ECLI:NL:ORBAACM:2023:21

Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
AUA2022H00035
Instantie
Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J. Sybesma
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering van ambtenaar met toepassing van driejarenbeleid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Gouverneur van Aruba tegen een uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. De zaak betreft de bevordering van een ambtenaar, geïntimeerde, naar de rang van adjunct-commies 1ste klas, schaal 7, met terugwerkende kracht. De Gouverneur had in een landsbesluit van 1 april 2021 de ambtenaar bevorderd met ingang van 1 augustus 2019, maar had eerdere verzoeken om bevordering naar schaal 7 en schaal 8 afgewezen. Het Gerecht had het bezwaar van de ambtenaar tegen dit landsbesluit gegrond verklaard en het landsbesluit vernietigd, met de opdracht aan de Gouverneur om een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van de ambtenaar.

De Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 februari 2023. De Raad oordeelt dat de Gouverneur ten onrechte het driejarenbeleid niet heeft toegepast, dat inhoudt dat een bevordering niet verder kan terugwerken dan drie jaar voor de datum van het verzoek om bevordering. De Raad bevestigt de uitspraak van het Gerecht voor zover het bezwaar tegen het landsbesluit gegrond is verklaard, maar vernietigt de opdracht aan de Gouverneur om een nieuwe beslissing te nemen, omdat de nieuwe ingangsdatum voor de bevordering naar schaal 7 is vastgesteld op 13 november 2017. De Raad veroordeelt de Gouverneur tot betaling van proceskosten aan de ambtenaar in hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 1 maart 2023
Zaaknummer: AUA2022H00035

