Voetnoten
1.Wet van 12 juli 1962, Stb. 288, gewijzigd bij de Wet van 5 juni 1975, Stb. 381, Kluwer, Ned. Wetgeving A, XI-48, ed. S. & J. nr. 78, 4e dr. 1982.
2.Kluwer, t.a.p., XI-48g, ed. S. & J. nr. 104-II, 14e dr., 4e gecumuleerde aanvulling 1985, p. 454. In deze uitgaven is niet de, wel in het Staatsblad (1984, 233) gepubliceerde, nota van toelichting opgenomen.
3.De a.m.v.b. berust tevens op art. 14, dat voorziet in het aanbrengen van waarschuwingstekens, maar dat aspect speelt in deze zaak geen rol.
4.Stcrt. van 6 juni 1984, 109, met korte toelichting.
5.1 september 1982, ed. S. & J. 104-II (t.a.p.), p. 376.
6.Ed. S. & J. 104-II (1982), p. 305
7.Inleidende dagvaarding, p. 7, laatste al. van nr. 7.b, c.q. p. 5, nr. 6.
8.Vonnis president verkort opgenomen in KG 1984, 231, arrest hof in KG 1985, 178.
9.Resp. gesteld door de leden Lambers-Hacquebard, De Boois en Stoffelen en door de leden De Boois en Jansen. Zitting 1980–1981, Aanhangsel van de Handelingen, p. 733/4 resp. 925.
10.De heer Waalkens. Zitting 1981, Aanhangsel Handelingen, p. 401.
11.Verslag, d.d. 2 maart 1983, Kamerst. 17600/XIV, nr. 36, p. 5–9.
12.Overgelegd namens de twee landbouwvliegers-verenigingen bij ongedateerde akte in prima. Het advies vermeldt slechts de maand, maar niet de datum van uitbrenging.
13.Overgelegd bij de in noot 12 genoemde akte.
14.Verslag, p. 5. De heer Te Veldhuis zou daaraan volgens het verslag hebben toegevoegd: ‘’en dat is een groot voorbeeld’’. Hij zal wel ‘’voordeel’’ gezegd hebben.
15.Advies overgelegd bij de in noot 12 genoemde akte.
16.Dit ontwerp is met het advies van de Raad van State gepubliceerd (Bijvoegsel Stcrt. 1984, 112 (Stb. 1984, 233)).
17.Een term uit het tussenbericht van de Commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (Commissie-Geelhoed).
18.Dergelijke toetsing vond reeds plaats vóór het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 4330); zie de conclusie van de a.-g. Polis.
19.HR 24 januari 1969, NJ 1969, 316, met een belangrijke noot van H. Drion; zie voorts W.C.L. v.d. Grinten in AA 1969, p. 269 e.v.
20.HR 20 maart 1960, NJ 1960, 274, m.nt. W.F. Prins.
21.Staat/LSV: HR 1 juli 1983, NJ 1984, 360, m.n. M. Scheltema.
22.HR 6 mei 1983, NJ 1984, 361, m.n. M. Scheltema. De casuspositie vertoonde bijzonderheden, waardoor het kon lijken dat van een beslissing sui generis sprake was.
23.NJ 1984, p. 1335, l.k.
24.HR 7 maart 1979, NJ 1979, 319, m.nt. M. Scheltema, BNB 1979/125, m.n. H.J. Hofstra (terugwerkende kracht is hier aanvaard, maar de HR heeft wel een ‘’schot voor de boeg’’ gegeven); CRvB 20 oktober 1983, AB 1984, 100, m.n. v.E. (vakantie-uitkering gepensioneerden); de CRvB had al veel eerder uitgemaakt dat verlaging van financiële aanspraken van overheidspersoneel met terugwerkende kracht, niet rechtmatig is en aanleiding gaf tot onverbindendverklaring van de desbetreffende bepaling (van algemene strekking): 31 oktober 1935, AB 1936, p. 168. Vgl. J.H. v.d. Meide in NJB 1980, p. 1053.
25.HR 29 juni 1928, NJ 1928, p. 1138, m.n. E.M. Meijers; hierin werd beslist dat de zorgvuldigheidsnorm voor de toepassing van art. 1401 niet gold voor de overheid, handelend als zodanig.
26.Vgl. Onrechtmatige Daad (losbl.) VII, nrs. 124, 125 en 132. Zie ook V.d. Burg/Cartigny/Overkleeft-Verburg, Rechtsbescherming tegen de overheid, 1985, p. 149–154.
