ECLI:NL:PHR:2002:AE1735

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02047/01 A
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Fokkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van een gedetineerde verdachte die ontvlucht is en de aanzegging van de behandeling van het cassatieberoep niet in persoon heeft ontvangen

In deze zaak is de verdachte, die gedetineerd was, veroordeeld door het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Hij heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld voor de dienende dag. Dit zou normaal gesproken leiden tot niet-ontvankelijkheid in het cassatieberoep. Echter, de vraag rijst of de aanzegging van de behandeling van het cassatieberoep op de juiste wijze is geschied, gezien de verdachte ontvlucht was en de aanzegging niet persoonlijk kon worden overhandigd.

De relevante wetgeving, artikel 11 lid 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba, stelt dat aanzeggingen en kennisgevingen op de gebruikelijke wijze moeten geschieden. De specifieke wijze van aanzegging is geregeld in de artikelen 642 tot en met 647 van het Antilliaanse en Arubaanse wetboek. De gevolgen van het niet naleven van deze voorschriften zijn vastgelegd in artikel 647 lid 1, dat bepaalt dat de betekening nietig is als deze niet overeenkomstig de voorgeschreven artikelen heeft plaatsgevonden.

In deze zaak is er, na een mislukte poging om de aanzegging op het Nederlandse adres van de verdachte te overhandigen, een afschrift van de aanzegging door de griffier van de Rechtbank te Den Haag naar dat adres verzonden. Aangezien er geen bekend adres op de Nederlandse Antillen was, is de betekening volgens artikel 643 lid 7 SvNA geschied. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep.

Conclusie

Nr. 02047/01/A
Mr. Fokkens
Zitting 2 april 2002
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is veroordeeld door het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld c.q. laten instellen, maar voor de dienende dag in cassatie zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld. Dit zou betekenen dat hij niet-ontvankelijk is in het door hem ingestelde beroep in cassatie, ware het niet dat de vraag rijst of de aanzegging van de behandeling van het cassatieberoep op de juiste wijze is geschied.
2. Kenmerkend voor deze zaak is dat de verdachte gedetineerd was en is ontvlucht, waardoor uitreiking van de aanzegging van de dag van behandeling van het cassatieberoep niet in persoon kon worden gedaan.
3. Artikel 11 lid 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba bepaalt dat aanzeggingen en kennisgevingen geschieden op de in de Nederlandse Antillen en Aruba gebruikelijke wijze. De wijze waarop aanzeggingen moeten geschieden is zowel in het Antilliaanse als in het Arubaanse wetboek geregeld in de artikelen 642 tot en met 647. De regelingen zijn identiek. De gevolgen van het niet in acht nemen van de voorschriften voor de uitreiking staan in art. 647 lid 1 luidende:
De betekening is nietig, indien de uitreiking niet heeft plaatsgehad overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 643, 644 en 646 SvNA.
4. In deze zaak is, nadat vergeefs was gepoogd de aanzegging uit te reiken op het Nederlandse adres van verdachte dat in de stukken van het geding staat, een afschrift van de aanzegging door de griffier van de Rechtbank te Den Haag verzonden naar dat adres. Nu uit de stukken van het geding niet blijkt van een bekend adres op de Nederlandse Antillen, is daarmee de betekening geschied conform het bepaalde in art. 643 lid 7 SvNA.
5. Ik concludeer dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,