RAAD VAN BEROEP

IN AMBTENARENZAKEN
VAN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
appellant,
gemachtigden: mrs. Y.F.M. Kaarsbaan en A.F.J. Caster, werkzaam bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken,
tegen de uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba (Gerecht) van 26 januari 2021, nr. AUA202101166 GAZA (ECLI:NL:OGAACMB:2022:14; aangevallen uitspraak), in het geding tussen:
[Geïntimeerde],
wonend in Aruba,
geïntimeerde,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Illis,
en
appellant.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 1 april 2021 (Landsbesluit) heeft appellant besloten geïntimeerde te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klas, schaal 7, met ingang van 1 augustus 2019.
Bij brief van eveneens 1 april 2021 heeft appellant geïntimeerde medegedeeld dat het verzoek om haar met ingang van 9 juli 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klas,schaal 7, en met ingang van 9 juli 2016 naar de rang van commies, schaal 8, niet voor inwilliging vatbaar is (Beslissing).
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het door geïntimeerde tegen het Landsbesluit gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Het heeft het Landsbesluit vernietigd en het heeft appellant opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van geïntimeerde om eerdere bevordering naar schaal 7 en schaal 8. Het Gerecht heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van geïntimeerde.
Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2023, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Geïntimeerde is in persoon verschenen, met bijstand van haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1.
Geïntimeerde is een aantal jaren werkzaam geweest als administratief medewerker bij de Directie Openbaar Personenvervoer. Zij is in die functie met ingang van 1 augustus 2006 bevorderd naar de rang van adjunct-commies, schaal 6. Van 1 februari 2012 tot 9 juli 2014 is zij non-actief geweest. Zij is met ingang van 9 juli 2014 overgeplaatst naar het Departamento di Progreso Laboral (DPL) in de functie van medewerker Toelating Arbeidsmarkt, waaraan de maximum bezoldiging van schaal 8 is verbonden.
1.2.
Op 13 november 2020 heeft geïntimeerde het verzoek gedaan om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klas, schaal 7, met ingang van 9 juli 2014 en naar de rang van commies, schaal 8, met ingang van 9 juli 2016.
1.3.
Bij het Landsbesluit is geïntimeerde met ingang van 1 augustus 2019 bevorderd naar de rang van adjunct-commies 1ste klas, schaal 7. Impliciet is daarbij het onder 1.2 vermelde verzoek om bevordering van geïntimeerde afgewezen. Bij de Beslissing is dat verzoek expliciet afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Gerecht het bezwaar van geïntimeerde tegen het Landsbesluit gegrond verklaard. Het heeft geoordeeld dat geïntimeerde in aanmerking komt voor bevordering naar schaal 7 met ingang van 9 juli 2014 en naar schaal 8 met ingang van 1 juli 2018. Het Gerecht heeft daarom het Landsbesluit vernietigd en het heeft appellant de opdracht gegeven binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op dat verzoek van geïntimeerde. Tot slot is appellant veroordeeld de proceskosten van geïntimeerde te vergoeden tot een bedrag van Afl. 1.400,00.
3. Appellant heeft in zijn beroepschrift in hoger beroep de aangevallen uitspraak bestreden met enkele gronden die hij heeft laten vallen bij zijn pleidooi ter zitting van de Raad. Appellant is nader van oordeel dat geïntimeerde heeft voldaan aan de aan haar bevordering gestelde eis van een goede beoordeling en aan de zogenoemde anciënniteitseis.
3.1.
Appellant acht de aangevallen uitspraak echter niet juist waar het Gerecht geen rekening heeft gehouden met het in de rechtspraak aanvaarde beleid dat een bevordering niet verder kan terugwerken dan drie jaar voor de datum van (de registratie van) een verzoek om bevordering.
4. Geïntimeerde heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Hij heeft opgemerkt dat het oordeel van het Gerecht niet ging over de ter zitting door appellant aangevoerde grond van het zogenoemde driejarenbeleid, maar heeft die grond als zodanig niet betwist.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1.
Nu appellant de gronden betreffende het (niet) voldaan hebben door geïntimeerde aan de bevorderings- en anciënniteitseis niet meer handhaaft, is nog slechts de vraag in geding of de grond dat het Gerecht ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het zogenoemde driejarenbeleid, doel treft.
5.2.
De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. Daarbij stelt de Raad voorop dat onbestreden is dat appellant de grond van het driejarenbeleid niet pas ter zitting van de Raad naar voren heeft gebracht. Van redenen waarom appellant dit beleid in dit geval niet zou mogen toepassen, is de Raad niet gebleken.
5.3.
Dit brengt de Raad tot de slotsom dat het Gerecht terecht heeft geoordeeld en beslist dat de in het Landsbesluit opgenomen ingangsdatum van 1 augustus 2019 van de bevordering van geïntimeerde naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7, onjuist is. Maar anders dan het Gerecht in de aangevallen uitspraak heeft overwogen, komt geïntimeerde niet per 9 juli 2014 in aanmerking voor die bevordering, maar, gelet op de onder 1.2 vermelde datum van het bevorderingsverzoek, met ingang van 13 november 2017.
5.4.
De Raad komt dan tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover het bezwaar tegen het Landsbesluit gegrond is verklaard en het Landsbesluit is vernietigd. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij de opdracht is gegeven een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek om bevordering naar schaal 7 en schaal 8 met inachtneming van hetgeen het Gerecht heeft overwogen. Aan appellant moet de opdracht worden gegeven een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen.
5.5.
Gelet op de datum van 13 november 2017 als nieuwe ingangsdatum voor de bevordering naar schaal 7 kan de aangevallen uitspraak ook niet in stand blijven voor zover daarbij aan appellant de opdracht is gegeven een nieuwe beslissing te nemen over bevordering naar schaal 8. De eerste daarvoor in aanmerking komende datum - als voldaan is aan de daarvoor gestelde eisen - is immers gelegen na de datum van het desbetreffende verzoek van geïntimeerde.
6. De Raad ziet in de omstandigheid dat het hoger beroep van de Gouverneur slechts ten dele slaagt, aanleiding de Gouverneur te veroordelen in de proceskosten van geïntimeerde in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 700,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De Raad van Beroep:
bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het bezwaar tegen het Landsbesluit van 1 april 2021 gegrond is verklaard en dat Landsbesluit is vernietigd;
vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat appellant een nieuwe beslissing dient te nemen met inachtneming van hetgeen het Gerecht heeft overwogen;
bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
bepaalt dat appellant binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak van de Raad een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek van geïntimeerde om naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse, schaal 7, te worden bevorderd met inachtneming van hetgeen de Raad in deze uitspraak heeft overwogen;
veroordeelt de Gouverneur van Aruba tot betaling aan geïntimeerde van haar proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van Afl. 700,00 (zevenhonderd Arubaanse guldens).
Deze uitspraak is gewezen door mr. H.A.A.G. Vermeulen, voorzitter, en mr. J. Sybesma en mr. A.H.M. van de Leur, leden, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.