ECLI:NL:PHR:1999:AA3863
Parket bij de Hoge Raad
- M. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake de inkomstenbelasting en de vervreemding van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen de uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 30 januari 1998, waarin de belanghebbende, die een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule had verkocht, in geschil was met de staatssecretaris van Financiën over de belastingheffing op de afkoopwaarde van de polis. De belanghebbende had de verzekering verkocht aan B, die vertegenwoordigd werd door C en D. De koopsom van ƒ 131.635 werd door de notaris ontvangen, maar de belanghebbende had de transactie afgesloten om belastingheffing te vermijden. De inspecteur van de Belastingdienst vorderde het bedrag van ƒ 131.635 terug van de belanghebbende, wat leidde tot een bezwaar dat door het hof werd afgewezen. In cassatie betwist de belanghebbende de uitspraak van het hof met motiveringsklachten, terwijl de staatssecretaris een vertoogschrift indiende. De Hoge Raad concludeert dat de klachten ongegrond zijn en bevestigt de uitspraak van het hof, waarbij het hof oordeelt dat de belanghebbende de polis in werkelijkheid niet heeft vervreemd, maar deze zelf heeft afgekocht, en dat de afkoopsom als inkomen moet worden aangemerkt.