In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies door de Gouverneur van Aruba. Appellante, die sinds 1 november 2000 werkzaam is als hoofdverpleegkundige, heeft in 2012 verzocht om bevordering naar de rang van hoofdcommies en hoofdcommies 1ste klasse. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen door de toenmalige minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport. Het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante hoger beroep instelde.
De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak op 3 november 2021 behandeld. Appellante was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de Gouverneur van Aruba zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De Raad oordeelde dat functiewaarderingsbesluiten niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld, omdat deze besluiten op een lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. De Raad bevestigde dat de Gouverneur op goede gronden het bevorderingsverzoek van appellante had afgewezen, omdat zij de maximale waardering van haar functie al had bereikt.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van het Gerecht. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.