1 In de bekendmaking van de WOZ-beschikking is vermeld de naam X CV, maar blijkens de overige stukken uit het dossier behelst dit een verschrijving.
2 De WOZ-beschikking is klaarblijkelijk aan de C.V. bekendgemaakt overeenkomstig artikel 24 van de Wet, alhoewel zij gezien het tot het dossier behorende uittreksel uit het kadastrale register van 8 oktober 2004 niet de eigenaresse van de onroerende zaken was.
3 Kamerstukken II 1982/83, 17 653, nr. 6, p. 3.
4 Kamerstukken II 1982/83, 17 653, nr. 9, p. 4.
5 Handelingen II 1982/83, 30, p. 1104.
6 Kamerstukken I 1982/83, 17 653, nr. 63a, p. 3-4.
7 Kamerstukken I 1991/92, 21 591, nr. 82b, p. 2-3.
8 Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, p. 15.
9 Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, p. 44.
10 Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 6, p. 36.
11 Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 6, p. 16.
12 Koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit onderbouwing en uitvoering waardebepaling Wet waardering onroerende zaken, Stb. 1994, 954, p. 5-6.
13 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 1994, nr. WV94/552M, Stcrt. 1994, 252, p. 29 en 32.
14 Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, p. 10 (MvT).
15 Kamerstukken II 1992/1993, 22 885, nr. 3, p. 37 (MvT).
16 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 1994, nr. WV94/552M, Stcrt. 1994, 252, p. 29.
17 Waarderingsinstructie 1995. Regels voor de onderbouwing en de uitvoering van de waardebepaling naar waardepeildatum 1 januari 1995 in het kader van de Wet WOZ, 's-Gravenhage: Waarderingskamer 1996, p. 113.
18 Waarderingsinstructie 1995, 's-Gravenhage: Waarderingskamer 1996, p. 120-122. Zie ook: Waarderingsinstructie 1999, Den Haag: Waarderingskamer 1998, p. 126 en 145-146.
19 "De WOZ gewaardeerd". Rapport van de Waarderingskamer over het evaluatie-nderzoek van de Wet WOZ, Den Haag: Waarderingskamer 1999, p. 237.
20 HR 7 juni 2000, nr. 34.985, BNB 2000/230.
21 V-N 2003/33.23.
22 M.P. van der Burg, G. Groenewegen & F.J.H.L. Makkinga, Wegwijs in de gemeentelijke belastingheffing en de Wet WOZ, Den Haag: Koninklijke Vermande 2001, p. 33.
23 J. Hoogland en L.Y. Gramsbergen, Handboek WOZ-procedures, Deventer: Kluwer 2002, p. 76.
24 Waarderingsinstructie 2005, Den Haag: Waarderingskamer 2004, p. 83.
25 Waarderingsinstructie 2005, Den Haag: Waarderingskamer 2004, p. 38.
26 Blijkens de colofon is het 'Kenniscentrum WOZ (...) een samenwerking van dienstverleners, die zich tot doel stelt het instandhouden en bevorderen van de kennis en expertise van de uitvoering van de Wet WOZ. Daartoe behoort het analyseren van stichtingskosten en het opstellen van taxatiewijzers.' In het voorwoord wordt aangegeven dat '[b]ij het opstellen van de taxatiewijzer is uitgegaan van de criteria die het LTO stelt aan taxatiewijzers.'
27 Taxatiewijzer Windturbines waardepeildatum 2003, z.p.: Kenniscentrum WOZ 2004, p. 10.
28 Taxatiewijzer Windturbines waardepeildatum 2003, z.p.: Kenniscentrum WOZ 2004, p. 15. Nagenoeg letterlijk overgenomen in: Taxatiewijzer en kengetallen. Deel 12. Windturbines. Waardepeildatum 1 januari 2005, z.p.: Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2005, p. 10.
29 Taxatiewijzer en kengetallen. Deel 12. Windturbines. Waardepeildatum 1 januari 2005, z.p.: Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2005, p. 20.
30 Taxatiewijzer Windturbines waardepeildatum 2003, z.p.: Kenniscentrum WOZ 2004, p. 20. Nagenoeg letterlijk overgenomen in: Taxatiewijzer en kengetallen. Deel 12. Windturbines. Waardepeildatum 1 januari 2005, z.p.: Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2005, p. 8.
31 Taxatiewijzer en kengetallen. Deel 12. Windturbines. Waardepeildatum 1 januari 2005, z.p.: Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2005, p. 9.
32 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 7 mei 1986, nr. 686/522, Stcrt. 1986, 92, p. 8 en 13.
33 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 december 1983, nr. 683/1684, Stcrt. 1983, 253, p. 8-9, zoals deze gerectificeerd is in Stcrt. 1984, 11, p. 2 en gewijzigd bij Regeling van 2 mei 1985, Stcrt. 1985, 86, p. 7 (zie tekstplaatsing in Stcrt. 1985, 115, p. 5 en 16).
34 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 december 1987, nr. 687/2036, Stcrt. 1987, 250, p. 12-15.
35 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 16 mei 1990, nr. WJA/JZ 90048389, Stcrt. 1990, 98, p. 6-9, zoals deze aangevuld is bij Regeling van 6 augustus 1990, Stcrt. 1990, 152, p. 2 en gewijzigd bij Regeling van 2 oktober 1990, Stcrt. 1990, 211, p. 12.
36 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 20 december 1990, nr. WJA/JZ 90121842, Stcrt. 1990, 251, p. 13.
