ECLI:NL:PHR:1999:AA2932
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van den Berge
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraken inzake brandstoffenbelasting en teruggaaf van belastingbedrag
In deze zaak gaat het om een nadere conclusie van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad inzake de brandstoffenbelasting van 1993. De zaak betreft een geschil tussen X B.V. en de staatssecretaris van Financiën over de heffing van brandstoffenbelasting op minerale oliën. De Procureur-generaal stelt dat er onduidelijkheid bestaat over de toepassing van Europese richtlijnen met betrekking tot accijnzen en indirecte belastingen, met name in binnenlandse situaties. De conclusie is een aanvulling op een eerdere conclusie van 4 november 1998 en is ingegeven door een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) van 10 juni 1999. Dit arrest betreft een Zweedse belasting op brandstofgebruik voor binnenlands vliegverkeer en roept vragen op over de verhouding tussen verschillende richtlijnen die van toepassing zijn op accijnzen en indirecte belastingen. De Procureur-generaal concludeert dat de heffing van brandstoffenbelasting in strijd is met de Europese regelgeving, en dat de klachten van de belanghebbende in cassatie slagen. Hij adviseert de Hoge Raad om de uitspraken van het Hof en de Inspecteur te vernietigen en teruggaaf van het betaalde belastingbedrag van ƒ 38.831,04 te gelasten.