ECLI:NL:PHR:2002:AD5202
Parket bij de Hoge Raad
- Fokkens
- Rechtspraak.nl
Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door brandstichting
In deze zaak gaat het om de veroordeling van de verdachte door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan het slachtoffer. De feiten dateren van 4 februari 1998, toen het slachtoffer met een bromfiets aan de hand de trap naar kelderboxen afliep. Tijdens deze actie viel de dop van de benzinetank en kwam er benzine op zijn linkerbeen. De verdachte zou op dat moment aanwezig zijn geweest en heeft volgens de aanklacht opzettelijk een brandende aansteker bij de trainingsbroek van het slachtoffer gehouden, waardoor deze in brand vloog en het slachtoffer ernstige brandwonden opliep. De verdachte heeft echter verklaard dat het een ongeluk was en dat hij niet opzettelijk handelde.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk in brand steken van het slachtoffer, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde door de aansteker bij de broek van het slachtoffer te houden. De straf die het Hof oplegde, was echter meer in lijn met onvoorzichtig handelen dan met opzet. Dit roept vragen op over de consistentie van de uitspraak, vooral omdat de strafmotivering lijkt te wijzen op een gebrek aan opzet, terwijl het Hof de opzettelijke handeling wel heeft vastgesteld.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in cassatie aangevoerd dat het Hof ten onrechte het verweer van de verdachte, dat hij geen opzet had, heeft verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet het juiste criterium heeft gehanteerd voor opzet en dat de bewijsmiddelen niet voldoende zijn om te concluderen dat de verdachte zich bewust was van de kans dat de broek vlam zou vatten. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling.