1 HR 8 februari 2002, nr. 36 155, na conclusie A-G Van Kalmthout, BNB 2002/184, met noot I.J.J. Burgers VN 2002/9.11, FED 2002/235, m.nt. A.O. Lubbers, NTFR 2002/253, m.nt. M.B. Lucas Luijckx.
2 Gerechtshof te `s-Hertogenbosch 16 juni 2005, nrs. 02/05160 en 02/05161, NTFR 2005/995.
3 Dit is de basis die de A-G Van Kalmthout voorstond.
4 Vgl. T. Bender en F.A. Engelen, 'Hinken op twee gedachten in een driehoekssituatie. Een beschouwing naar aanleiding van HR 8 februari 2002, nr. 36 155, BNB 2002/184c*', WFR 2002/1461.
5 Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen gesloten te `s-Gravenhage op 3 maart 1970, Trb. 1970, 67 en gewijzigd op 4 maart 1992, Trb. 1992, 68.
6 Art. 24, derde lid, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen gesloten te `s-Gravenhage op 8 mei 1990, Trb. 1990, 86.
7 Art. 22, derde lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen gesloten te `s-Gravenhage op 27 september 1993, Trb. 1993, 160.
8 Art. 23, derde lid, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Federatieve Republiek Brazilië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen gesloten te Brasilia op 8 maart 1990, Trb. 1990, 67.
9 In art. 23, vierde lid, van het verdrag Nederland-Brazilië wordt de eerste limiet (de door Brazilië geheven bronbelasting) voor interest fictief gesteld op 20% van de interest. Dit is een tax sparing credit, zonder welke Brazilië's investeringsstimulansen in de vorm van het afzien van zijn bronheffingen de buitenlandse investeerders niet zou baten, maar wegbelast zouden worden door de woonstaat van de investeerder.
10 Besluit van 21 december 1989, Stb.594, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989, zoals dit besluit is gewijzigd bij de Besluiten van 7 november 1991, Stb. 577, 23 december 1994, Stb. 964 en 5 juli 1997, Stb. 334.
11 Vgl. A.H. Boekhoudt, 'Royalty's via een vaste inrichting', WFR 1992/1152, onderdeel 3.2.
12 Zie het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 21 juni 1996, nr. IFZ96/619M, BNB 1996/292. Dit was de weg die de A.-G. Van Kalmthout wilde inslaan.
13 Vgl. T. Bender, 'Enkele aspecten van de grondslageis in de voorkoming van dubbele belasting', WFR 1999/1107.
14 Dit volgens sommigen mogelijk in weerwil van de goede verdragstrouw, zie T. Bender en F.A. Engelen, a.w., onderdeel 4 en O. Kroon, 'Hoge Raad 8 februari 2002: de goede trouw jegens de bronstaat, non-discriminatie en dubbele belasting in een triangular case', MBB 2002/236.
15 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat ter voorkoming van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen, gesloten te `s-Gravenhage op 12 november 1951, Trb. 1951, 148, gewijzigd op 22 juni 1966, Trb. 1966, 177.
16 Art. 24, paragraaf 1, onder 3e, laatste volzin van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, gesloten te Brussel op 19 oktober 1970, Trb. 1970, 192.
17Art. 23, lid 3, laatste volzin, aanhef en sub b van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, gesloten te Canberra op 17 maart 1976, Trb. 1976, 41
18 T. Bender, 'Enkele aspecten van de grondslageis in de voorkoming van dubbele belasting', WFR 1999/1107.
19 Zie ook HR 11 maart 1992, nr. 26 101, na conclusie A-G Verburg, BNB 1992/170, met noot Den Boer, HR 9 maart 1994, nr. 29 252, BNB 1994/126 en HR 27 augustus 1997, nr. 31 652, na conclusie plv. P-G Van Soest, BNB 1998/2, met noot Wattel.
20 Art. XVIII, paragraaf 2 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada ter vermijding van dubbele belasting en ter voorkoming van het ontgaan van belasting met betrekking tot belasting van inkomsten, gesloten te Ottawa op 2 april 1957, Trb. 1957, 61.
21 Art. 24, aanhef en onderdeel A, lid 3, van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, gesloten te Parijs op 16 maart 1973, Trb. 1973, 83.
22 T. Bender, 'Enkele aspecten van de grondslageis in de voorkoming van dubbele belasting', WFR 1999/1107.
23 Zie de vorige voetnoot.
24 Onderdeel 5.7 van zijn conclusie voor HR BNB 2002/184.
25 Onderdeel 8 van haar noot in BNB 2002/184.
26 Zie voor de vraag naar eventuele verschillen in resultaat T. Bender en F.A. Engelen, a.w., onderdeel 5.
27 Vgl. ook de aantekening onder het arrest in V-N 2002/9.11.
28 Overeenkomst tussen de regering van het koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot het vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing, gesloten te Brussel op 19 oktober 1970, Trb. 1970, 192.
29 Bij Resolutie van 10 mei 1995, nr. 8, BNB 1955/195, is de eerste limiet vervat onder letter a van deze verrekeningsbepaling buiten werking gesteld. Bij Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 december 1997, nr. IFZ97/1491M, BNB 1998/76, is deze Resolutie buiten werking gesteld met betrekking tot passieve v.i.'s.
30 Zowel bij vrijstelling als bij verrekening komt negatief buitenlands resultaat ten laste van de winst. De vrijstelling bedraagt nihil; de verrekening eveneens. Dit volgt uit de evenredigheidsbreuk c.q. de tweede verrekeningslimiet (die in wezen hetzelfde doel en mechanisme inhouden). Voor de buitenlandse verliezen die de winst verminderd hebben, geldt een inhaalregeling. Die inhaalregeling kan net zo worden toegepast bij verrekening als bij vrijstelling, die alsdan pas weer verleend wordt nadat met nieuw buitenlands positief inkomen de eerdere grondslagreducties zijn ingelopen.
31 Dit is overigens ook de situatie in het verdrag Nederland-Zwitserland (zie onderdeel 5.7 van de conclusie van mijn ambtsgenoot Van Kalmthout in de zaak HR BNB 2002/184) en de situatie in het arrest van het HvJ EG in de zaak Gilly (HvJ EG 12 mei 1998, zaak C-336/96 (Gilly/ Directeur des Services Fiscaux du Bas-Rhin), na conclusie Ruiz-Jarabo Colomer, Jur. EG 1998, blz. I-2793, BNB 1998/305, met noot Burgers.), betreffende het Franse verrekeningsstelsel, dat neerkwam op verrekening van de Franse toerekenbare belasting in plaats van de Duitse geheven belasting.
32 Vgl. de onderdelen 9.9-9.11 van de conclusie van de A-G Van Kalmthout in BNB 2002/184.