In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De appellant, die werkzaam is bij het Korps Politie Aruba (KPA), heeft een verzoek om bevordering ingediend, maar dit verzoek is door het Gerecht ongegrond verklaard. De appellant stelt dat het gebruikelijk is dat geüniformeerde ambtenaren niet zelf om bevordering vragen, maar dat dit in groepsverband op initiatief van de Korpschef gebeurt. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 8 februari 2022, waarbij zowel de appellant als de gemachtigde van de geïntimeerde aanwezig waren.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant van 1 november 1994 tot 13 februari 2003 op contractbasis werkzaam is geweest en per 14 februari 2003 in tijdelijke dienst is getreden. De appellant heeft in 2014 een verzoek om bevordering ingediend, dat is geregistreerd op 23 juni 2014. De bestreden beschikking heeft de appellant bevorderd naar schaal 5 per 1 juli 2011 en naar schaal 6 per 1 juli 2014. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ingangsdatum van de bevordering in overeenstemming is met het beleid dat bevorderingen niet meer dan drie jaar mogen terugwerken.
De Raad heeft het standpunt van de appellant dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om zelf een verzoek om bevordering in te dienen, niet onderschreven. De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat de bevorderingen bij GNC klassikaal door de Korpschef werden geregeld. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.