dhr. prof.mr. P.J. Wattel

De Hoge Raad oordeelt dat de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting ook geldt voor de verkrijging van aandelen bij splitsing, mits deze samenhangt met de splitsing.

De zaak betreft de overdracht van OZR-aandelen tussen vastgoedfondsen met dezelfde beheerder. De concernvrijstelling is in geschil, waarbij de inspecteur stelt dat de economische belangen bij de participanten liggen. De rechtbank en het hof oordelen dat de vrijstelling van toepassing is, maar de staatssecretaris gaat in cassatie.

De zaak betreft de kwalificatie van Braziliaanse Interest on Net Equity (IoNE) onder het belastingverdrag Nederland-Brazilië. De rechtbank oordeelde dat IoNE als dividend moet worden aangemerkt, wat door het Gerechtshof werd bevestigd. De staatssecretaris ging in cassatie, maar de Procureur-Generaal adviseerde om het beroep ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de kwalificatie van Braziliaanse Interest on Net Equity (IoNE) onder het belastingverdrag Nederland-Brazilië. Het Gerechtshof oordeelde dat IoNE als dividend moet worden aangemerkt, ondanks de Braziliaanse fiscale behandeling.

De zaak betreft de kwalificatie van Braziliaanse Interest on Net Equity (IoNE) onder het belastingverdrag Nederland-Brazilië. De Procureur-Generaal adviseert het cassatieberoep ongegrond te verklaren, omdat IoNE als dividend moet worden aangemerkt.

De zaak betreft de kwalificatie van de Braziliaanse IoNE in het belastingverdrag Nederland-Brazilië, met implicaties voor belastingheffing en tax sparing credit.

De zaak betreft de vraag of de belanghebbende als onroerende-zaakrechtspersoon kan worden aangemerkt voor de overdrachtsbelasting. De rechtbank oordeelt dat C en D een eigen belang in de OG BVs moeten hebben voor consolidatie, wat niet het geval is.

De zaak betreft de vraag of de herbouw van een hotel op Sint Maarten na orkaan Irma in aanmerking komt voor belastingvrijstelling. De Minister heeft dit afgewezen, wat door het Hof is bevestigd.

De zaak betreft de fiscale kwalificatie van een calloptie op een 93%-belang in een vennootschap en de aftrekbaarheid van de oprenting van de passiefpost. Het Hof oordeelde dat de oprenting aftrekbaar is, terwijl de Staatssecretaris cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat de bedrijfsopvolgingsvrijstelling niet van toepassing is bij overdracht van aandelen in een OZR door rechtspersonen, omdat de wettekst alleen verkrijging door natuurlijke personen vrijstelt.

De zaak betreft de vennootschapsbelastingplicht van een gemeente voor reclameconcessies en hypotheekportefeuille. Het Hof oordeelde dat het normaal vermogensbeheer was, terwijl de Staatssecretaris in cassatie ging.

De zaak betreft de zorgvrijstelling voor een BV die zorginstellingen exploiteert. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar het Gerechtshof oordeelde dat de wetgever de voorwaarden dynamisch kan aanpassen. De Procureur-Generaal adviseert het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de aftrekbaarheid van licentievergoedingen door [X] B.V. aan een Antilliaanse SPF voor softwaregebruik, met vragen over zakelijkheid en persoonlijke belangen van aandeelhouders.

De zaak betreft de belastingheffing van onzakelijk hoge licentievergoedingen bij aandeelhouder [X] van [B] BV, met vragen over verkapte winstuitdelingen en navorderingstermijnen.

De zaak betreft de belastingheffing van onzakelijk hoge licentievergoedingen bij de aandeelhouders van een BV en de rol van kwade trouw. De belanghebbende stelt dat zij niet betrokken was bij de BV, maar het Hof oordeelt dat zij zich bewust had moeten zijn van de vermogensverschuiving.

De belanghebbende meent recht te hebben op een verlaagd tarief van 2% overdrachtsbelasting voor een pand dat als woning is aangemerkt, maar rechtbank en hof oordelen dat het pand zijn woning-aard heeft verloren door verbouwingen tot kantoor.

