ECLI:NL:PHR:2008:BC8979

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/083HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • Mr. L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot teruggave van sieraden en riem in echtscheidingsprocedure

In deze echtscheidingsprocedure heeft de man, verzoeker tot cassatie, een verzoek ingediend tot het treffen van een nevenvoorziening, specifiek om de vrouw te veroordelen tot teruggave van een riem en sieraden die aan haar zijn geschonken bij de aanvang van hun huwelijk. De man baseert zijn verzoek op het Marokkaans recht, dat volgens hem van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime. De vrouw heeft het verzoek bestreden en gesteld dat de riem en sieraden van een neef van de man zijn geschonken.

Het hof heeft op 25 januari 2007 het verzoek van de man afgewezen. Het hof oordeelde dat op basis van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, het Nederlands recht van toepassing is. Het hof concludeerde dat de riem en de sieraden als privé-eigendom van de vrouw kunnen worden beschouwd, omdat deze aan haar cadeau zijn gedaan en derhalve geen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap.

De man heeft tijdig cassatie ingesteld met één middel, maar de vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. Het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de riem en de sieraden aan de vrouw verknocht zijn. De Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt wegens gebrek aan belang, aangezien het hof onbestreden heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is en dat er geen huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt. Zelfs als de riem en de sieraden niet als aan de vrouw verknocht zouden worden beschouwd, zou er geen regel van Nederlands recht zijn die de vrouw verplicht om deze aan de man terug te geven. De Hoge Raad bevestigt daarmee het oordeel van het hof en verwerpt het beroep.

Conclusie

Rek.nr. R07/083HR
Mr L. Strikwerda
Parket, 4 april 2008
conclusie inzake
[De man]
tegen
[De vrouw]
Edelhoogachtbaar College,
1. In deze echtscheidingsprocedure heeft thans verzoeker tot cassatie, hierna: de man, een verzoek gedaan tot het treffen van een nevenvoorziening als bedoeld in art. 827 lid 1, aanhef en onder b, Rv.
2. De verzochte nevenvoorziening betrof - naar het hof kennelijk heeft begrepen - mede veroordeling van thans verweerster in cassatie, hierna: de vrouw, om aan de man terug te geven een riem en sieraden die in het kader van het huwelijk aan de vrouw zijn geschonken. De man heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de vrouw - met toepassing van het Marokkaans recht op het huwelijksvermogensregime - de riem en de sieraden aan de man dient terug te geven.
3. De vrouw heeft het verzoek bestreden. Zij heeft gesteld dat zij de riem en de sieraden van een neef van de man geschonken heeft gekregen.
4. Het hof heeft bij beschikking van 25 januari 2007 het verzoek van de man afgewezen. Het hof overwoog dat op grond van art. 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime (Verdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130) Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime (r.o. 4.17) en dat niet is gebleken van tussen partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden (r.o. 4.18). Voorts overwoog het hof dat de riem en de sieraden als verknocht aan de vrouw kunnen worden beschouwd, aangezien deze aan haar cadeau zijn gedaan. Deze zaken maken derhalve geen deel uit van de huwelijksgemeenschap tussen partijen, maar zijn privé-eigendom van de vrouw. Het verzoek van de man tot teruggave moet dan ook worden afgewezen, aldus het hof (r.o. 4.19).
5. De man is tegen de beschikking van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
6. Het middel is met een rechtsklacht en subsidiair een motiveringsklacht gericht tegen het oordeel van het hof - in r.o. 4.19 - dat de riem en de sieraden als aan de vrouw verknocht zijn aan te merken, aangezien deze aan haar cadeau zijn gegegeven, en dat deze zaken derhalve geen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap.
7. Het middel faalt wegens gebrek aan belang. Het hof heeft - onbestreden in cassatie - geoordeeld dat Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen en dat partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Ook indien - anders dan het hof heeft geoordeeld - zou moet worden aangenomen dat de riem en de sieraden niet als aan de vrouw verknocht zijn aan te merken, en dat deze zaken derhalve ingevolge de hoofdregel van art. 1:94 lid 1 BW deel uitmaken van de algehele gemeenschap van goederen waarin partijen zijn gehuwd, brengt geen regel van Nederlands recht mee dat de vrouw gehouden is de riem en de sieraden aan de man terug te geven. Het oordeel van het hof dat het verzoek van de man niet kan worden toegewezen, is derhalve - wat er ook zijn van de gronden waarop het hof tot zijn oordeel is gekomen - juist.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,