27.Asser-Rutten, De verbintenis uit de wet (Asser-serie 4-III), 1983, p. 251.
28.HR 20 december 1940, NJ 1941, 365 en 366, beide m.n. E.M. Meijers.
29.Literatuur: C.A.J.M. Kortmann in Regel en praktijk (Van Wijnbergen-bundel), 1979, p. 66 e.v.; M.R. Mok in Recht op scherp (W. Duk-bundel), 1984, p. 68 e.v.; I.C. van der Vlies, Het wetsbegrip en beginselen van behoorlijke wetgeving (prft. U.v.A.), 1984, p. 68 e.v.; J.M. Kan in Non ex regula (V.d. Hoeven-bundel), 1985, p. 74; E.A. Alkema, Een meerkeuzetoets, rede, 1985, p. 17; J.A.E. v.d. Does en J.L. de Wijkerslooth, Onrechtmatige Overheidsdaad (Monografieën NBW, B. 48), p. 62 e.v., A. Bloembergen in WPNR (5709) 1984, p. 527; V.d. Burg c.s., t.a.p. (noot 26), p. 107/8; J.H. van Kreveld in Staatskundig Jaarboek 1985, p. 307 e.v. Zie voorts de literatuurvermeldingen in de conclusie van mijn ambtgenoot Van Soest in de c.o.m. bij het in noot 22 genoemde Bullenbaai-arrest.
30.HR 18 april 1967, NJ 1967, 442, AA 1968, p. 229, m.n. H.J.M. Jeukens.
31.Zie de bespreking van literatuur pro en contra in de c.o.m. (mr. Biegman-Hartogh) in de zaak 6695 rek. In die zaak is nog geen uitspraak gedaan. De bedoelde passage is als bijlage aan de onderhavige conclusie gehecht.
32.Zie bijv. Van der Vlies, t.a.p., p. 188 (die spreekt van algemene beginselen van behoorlijke regelgeving) en J.A.M. van Angeren in Kracht van wet (Van Eykern-bundel), 1984, p. 63 e.v.
33.Zie bijv. V.d. Does/De Wijkerslooth in de in noot 29 genoemde monografie.
34.CBB 2 april 1985, AB 1986, 17, m.n. J.H. van Kreveld.
35.Zie bijv. HR 17 december 1980, BNB 1981/46, m.n. H.J. Hofstra.
36.Zie c.o.m. bij het in noot 35 genoemde arrest, BNB p. 267, regel 42–47.
37.Minister Veldkamp (Sociale Zaken en Volksgezondheid), Handelingen Tweede Kamer, 13 maart 1962, p. 3693 rk.
38.Kamerst. 6014, nr. 3, p. 6 lk.
39.Kamerst. 6014, nr. 5, p. 2 rk., 3e al.
40.Ibidem, p. 4 rk.
41.De minister van L. & V.
42.M.v.a., t.a.p., p. 3 lk./rk. Cursivering door mij aangebracht - M.
43.Uit de gedingstukken en de pleidooien in cassatie heb ik overigens de indruk gekregen dat de stelling dat het merendeel van de percelen niet meer uit de lucht bespoten zou kunnen worden óók op een indirect effect berust. Dat bestaat daarin dat de meeste percelen aan een beschermd object grenzen. Afhankelijk van de windrichting kan dan een strook van 50 of 100 meter niet uit de lucht bespoten worden. Dit moet vanaf de grond gebeuren hetgeen ertoe kan leiden dat dan op grond van economische overwegingen het gehele perceel van de grond bespoten wordt. In cassatie moet echter uitgegaan worden van de feitenvaststellingen zoals het hof die heeft gedaan, met dien verstande dat de Staat in onderdeel 1 van het principale middel juist tegen de onderhavige feitenvaststellingen een motiveringsklacht heeft aangevoerd. Zie hierna, onder nummer 5.4.
44.Zie bijv. art. 5 Wet administratieve rechtspraak bedrijfsorganisatie, art. 8 Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen.
45.Vgl. G.H.A. Schut, Onrechtmatige daad volgens BW en NBW, 1986, p. 24 e.v., alsmede J.A.E. v.d. Does/J.L. de Wijkerslooth, Onrechtmatige Overheidsdaad, 1985, p. 67 e.v. en de daar geciteerde verdere literatuur.