ECLI:NL:ORBBACM:2015:49

Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
2011- 53169
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en toepassing van kosten voor gemene rekening

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het jaar 2005. De belanghebbende, die samen met twee andere vennootschappen een groep gelieerde vennootschappen vormt, ontving in januari 2011 een naheffingsaanslag die betrekking had op kosten die aan de groepsvennootschappen waren doorbelast. De belanghebbende stelde dat deze kosten onder het leerstuk van 'kosten voor gemene rekening' vielen en dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd.

De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende in bezwaar was gekomen tegen de naheffingsaanslag, maar dat de Inspecteur geen uitspraak had gedaan, waardoor de belanghebbende in beroep ging tegen de fictieve weigering. Tijdens de zitting op 27 maart 2014 zijn de gemachtigde van de belanghebbende en de Inspecteur verschenen. De Raad heeft de feiten en standpunten van beide partijen beoordeeld, waarbij de belanghebbende aanvoerde dat de naheffingsaanslag in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen sprake was van een belastbare prestatie.

De Raad heeft de jurisprudentie inzake kosten voor gemene rekening gevolgd en geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een overeenkomst met de andere groepsvennootschappen die aan de voorwaarden voor kosten voor gemene rekening voldeed. De Raad concludeerde dat de belanghebbende omzetbelasting in rekening had moeten brengen en afdragen voor de doorbelaste kosten. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag werd gehandhaafd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 11 februari 2015, nr. 2011- 53169.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.1. Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is, gedagtekend december 2010, over het jaar 2005 onder nummer 0105.1300646.12 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, welke aanslag belanghebbende op januari 2011 heeft ontvangen.
1.2
Belanghebbende is op 10 februari 2011 in bezwaar gekomen tegen de naheffingsaanslag.
1.3
De Inspecteur heeft geen uitspraak op het bezwaar gedaan en belanghebbende is op 19 december 2011 in beroep gekomen tegen deze fictieve weigering.
1.4
Op 27 maart 2014 heeft de inspecteur een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 27 maart 2014 te Willemstad zijn verschenen de voornoemde gemachtigde en [B] namens belanghebbende, alsmede mr. [C] namens de Inspecteur.
1.6
Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende vormt samen met [N.V. 1] en [N.V. 2] een groep gelieerde vennootschappen; beide laatstgenoemde vennootschappen treden voor klanten op als trustkantoor.
2.2
Sinds het jaar 2005 is het personeel van de groep ondergebracht in een vennootschap, te weten belanghebbende; belanghebbende voert tevens de loonadministratie ten behoeve van de groep. Aan de groepsvennootschappen worden loonkosten en de hiermee gepaard gaande kosten van de administratie, zonder winstopslag, doorberekend.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of ter zake van de aan de tot de groep behorende vennootschappen in rekening gebrachte kosten als bedoeld onder 2.2, het leerstuk van de "kosten voor gemene rekening" kan worden toegepast.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende is van mening dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat er sprake is van "kosten voor gemene rekening".
4.2
Primair is belanghebbende van mening dat de naheffingsaanslag is opgelegd in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, omdat zij niet bekend was met de voorwaarden voor toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening en met de wijze waarop er getoetst zou worden of belanghebbende de van de met haar gelieerde vennootschappen ontvangen bedragen onbelast mocht ontvangen omdat er sprake zou zijn van kosten voor gemene rekening.
4.3
Subsidiair is belanghebbende van mening dat er geen sprake is van een voor de omzetbelasting belastbare prestatie.
4.4
Meer subsidiair is belanghebbende van mening dat zij voldoet aan de voorwaarden die aan de kosten voor gemene rekening worden gesteld.
4.5
De Inspecteur is van mening dat de aanslag terecht is opgelegd omdat er sprake is van vergoedingen voor verrichte diensten. Er is volgens haar geen sprake van kosten voor gemene rekening.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Artikel 2 van de Landsverordening omzetbelasting 1999 luidt:
Onder de naam omzetbelasting wordt een belasting geheven ter zake van:
a.
de leveringen van goederen en verrichtingen van diensten, welke in het heffingsgebied door ondernemers in het kader van hun onderneming worden verricht;
b.
(...).
5.2
Ter zake van het begrip `kosten voor gemene rekening' heeft de Hoge Raad overwogen (Hoge Raad 21 november 2008, nr. 43930, ECLI:NL:HR:2008:BC3696, BNB 2009/41):
"Vooropgesteld dient te worden dat van kosten voor gemene rekening sprake is indien kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers die in eerste instantie door een van hen worden betaald en voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de bedoelde ondernemers worden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten alien volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaat (zie HR 23 april 1997, nr. 32 166, BNB 1997/301). In een zodanig geval hebben de omgeslagen kosten niet het karakter van een vergoeding in de zin van de Wet. Van kosten voor gemene rekening is geen sprake indien de ondernemer die de kosten betaalt niet een deel van de prestaties die zijn verworven, geniet dan wel de ondernemer die de kosten betaalt alle kosten aan de andere deelnemer(s) doorberekent zonder daarvan zelf een deel te dragen. De verhouding waarin kosten voor gemene rekening onder de deelnemende ondernemers worden verdeeld, dient voorts de grootte van ieders aandeel in de verworven prestaties te weerspiegelen."
5.3
De Raad zal deze jurisprudentie volgen. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, dient aldus aannemelijk te maken dat sprake is van kosten die weliswaar in eerste instantie door haarzelf werden betaald, doch vervolgens voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de groepsvennootschappen (inclusief belanghebbende) werden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten alle betrokken vennootschappen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aanging.
5.4
De Raad is van oordeel dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een overeenkomst met voornoemde inhoud had gesloten met de andere groepsvennootschappen. Zij heeft geen enkel bewijsstuk terzake overgelegd en (ook ter zitting) geen nader bewijs van haar stellingen aangeboden. Het leerstuk van kosten voor gemene rekening kan derhalve niet worden toegepast. Belanghebbende had ter zake van de aan de groepsvennootschappen doorbelaste kosten omzetbelasting in rekening moeten brengen en afdragen.
5.5
Belanghebbendes beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan haar niet baten. Dat zij niet met de voorwaarden voor toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening bekend was, kan de Inspecteur niet worden. verweten. De door belanghebbende verrichte diensten zijn belast op grond van het hiervoor onder 5.1 genoemde wetsartikel; dat er, indien de feiten anders zouden zijn geweest, wellicht sprake zou zijn geweest van "kosten voor gemene rekening" maakt dit niet anders.
5.6
Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep van belanghebbende ongegrond is en dat de onderhavige naheffingsaanslag dient te worden gehandhaafd.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op door mrs. M.T. Boerlage, voorzitter, G.J. van Muijen en E.F. Faase, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mr. B. Jussen en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2015.