ECLI:NL:ORBAACM:2021:23

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
AUA2018H00035
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning gratificatie aan ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De Gouverneur had verzocht om toekenning van een gratificatie, maar dit verzoek werd afgewezen door de geïntimeerde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het al dan niet toekennen van een gratificatie een discretionaire bevoegdheid is van het bevoegd gezag, en dat de toetsing van de bestreden beschikking slechts terughoudend kan plaatsvinden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van het Gerecht, waarin het bezwaar van de Gouverneur ongegrond werd verklaard. De Raad overweegt dat de motivering van de bestreden beschikking voldoende is en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, omdat de omstandigheden van de betrokken collega verschillen van die van de appellant. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van het Gerecht.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

[appellant],

wonend in Aruba,
appellant,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis, advocaat,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
29 januari 2018, AUA201701389 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

de Gouverneur van Aruba,

geïntimeerde,
gemachtigde: Y. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Procesverloop

Bij beschikking van 7 juni 2017 (bestreden beschikking) heeft geïntimeerde het verzoek van appellant om toekenning van een gratificatie afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door appellant tegen het besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Raad hebben beide partijen erin toegestemd dat de Raad dit hoger beroep - in verband met covid-19-omstandigheden - behandelt en afdoet zonder de zaak op een openbare zitting te behandelen. In verband daarmee heeft geïntimeerde gebruik gemaakt van de partijen geboden gelegenheid een pleitnotitie (met bijlagen) in te dienen. Van de hem geboden gelegenheid op de pleitnotitie te reageren heeft appellant geen gebruik gemaakt.
De Raad heeft de zaak mede op basis van de nadere stukken beoordeeld.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij landsbesluit van 21 juli 2005, no. 48 heeft geïntimeerde appellant per
1 april 2005 in tijdelijke dienst aangesteld in de rang van referendaris 2de klasse, schaal 10. Bij landsbesluit van 28 april 2008, no. 74 heeft geïntimeerde appellant per
1 september 2007 bevorderd naar de rang van adjunct accountant 1ste klasse, schaal 12. Bij landsbesluit van 4 januari 2011, no. 7 heeft geïntimeerde appellant per
1 september 2009 bevorderd naar de rang van accountant 1ste klasse, schaal 13.
1.2.
Appellant heeft op 6 oktober 2010 het theoretisch deel van de opleiding tot registeraccountant afgesloten en heeft daarmee het diploma Master of Science in Accounting (diploma) behaald.
1.3.
Met brieven van 30 juni 2011, 30 december 2012 en 31 augustus 2016 heeft appellant geïntimeerde verzocht om toekenning van een gratificatie in verband met het behalen van het diploma.
1.4.
Bij de bestreden beschikking heeft geïntimeerde het verzoek van appellant afgewezen. Aan de bestreden beschikking heeft geïntimeerde ten grondslag gelegd dat appellant al voor het behalen van het diploma is beloond door zijn bevordering naar de rang van accountant 1ste klasse met ingang van 1 september 2009. Het toekennen van een gratificatie zou een dubbele beloning zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar tegen de bestreden beschikking ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft op de hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 75 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) een ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting belonen met onder meer een gratificatie.
4.2.
Het al dan niet toekennen van een gratificatie is een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. Dat betekent dat de bestreden beschikking slechts terughoudend kan worden getoetst. De toetsing is beperkt tot de vraag of geïntimeerde niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
4.3.
Op appellant is de Bezoldigingsregeling Aruba 1986, AB 1996 no. GT 10 (BRA), van toepassing. In bijlage B van de BRA zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen. In artikel 4, tweede lid, van de BRA is bepaald dat, om in aanmerking te komen voor een bevordering, de betrokkene aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen moet voldoen. Voor accountantspersoneel geldt dat om te kunnen worden bevorderd naar de rang van accountant 1ste klasse (schaal 13) betrokkene moet voldoen aan de eis van een academisch accountantsexamen, of van een accountantsexamen N.I.V.A. (N.I.V.R.A.) of van een rijksexamen voor accountant der directe belastingen. Verder moet betrokkene tenminste 1 jaar ervaring hebben.
4.4.
Appellant had gelet de overweging in 4.3 en het moment waarop hij zijn diploma heeft behaald op zijn vroegst met ingang van 1 november 2011 bevorderd kunnen worden. Het door geïntimeerde in de contra-memorie in hoger beroep weergegeven standpunt dat appellant pas bij afronding van de gehele RA-opleiding kan worden bevorderd vindt overigens geen steun in de onder 4.3 weergegeven regeling..
4.5.
De Raad onderschrijft het oordeel van het Gerecht dat de motivering van het bestreden besluit dat besluit kan dragen.
4.6.
Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. De betreffende collega die wel een gratificatie heeft ontvangen heeft een andere opleiding dan appellant afgerond, waaraan volgens de Directeur der Belastingen een grote toegevoegde waarde voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden kunnen worden toegekend. Verder bedroeg de periode tussen het moment van bevordering en het moment waarop de collega volgens de regeling in 4.3 bevorderd had kunnen worden na het afronden van het theoretische deel van zijn opleiding 18 maanden, terwijl voor appellant die periode 26 maanden bedroeg.
4.7.
De slotsom luidt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Raad
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, L.C. Hoefdraad en
A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.