft vastgesteld dat de appellant niet bij de uitspraak aanwezig was en dat er geen bewijsstukken zijn die aantonen wanneer hij kennis heeft genomen van het vonnis van 24 november 2008.

Het Hof kan niet concluderen of het beroep van de appellant tijdig is ingesteld, en heeft daarom besloten dat de appellant nadere informatie moet verstrekken over de datum waarop hij kennis heeft genomen van het vonnis. Het Hof heeft de zaak aangehouden en de appellant moet zich bij akte uitlaten over deze kwestie. De geïntimeerde mag vervolgens een antwoordakte indienen. Het Hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de volgende rolzitting op 4 mei 2010.

Uitspraak

UITSPRAAK: 13 april 2010 (bij vervroeging)
ZAAKNR.: AR 1597/06-H-195/09
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE
NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in de zaak van:
[appellant],
wonend op Curaçao,
voorheen gedaagde, thans appellant,
gemachtigden: mrs. E.J. Maduro en H.C. Vanblarcum,
tegen
[geïntimeerde],
wonend op Curaçao,
voorheen eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.P. Osepa.
1. Verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: het GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen vonnissen van 19 maart 2007, 27 augustus 2007, 12 mei 2008 22 september 2008 en 24 november 2008. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
[appellant] is in hoger beroep gekomen van genoemde vonnissen door indiening op 6 februari 2009 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA en heeft bij die akte een memorie van grieven ingediend, waarin hij vier grieven heeft aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd heeft tot vernietiging van het vonnis en tot opnieuw vaststelling van de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap, kosten rechtens.
[geïntimeerde] heeft een memorie van antwoord appel genomen waarin zij heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het appel.
Op de nader voor pleidooi bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd, waarbij de aantekeningen van [appellant] waren vergezeld van producties. [geïntimeerde] heeft vervolgens een akte uitlating producties genomen, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak bij vervroeging is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Het tussen partijen gewezen eindvonnis is van 24 november 2008. Uit de rolaantekeningen blijkt dat [appellant] niet bij de uitspraak aanwezig is geweest. Er zijn ook verder geen stukken in het dossier waaruit blijkt wanneer [appellant] ex art. 264 Rv kennis van het vonnis heeft gekregen. Bij de stukken bevindt zich wel een, kennelijk niet aangetekende, brief van de griffier van het GEA van 25 november 2008 aan [appellant] waarin de griffier vermeldt dat [appellant] bij genoemde brief ook aantreft een kopie van de beslissing van het GEA.
Al met al kan het Hof niet tot het oordeel komen of het op 6 februari 2009 door [appellant] ingestelde beroep tijdig is, zodat hij daarover nadere informatie dient te verstrekken. Voor de goede orde vermeldt het Hof nog dat [geïntimeerde] op 26 november 2008 een grosse is verstrekt en het niet onmogelijk is dat zij deze grosse meer dan zes weken voor 6 februari 2009 aan [appellant] heeft laten betekenen.
Het Hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
BESLISSING:
Het Hof:
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 4 mei 2010 alwaar [appellant] zich bij akte, voor zover mogelijk onder het overleggen van verificatoire bescheiden, gemotiveerd dient uit te laten over de vraag wanneer hij conform art. 264 Rv op de hoogte is geraakt van het tussen partijen op 24 november 2008 gewezen vonnis;
bepaalt dat [geïntimeerde] zich twee weken nadat [appellant] de hiervoor bedoelde akte heeft genomen, een antwoordakte mag nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en M. Schoemaker, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 13 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.