De staatsraad advocaat-generaal P.J. Wattel heeft een conclusie gepresenteerd over artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid, dat de verplichting van bestuursorganen om persoonlijke beleidsopvattingen te verstrekken bij formele bestuurlijke besluitvorming behandelt.

De zaak betreft de fiscale behandeling van factoring fees en de toepassing van de verlengde navorderingstermijn in het belastingrecht. Het hof oordeelt dat de inspecteur onvoldoende aanknopingspunten had voor navordering.

De zaak betreft de aftrekbaarheid van een liquidatieverlies na de liquidatie van [A] B.V. De Inspecteur weigerde de aftrek op basis van artikel 13d(4) Wet Vpb, wat door de belanghebbende werd betwist. Het Hof oordeelde dat de wetgever de toepassing van deze bepaling nauwkeurig heeft afgebakend en dat de weigering van aftrek terecht was.

De Hoge Raad behandelt de vraag of [X] B.V. voldoet aan de voorwaarden voor het fbi-regime. De inspecteur betwist de toepassing van het regime vanwege een te ruime doelomschrijving. De zaak wordt verwezen voor feitelijk onderzoek.

De zaak betreft de vraag of [X] B.V. voldoet aan de eisen voor het fbi-regime, met discussie over onzakelijke aandeelhoudersleningen en de uitdelingsplicht.

De zaak betreft de ambtshalve oplegging van een vennootschapsbelastingaanslag vóór afloop van de aangiftetermijn. Het Hof oordeelt dat de inspecteur bevoegd was om de aanslag op te leggen en dat er geen schending van rechtsbeginselen is aangetoond.

De zaak betreft de verkoop van deelnemingen door [X] U.A. aan [D] Ltd. en de fiscale gevolgen van niet-betaalde koopsommen, waarbij de Inspecteur een zakelijke rente imputeert. De belanghebbende betwist dit en stelt dat het om een schijnlening gaat.

Cassatie over btw-fraude door verdachte B.V. in intra-EU leveringen. Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het cassatieberoep.

De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij btw-fraude via [A] BV, met een focus op de bewezenverklaring van onjuiste aangiften en valse facturen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep.

Cassatieberoep van een B.V. inzake btw-fraude, waarbij de verdachte eerder werd vrijgesproken maar in hoger beroep werd veroordeeld. De Procureur-Generaal verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Cassatieberoep van verdachte inzake btw-fraude; veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg; Procureur-Generaal adviseert verwerping van het beroep.

De zaak betreft btw-fraude waarbij de verdachte feitelijk leiding gaf aan onjuiste aangiften door [A] BV. De AG concludeert dat de bewezenverklaring voldoende is gemotiveerd en adviseert verwerping van het cassatieberoep.

De zaak betreft btw-fraude door [A] BV, waarbij de verdachte feitelijk leiding gaf aan onjuiste aangiften. De conclusie van de AG is dat het cassatieberoep ongegrond is.

De verdachte B.V. is betrokken bij btw-fraude en valsheid in geschrift. Het gerechtshof heeft haar veroordeeld tot een geldboete van € 95.000. Cassatie is ingesteld, maar de Procureur-Generaal adviseert tot verwerping.

Cassatie over btw-fraude door [A] BV, [B] BV en [C] BV, waarbij de verdachte als feitelijk leidinggever is veroordeeld voor valsheid in geschrift en onjuiste aangiften omzetbelasting.

De zaak betreft een vordering tot cassatie in het belang der wet over een belastingplichtige die in geschil is met de Inspecteur over een naheffingsaanslag winstbelasting. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang, omdat de belastingplichtige mocht vertrouwen op uitlatingen van de minister van Financiën dat aanslagen over 2017 en ouder 'gecanceld' zouden worden.

Het OM is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte wegens schending van de fiscale informatieplicht, omdat de Duitse autoriteiten geen toestemming hebben gegeven voor strafrechtelijk gebruik van uitgewisselde bankgegevens.