37 Regeling van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 december 1990, nr. WJA/JZ 90121762, Stcrt. 1990, 252, p. 8-9.
38 Regeling van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 december 1991, nr. 91109158, Stcrt. 1991, 250, p. 32-33, zoals deze gewijzigd is bij Regeling van 27 maart 1992, Stcrt. 1992, 63, p. 17.
39 Stb. 1991, 767.
40 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 8 december 1992, nr. 92089091, Stcrt. 1992, 239, p. 12.
41 Koninklijk besluit van 30 maart 1993, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ter bevordering van windenergie (Besluit subsidies windenergie), Stb. 1993, 187, gewijzigd bij Koninklijk besluiten van 2 maart 1994, Stb. 1994, 177 en van 8 maart 1995, Stb. 1995, 147.
42 Koninklijk besluit van 30 maart 1993, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ter bevordering van windenergie (Besluit subsidies windenergie), Stb. 1993, 187, p. 8.
43 Kabinet-Kok. Keuzen voor de toekomst, z.p.: Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 1994, p. 73.
44 Kamerstukken II 1994/95, 23 900 XII, nr. 6, p. 4-5.
45 Kamerstukken II 1994/95, 24 242, nr. 1, p. 2-3 en 5.
46 Koninklijk besluit van 20 december 1996, houdende intrekking van het Besluit subsidies windenergie, Stb. 1997, 18, p. 2.
47 Kamerstukken II 1994/95, 24 250, nr. 3, p. 17.
48 Kamerstukken II 1995/96, 24 250, nr. 6, p. 23.
49 Kamerstukken II 1995/96, 24 250, nr. 6, p. 25 (NV II).
50 Kamerstukken II 1997/98, 25 689, nr. 3, p. 33-34 (MvT).
51 Stb. 1991, 426.
52 Kamerstukken II 1988/98, 20 872, nr. 3, p. 3.
53 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 juli 1991, nr. MBB08791018, Stcrt. 1991, 166, p. 14-16, zoals die gewijzigd is bij Regeling van 22 juni 1992, Stcrt. 1992, 117, p. 14-17, bij Regeling van 18 december 1992, Stcrt. 1992, 249, p. 28-33, bij Regeling van 9 december 1993, Stcrt. 1993, 248, p. 6-13, bij Regeling van 23 december 1994, Stcrt. 1994, 249, p. 32-40, bij Regeling van 5 december 1995, Stcrt. 1995, 240, p. 16, bij Regeling van 21 december 1995, Stcrt. 1995, 251, p. 28, bij Regeling van 20 december 1996, Stcrt. 1996, 249, p. 32, bij Regeling van 17 december 1997, Stcrt. 1997, 245, p. 52 en bij Regeling van 16 december 1998, Stcrt. 1998, 245, p. 30.
54 De aangehaalde wettekst was sinds de inwerkingtreding slechts gewijzigd voor wat betreft de genoemde geldbedragen. Bij Wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb. 1997, 732) werd het maximumbedrag van in aanmerking te nemen energie-investeringen verhoogd van ƒ 50.000.000 tot ƒ 200.000.000. In de Bijstellingsregeling 1998 (Stcrt. 1997, 246, p. 18) en de Bijstellingsregeling 1999 (Stcrt. 1998, 244, p. 22) werden alle geldbedragen vervolgens gecorrigeerd in verband met de inflatie.
55 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 1996, nr. WDB96/638M, Stcrt. 1996, 248, p. 18, zoals die gewijzigd is bij Regeling van 18 december 1997, Stcrt. 1997, 250, p. 20.
56 Kamerstukken II 1996/97, 25 052, nr. 3, p. 3-4.
57 Kamerstukken II 1996/97, 25 052, nr. 3, p. 15.
58 Kamerstukken II 1996/97, 25 052, nr. B, p. 2-3.
59 Kamerstukken II 1996/97, 25 052, nr. B, p. 3.
60 Kamerstukken II 1996/97, 25 052, nr. 7 p. 11-12.
61 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 25 juni 1997, nr. WJA/JZ 97036217, Stcrt. 1997, 122, p. 8.
62 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 5 maart 1998, nr. WJA/JZ 97081049, Stcrt. 1998, 46, p. 6, zoals deze gewijzigd is bij Regeling van 31 maart 1998, Stcrt. 1998, 67, p. 7, bij Regeling van 1 oktober 1998, Stcrt. 1998, 189, p. 7 en bij Regeling van 18 december 1998, Stcrt. 1998, 248, p. 17.
63 Bij Regeling van de Minister van Economische Zaken van 18 december 1998, nr. WJA/JZ 98076426, Stcrt. 1998, 248, p. 17 zijn de subsidieplafonds voor het in 1999 verlenen van subsidies vastgesteld op respectievelijk ƒ 20.000.000 en ƒ 7.500.000.
64 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 5 maart 1998, nr. WJA/JZ 97081049, Stcrt. 1998, 46, p. 6.
65 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 5 maart 1998, nr. WJA/JZ 97081049, Stcrt. 1998, 46, p. 6.
66 Regeling van de Minister van Economische Zaken van 5 maart 1998, nr. WJA/JZ 97081049, Stcrt. 1998, 46, p. 6.
67 Aanhangsel Handelingen II 1999/00, nr. 977.
68 Raad voor de Jaarverslaggeving, Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor grote en middelgrote rechtspersonen, Deventer: Kluwer 2005, p. 890-893.
69 S. Böhmer e.a. (red), Ernst & Young Handboek Jaarrekening 2006, z.p.: Ernst & Young 2006, p. 169.