ECLI:NL:ORBAACM:2021:87

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
BON2020H00010
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake disciplinaire straf en procesbelang in ambtenarenzaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin het bezwaar van appellante tegen een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag ongegrond werd verklaard. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken heeft de zaak behandeld op 10 december 2021. Appellante, die woont op Bonaire, heeft hoger beroep ingesteld na de uitspraak van het Gerecht van 16 maart 2020. Tijdens de zitting is gebleken dat appellante berust in het ontslag en niet terug wil keren naar het Korps Politie Caribisch Nederland. Het enige wat zij nog wil bereiken is het zuiveren van haar naam, omdat zij meent dat de opgetekende verklaringen niet overeenkomen met wat zij daadwerkelijk heeft verklaard tijdens de verhoren. Appellante heeft de Raad verzocht om de geluidsopnames van deze verhoren te beluisteren.

De Raad overweegt dat het zuiveren van de naam van appellante een principieel belang is, maar dat dit geen procesbelang oplevert in de zin van de rechtspraak. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat een dergelijk belang niet leidt tot een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Gezien het feit dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling, verklaart de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk. Dit proces-verbaal is opgemaakt na de zitting.

Uitspraak

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS, SABA

Proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[Appellante]

wonend op Bonaire,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Gerecht) van 16 maart 2020, BON201900534 en BON201900615 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellante
en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

geïntimeerde,
gemachtigden: mr. S.L. Navia-Rodriguez, en mr. S. C. van Lint, advocaten

Beslissing

De Raad van Beroep
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk.

Procesverloop

Bij beschikking van 25 juli 2019 heeft geïntimeerde appellante met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2021. Appellante is verschenen. Geïntimeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J. Leijsen, advocaat en kantoorgenoot van mrs. Van Lint en Navia-Rodriguez.
Zitting hadden W.H. Bel, voorzitter, en L.J.J. Rogier en B. Nijland als leden.

Overwegingen

Ter zitting is gebleken dat appellante, ongeacht de uitslag van deze beroepsprocedure, berust in het ontslag, op geen enkele manier nog iets te maken wil hebben met het Korps Politie Caribisch Nederland (Korps) en zeker niet wenst terug te keren naar het Korps. Het enige resultaat dat appellante met het hoger beroep nog wil bereiken is het zuiveren van haar naam. Omdat de opgetekende verklaringen volgens appellante niet overeenkomen met wat zij daadwerkelijk tijdens de verhoren heeft verklaard, heeft appellante de Raad verzocht om de geluidsopnames van deze verhoren te beluisteren.
Nog daargelaten wat het beluisteren van deze geluidsopnames betekent voor de beantwoording van de vraag of het aan appellante verweten plichtsverzuim terecht is, merkt de Raad het zuiveren van haar naam als een uitsluitend principieel belang aan. Een zodanig belang levert volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874), waarbij de Raad zich aansluit, geen procesbelang op. Dit betekent dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Om die reden is het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.