Het OM is in cassatie gegaan tegen de niet-ontvankelijkverklaring in de vervolging van de verdachte wegens schending van de fiscale informatieplicht. Het Hof oordeelde dat Duitse instemming vereist was voor gebruik van uitgewisselde gegevens voor strafvervolging.

Het OM is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte wegens schending van de fiscale informatieplicht, omdat de Duitse bankgegevens niet voor strafrechtelijke doeleinden gebruikt mochten worden zonder toestemming van de Duitse autoriteiten.

Hoge Raad verklaart OM niet-ontvankelijk in vervolging wegens informatieweigering op basis van Duitse bankgegevens. Uitleg belastingverdrag en instemming Duitse autoriteiten centraal.

Het OM is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging wegens schending fiscale informatieplicht. Het Hof oordeelde dat Duitse instemming vereist is voor strafrechtelijk gebruik van uitgewisselde bankgegevens.

Het OM is in cassatie gegaan tegen de niet-ontvankelijkverklaring in de vervolging wegens schending van de fiscale informatieplicht. Het Hof oordeelde dat Duitse instemming vereist was voor strafvervolging op basis van uitgewisselde bankgegevens.

Het Hof verklaart het OM niet-ontvankelijk in vervolging wegens schending fiscale informatieplicht, vanwege het ontbreken van Duitse instemming voor strafrechtelijk gebruik van uitgewisselde gegevens.

Het OM is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte wegens schending van de fiscale informatieplicht, omdat de Duitse autoriteiten geen toestemming gaven voor strafrechtelijk gebruik van uitgewisselde gegevens.

Het OM is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte wegens het niet verstrekken van fiscale informatie, met als kern de uitleg van het belastingverdrag met Duitsland.

De zaak betreft de terugwerkende kracht van de reparatiewet verhuurderheffing en de eigendomsrechten van mede-eigenaren. De Procureur-Generaal concludeert dat de terugwerkende kracht niet onrechtmatig is en dat er geen sprake is van discriminatie van enig-eigenaren.

Class action van 56 verhuurderheffingsplichtigen over de rechtmatigheid van de verhuurderheffing 2019-2021; stellingen over eigendomsgrondrecht en discriminatie verworpen.

De zaak betreft de verkrijging van bouwkavels met een voormalige woning. De rechtbank en het hof oordelen dat geen 'woning' is verkregen, maar de procureur-generaal stelt dat de oude woning naar zijn aard bestemd is voor bewoning, waardoor het verlaagde tarief van toepassing is.

De zaak betreft de verkrijging van bouwkavels na verkaveling van een perceel met een te slopen woning. De belanghebbenden betogen recht te hebben op een verlaagd tarief van overdrachtsbelasting, maar rechtbank en hof oordelen dat geen 'woning' is verkregen.

Zaak betreft misslag in griffierechtvergoeding in hoger beroep; cassatieprocedure over griffierecht en proceskostenvergoeding. Belanghebbende is mogelijk niet-ontvankelijk in cassatie wegens gebrek aan machtiging.

De zaak betreft de vraag of verliezen van [X] B.V. na een aandeelhouderswijziging nog verrekenbaar zijn. De rechtbank en het Hof oordeelden dat de belanghebbende niet voldeed aan de inkrimpingstoets en voortzettingstoets, waardoor de verliezen niet meer verrekenbaar zijn.

De zaak betreft de vraag of de verkrijging van aandelen in [A] B.V. vrijgesteld is van overdrachtsbelasting na een ingrijpende verbouwing van een kantoorpand. De rechtbank en het hof oordelen dat er geen nieuw vervaardigd goed is ontstaan, wat de belanghebbende betwist.

De zaak betreft de fiscale behandeling van een voorwaardelijke betalingsverplichting in het kader van een driehoeksfusie. De Rechtbank en het Hof oordelen dat passivering niet mogelijk is en dat oprenting en valutaverlies geactiveerd moeten worden als kostprijs deelneming.

De zaak betreft de weigering van het nultarief op BTW en vergrijpboeten wegens betrokkenheid bij BTW-fraude. De belanghebbende betwist de rechtmatigheid van de besluiten op basis van schending van het recht op een eerlijk proces.