ECLI:NL:ORBAACM:2022:28

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
AUA2020H00057
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in ambtenarenrechtelijke geschil tussen Gouverneur van Aruba en minister

In deze zaak heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Gouverneur van Aruba. De zaak betreft een geschil tussen de Gouverneur en de minister over de toekenning van een waarnemingstoelage aan de geïntimeerde, die als ambtenaar werkzaam is bij het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba. De geïntimeerde had verzocht om een waarnemingstoelage over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2016, maar dit verzoek was door de minister afgewezen. Het Gerecht in Ambtenarenzaken had het bezwaar van de geïntimeerde gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen drie maanden opnieuw op het verzoek te beslissen.

De Gouverneur heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar de Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad concludeerde dat de Gouverneur geen partij was bij de aangevallen uitspraak en dat de minister de enige was die de opdracht had gekregen om een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van de geïntimeerde. De Raad heeft de proceskosten van de geïntimeerde in hoger beroep toegewezen aan de Gouverneur, die een bedrag van Afl. 1.400,00 moet betalen voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt de formele relatie tussen de betrokken partijen en de rol van de minister in het ambtenarenrecht.

Uitspraak

Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)

Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Zaaknummer: AUA2020H00057

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
ARUBA

Op het hoger beroep van:

de Gouverneur van Aruba,

appellant,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van
6 april 2020, AUA201902067 (aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
appellant
en

[Betrokkene]

wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Croes.

Procesverloop

Bij Landsbesluit van 21 mei 2019 (Landsbesluit), heeft appellant aan geïntimeerde over de jaren 2014, 2015 en 2016 een gratificatie ter grootte van Afl. 1.000,- per kalenderjaar toegekend.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door geïntimeerde tegen de bestreden beschikking gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd voor zover daarbij het verzoek van geïntimeerde om haar een waarnemingstoelage toe te kennen is afgewezen, en bepaald dat de minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie (minister) binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak opnieuw op het verzoek van geïntimeerde van 22 november 2016 moet beslissen, met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen. Als verweerder is in die uitspraak alleen de minister aangemerkt.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
Geïntimeerde heeft een contramemorie ingediend.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2022. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Geïntimeerde is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Geïntimeerde is als ambtenaar werkzaam bij het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba (het Kabinet).
1.2.
Met een brief van 22 november 2016 heeft zij verzocht om een waarnemingstoelage over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2016, omdat zij in die periode werd belast met de leiding van de Afdeling Financiën van het Kabinet wegens de overplaatsing van het toenmalig Hoofd van die afdeling. Met een beroep op het gelijkheidsbeginsel acht geïntimeerde een bevordering naar schaal 12 ook gerechtvaardigd.
1.3.
In reactie op dit verzoek heeft appellant aan geïntimeerde bij Landsbesluit over de jaren 2014 tot en met 2016 een gratificatie toegekend van Afl. 1.000 per jaar.
2. Het Gerecht heeft in het Landsbesluit ook een impliciete afwijzing van het verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage gelezen en overwogen dat gelet op artikel 26, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lar) niet appellant, maar de minister bevoegd is om op dat verzoek te beslissen. Ter zitting van het Gerecht heeft de gemachtigde van appellant desgevraagd bevestigd dat het Landsbesluit ook een afwijzing van het verzoek van geïntimeerde om toekenning van een waarnemingstoelage behelst en daarbij te kennen gegeven eveneens door de minister te zijn gemachtigd om hem in die zaak te vertegenwoordigen en dat de minister de rechtsgevolgen van de afwijzing voor zijn rekening neemt. Het Gerecht heeft vastgesteld dat daarmee het bevoegdheidsgebrek is geheeld en vervolgens bezien of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van de vernietigde afwijzing in stand te laten. Die aanleiding heeft het Gerecht niet gezien. Vervolgens is uitspraak gedaan op de wijze zoals verwoord in het procesverloop.
3.1.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak, omdat het Gerecht ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen de inhoud (met name de tweede alinea) van de door appellant overgelegde brief van 14 juli 2016 van de toenmalige Gevolmachtigde minister van Aruba.
3.2.
Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De aangevallen uitspraak is gewezen in een geschil tussen geïntimeerde en de minister. Het is ook de minister die de opdracht heeft gekregen een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van geïntimeerde van 22 november 2016 om toekenning van een waarnemingstoelage.
4.2.
Nu appellant geen partij was bij de aangevallen uitspraak kan niet anders worden geoordeeld dan dat het hoger beroep van appellant niet ontvankelijk moet worden verklaard.
5. De Raad ziet aanleiding appellant te veroordelen in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep.

Beslissing

De Raad:
-
verklaarthet hoger beroep
niet-ontvankelijk;
-
veroordeeltde Gouverneur van Aruba tot betaling aan geïntimeerde van haar
proceskostenin hoger beroep tot een bedrag van Afl. 1.400,00 (eenduizend en vierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gegeven door mrs. M.C. Bruning voorzitter, W.H. Bel en A.H.M. van de Leur, leden, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.