In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, werkzaam bij het Korps Politie Aruba, tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba om haar verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse af te wijzen. De bestreden beschikking dateert van 12 juni 2018, waarin de Gouverneur oordeelt dat appellante, die op dat moment in de functie van medewerker politiële bedrijfsvoering was geplaatst, niet in aanmerking komt voor de gevraagde bevordering omdat haar functie maximaal gewaardeerd is op schaal 6. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in de uitspraak van 1 juli 2019. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 2 november 2021 is de zaak behandeld. Appellante, bijgestaan door haar gemachtigde mr. R.P. Lee, heeft aangevoerd dat zij per 1 maart 2017 recht heeft op bevordering, omdat zij feitelijk de functie van chef politiële bedrijfsvoering uitoefent. De Gouverneur, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op het moment van de bestreden beschikking nog niet was benoemd in de functie van chef pdv, wat van belang is voor de beoordeling van haar verzoek om bevordering.
De Raad heeft geconcludeerd dat de Gouverneur terecht het verzoek om bevordering heeft afgewezen, omdat appellante al bevorderd was naar de rang die hoort bij schaal 6 en haar functie niet hoger gewaardeerd kan worden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst de proceskosten af.