ECLI:NL:PHR:2006:AZ1705
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Wortel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij executie van een in eerste aanleg opgelegde straf
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verzoeker, die was veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair vijftien dagen hechtenis, had tijdig appèl ingesteld tegen de uitspraak van de Politierechter. De advocaat van de verzoeker, mr. V.P.J. Tuma, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd over de verwerping van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Dit verweer was aanvankelijk gesteund door de advocaat-generaal en was gebaseerd op de stelling dat het OM in strijd met artikel 557 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de straf had laten tenuitvoergelegen, terwijl er nog een rechtsmiddel was aangewend.
Het Hof overwoog dat de omstandigheid dat een in eerste aanleg opgelegde straf, met miskenning van artikel 557 Sv, wordt tenuitvoergelegd terwijl daartegen tijdig een rechtsmiddel is aangewend, niet meebrengt dat de bevoegdheid om de vervolging voort te zetten vervalt. De Hoge Raad oordeelde dat het middel faalt en dat de zaak zich leent voor afdoening met een korte motivering, zoals bedoeld in artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.